In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2017. De rechtbank Limburg had eerder op 27 december 2023 het gezag van de moeder beëindigd en een gecertificeerde instelling (GI) benoemd tot voogd. De moeder, die in hoger beroep ging, was het niet eens met deze beslissing. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 mei 2024 was de moeder niet aanwezig, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. Het hof heeft de argumenten van de moeder, de Raad voor de Kinderbescherming en de GI gehoord. De moeder voerde aan dat zij bereid was om hulp te accepteren en dat het in het belang van het kind zou zijn als zij het gezag zou behouden. De raad en de GI stelden echter dat de moeder niet in staat is om voor het kind te zorgen en dat het belang van het kind in gevaar is als het gezag bij de moeder blijft. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen binnen een aanvaardbare termijn. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van het kind voorop staat. De beslissing om het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen, is in het belang van de ontwikkeling en stabiliteit van het kind.