ECLI:NL:GHSHE:2024:1878

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
200.337.064_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake gezamenlijk gezag over minderjarige na hoger beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vader verzoekt om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind, geboren in 2019, terwijl de moeder zich verzet tegen dit verzoek. De vader heeft eerder vervangende toestemming gekregen om het kind te erkennen en heeft een ruime omgangsregeling. De moeder vreest dat gezamenlijk gezag zal leiden tot problemen in de communicatie en dat de vader zich grenzeloos opstelt. Het hof heeft de zaak behandeld op 8 mei 2024 en heeft besloten dat er onvoldoende informatie is om een eindbeslissing te nemen. Het hof volgt het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om een raadsonderzoek te gelasten, waarbij de communicatie tussen de ouders en de mogelijkheden voor gezamenlijk gezag worden onderzocht. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 6 november 2024, om de resultaten van het raadsonderzoek af te wachten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 juni 2024 (bij vervroeging)
Zaaknummer: 200.337.064/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/409124 / FA RK 23-2063
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. K. van Doorn,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. M.H. Aalmoes.
Deze zaak gaat over
[minderjarige] ( [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 30 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 januari 2024, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, zo nodig onder aanvulling of verbetering van de rechtsgronden: het verzoek van de vader om te bepalen dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] voortaan aan partijen gezamenlijk toekomt, alsnog toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 4 maart 2024, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, dan wel dit hoger beroep ongegrond te verklaren of af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 mei 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. R. van Kerkhof, waarnemend voor mr. Van Doorn;
-de moeder, bijgestaan door mr. Aalmoes;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 25 oktober 2023.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Tijdens deze relatie is [minderjarige] geboren.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 november 2021 is aan de vader vervangende toestemming verleend om [minderjarige] te erkennen. De vader heeft [minderjarige] op 22 mei 2023 erkend.
3.3.
[minderjarige] woont bij de moeder.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader om hem gezamenlijk met de moeder te belasten met het gezag over [minderjarige] afgewezen.
4.2.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. Er is geen reden om af te wijken van het uitgangspunt van de wetgever dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het gezag over hun kind. De rechtbank lijkt ten onrechte de communicatieproblematiek ten grondslag te leggen aan de afwijzing van het verzoek van de vader. De ouders hebben een turbulente relatie gehad waarin sprake is geweest van huiselijk geweld. Tijdens de recente detentie van de vader, voor een delict dat geen betrekking had op de moeder, heeft de vader stappen gezet onder meer door gesprekken met de pastoor te hebben en cursussen te volgen, waaronder een cursus ART. Inmiddels is de vader uit detentie en ook zijn traject bij de reclassering is succesvol afgerond.
De relatie tussen de ouders is inmiddels een paar jaar verbroken. De ouders hebben hun relatie echter niet zorgvuldig afgehecht waardoor het op dit moment moeilijk is om zonder hulp de onderlinge communicatie te verbeteren. De manier waarop de ouders op dit moment met elkaar communiceren, voornamelijk via advocaten, is niet toekomstbestendig en niet in het belang van [minderjarige] . De vader wil met de moeder als ouders communiceren over [minderjarige] .
De vader heeft een ruime omgangsregeling met [minderjarige] , maar hij wil zijn rol als vader volledig invullen. Hij wil bijvoorbeeld ook worden betrokken bij school(keuzes) en doktersafspraken. Er dreigt geenszins een onaanvaardbaar risico (meer) dat bij toewijzing van het gezamenlijk gezag [minderjarige] op enig moment klem of verloren raakt tussen de ouders als er belangrijke beslissingen over haar genomen dienen te worden. De vader staat open voor hulpverlening zodat hij kan laten zien dat hij gezamenlijk met de moeder belast kan worden met het gezag. Er dient hulp te komen voor de onderlinge communicatie. De vader stemt dan ook in met het advies van de raad om een raadsonderzoek te gelasten.
5.2.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De kern van de afwijzing van het verzoek van de vader is niet de gebrekkige communicatie. Het gaat erom dat als het verzoek van de vader wordt toegewezen, de situatie zal ontstaan waarin de vader zich grenzeloos opstelt richting de moeder. De vader doet dit nu al, terwijl hij nog geen gezag heeft. De vader heeft er geen begrip voor dat de moeder doorgaat met haar leven. De vader kan de moeder niet loslaten en dat boezemt de moeder angst in. De moeder heeft voor zichzelf hulp gezocht via de POH-GGZ. Zij staat nu drie maanden op de wachtlijst voor behandeling bij een psycholoog. Er heeft nog geen intake plaatsgevonden waardoor het nog onduidelijk is hoe het (behandel-)traject van de moeder zal worden vormgegeven.
De moeder geeft de vader een ruime rol in het leven van [minderjarige] . Er is sprake van een uitgebreide omgangsregeling. Gezamenlijk gezag is echter van een andere orde.
Op dit moment vindt het contact tussen partijen veelal plaats via de advocaten. Zelfs over simpele aangelegenheden ontstaan problemen in de relatie met de vader, ondanks de tussenkomst van de advocaten. De vader moet geen enkele ruimte krijgen voor zijn inbreng, want een en ander leidt alleen maar tot oeverloze discussies. Bij gezamenlijk gezag zal [minderjarige] klem of verloren raken. Bij gezamenlijk gezag zal de vader de afspraken niet nakomen of deze ter discussie stellen waardoor de moeder niet kan handelen. De moeder heeft betwijfelt of de situatie met inzet van hulpverlening zal verbeteren. De moeder vreest dat zij en [minderjarige] als proefkonijnen worden ingezet om te kijken of de vader is veranderd.
Tijdens de mondelinge heeft de moeder het hof primair verzocht een eindbeschikking te geven en subsidiair het hof verzocht een raadsonderzoek gelasten, met dien verstande dat het wenselijk is dat de vader in de tussentijd voor zichzelf hulpverlening inschakelt om te kijken hoe richting de toekomst stappen kunnen worden gezet.
5.3.
De raad adviseert – samengevat – als volgt. Het is duidelijk dat binnen de relatie van de ouders het nodige is voorgevallen. Hoewel de angst van de moeder invoelbaar is, is ook gebleken dat de visies van de ouders over hoe de afgelopen periode is verlopen uiteenlopen. De vader wil een grotere rol in het leven van [minderjarige] , terwijl de moeder bang is dat de vader een manier zoekt om weer in haar leven te komen. Zolang de angst van de moeder op de voorgrond blijft staan, belemmert dit de onderlinge communicatie. Of de vader wel of geen gezag heeft over [minderjarige] , er is een rol voor hem weggelegd in het leven van [minderjarige] .
Bij een raadsonderzoek kan in kaart worden gebracht of en zo ja welke belemmeringen er zijn om de vader mede te belasten met het gezag over [minderjarige] . Het nog te starten behandeltraject van de moeder vormt geen belemmering voor het starten van het raadsonderzoek. Of dit behandeltraject van invloed is op het (kunnen geven van) advies door de raad, kan de raad op dit moment niet voorspellen.
5.4.
Het hof overweegt als volgt.
5.4.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.4.2.
Het hof acht zich, anders dan de rechtbank, op dit moment onvoldoende voorgelicht om een eindbeslissing te kunnen geven. Het hof licht dit oordeel als volgt toe.
5.4.3.
Als gevolg van de turbulente relatie tussen partijen, waarin sprake is geweest van huiselijk geweld, is de communicatie tussen partijen verstoord geraakt en heeft de moeder een forse angst ontwikkeld voor de vader. Ondanks deze omstandigheden vervult de vader een grote rol in het leven van [minderjarige] . Tussen de vader en [minderjarige] bestaat een ruime omgangsregeling, die los van de communicatie daarom heen goed verloopt.
Partijen overleggen al geruime tijd met tussenkomst van de advocaten. Voor zover partijen rechtstreeks met elkaar communiceren, ontstaan ruis en irritatie. De vader stelt in dat kader terecht dat deze vorm van communicatie niet toekomstbestending is en niet in het belang van [minderjarige] . Tot op heden is niet ingezet op verbetering van de onderlinge communicatie en verstandhouding, onder meer vanwege de angst van de moeder voor de vader. Hierdoor kan het hof (nog) niet beoordelen of en in hoeverre verbetering van de situatie mogelijk is en of de ouders (in de toekomst) in staat dienen te worden geacht tot gezamenlijke gezagsuitoefening. Gelet hierop volgt het hof het advies van de raad om een raadsonderzoek te gelasten. In dit raadsonderzoek dient gelet op de zorgelijke communicatie en de angst van de moeder, bijzondere aandacht te zijn voor de vraag – kort gezegd – in hoeverre partijen in staat moeten worden geacht om (in de toekomst) op een structurele en constructieve manier met elkaar te communiceren.
Concreet verzoekt het hof de raad een onderzoek in te stellen en te rapporten en adviseren over in ieder geval de volgende vragen:
- in hoeverre dienen partijen in staat te worden geacht om op een structurele en constructieve manier te communiceren, waarbij partijen oog hebben voor de eigen manier van communiceren en die van de ander en hoe zij daarmee kunnen omgaan?
- welke mogelijkheden en belemmeringen ziet de raad voor gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige] ?
- wat acht de raad nodig om de eventuele belemmeringen weg te nemen?
- wat is het advies van de raad ten aanzien van het gezag?
- welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in het kader van voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
5.4.4.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak vijf maanden aanhouden, om de resultaten en het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Indien de raad daartoe aanleiding ziet, kan de raad eerder een terugkoppeling aan het hof geven. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
5.5.
Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

6.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 5.4.3. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaten van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 6 november 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M.J. Peters, E.M.C. Dumoulin en M.E.M. Beijersbergen en is op 6 juni 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier