Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
[minderjarige] ( [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
5.De beoordeling
De relatie tussen de ouders is inmiddels een paar jaar verbroken. De ouders hebben hun relatie echter niet zorgvuldig afgehecht waardoor het op dit moment moeilijk is om zonder hulp de onderlinge communicatie te verbeteren. De manier waarop de ouders op dit moment met elkaar communiceren, voornamelijk via advocaten, is niet toekomstbestendig en niet in het belang van [minderjarige] . De vader wil met de moeder als ouders communiceren over [minderjarige] .
Tijdens de mondelinge heeft de moeder het hof primair verzocht een eindbeschikking te geven en subsidiair het hof verzocht een raadsonderzoek gelasten, met dien verstande dat het wenselijk is dat de vader in de tussentijd voor zichzelf hulpverlening inschakelt om te kijken hoe richting de toekomst stappen kunnen worden gezet.
Bij een raadsonderzoek kan in kaart worden gebracht of en zo ja welke belemmeringen er zijn om de vader mede te belasten met het gezag over [minderjarige] . Het nog te starten behandeltraject van de moeder vormt geen belemmering voor het starten van het raadsonderzoek. Of dit behandeltraject van invloed is op het (kunnen geven van) advies door de raad, kan de raad op dit moment niet voorspellen.
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
- in hoeverre dienen partijen in staat te worden geacht om op een structurele en constructieve manier te communiceren, waarbij partijen oog hebben voor de eigen manier van communiceren en die van de ander en hoe zij daarmee kunnen omgaan?
- welke mogelijkheden en belemmeringen ziet de raad voor gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige] ?
- wat acht de raad nodig om de eventuele belemmeringen weg te nemen?
- welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in het kader van voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?