ECLI:NL:GHSHE:2024:1881

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
200.308.489_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om omgangsregeling tussen moeder en kinderen met veroordeling in proceskosten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om een omgangsregeling vast te stellen tussen haar en haar kinderen. De moeder, die in principaal hoger beroep is gegaan, heeft verzocht om een regeling voor contact met haar kinderen, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. De vader, die verweerder is in het principaal hoger beroep, heeft aangegeven dat de moeder in het verleden onbetrouwbaar is geweest en dat er sinds 2019 geen stabiel contact is geweest tussen de moeder en de kinderen. Het hof heeft in zijn beoordeling het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming betrokken, waarin werd geadviseerd om het verzoek van de moeder af te wijzen. De Raad heeft vastgesteld dat de moeder meerdere keren onaangekondigd naar het buitenland is vertrokken en geen contact heeft onderhouden met de kinderen. Het hof heeft geconcludeerd dat het vaststellen van een omgangsregeling niet in het belang van de kinderen is, gezien de onbetrouwbaarheid van de moeder en het gebrek aan contact. Daarnaast heeft het hof de moeder veroordeeld in de proceskosten, omdat zij zonder kennisgeving niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kosten zijn vastgesteld op € 1.557,-, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 juni 2024
Zaaknummer: 200.308.489/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/389583 / FA RK 21-4256
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.F.M. Gulickx,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoekster in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Özgül.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 4] (hierna: [minderjarige 4] ), geboren [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van dit hof van 2 februari 2023

Bij die beschikking heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) van 9 februari 2022 bekrachtigd voor zover daarbij is bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de vader toekomt. Daarnaast is het verzoek van de moeder met betrekking tot de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen afgewezen. Het hof heeft de raad voorts verzocht een onderzoek in te stellen naar, kort gezegd, de mogelijkheden van het vaststellen van een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen. De beslissing op het resterende verzoek ten aanzien van de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen en de kosten van de procedure is aangehouden tot pro forma 1 juli 2023.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft nadien ontvangen:
- het rapport van de raad van 6 oktober 2023, ingekomen bij het hof op 11 oktober 2023;
- de e-mail van de advocaat van de moeder van 18 oktober 2023;
- het V6-formulier van 17 november 2023, met bijlage, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
6.2.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 april 2024. Omdat de samenstelling van de raadsheren die de tussenbeschikking hebben gewezen van
2 februari 2023 is gewijzigd, heeft de voortgezette mondelinge behandeling plaatsgevonden in een nieuwe samenstelling. In die nieuwe samenstelling wordt deze beschikking ook gewezen. Partijen zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling geïnformeerd over de rechterswisseling.
Bij de mondelinge behandeling op 22 april 2024 zijn gehoord:
  • de advocaat van de moeder;
  • de advocaat van de vader;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
6.2.1.
De moeder en de vader zijn, zonder kennisgeving vooraf, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
6.3.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid zijn mening kenbaar te maken. [minderjarige 1] heeft hiervan gebruik gemaakt en heeft het hof op 13 januari 2024 een brief gestuurd. De voorzitter heeft tijdens de mondelinge behandeling de inhoud van deze brief zakelijk weergegeven waarna partijen de gelegenheid hebben gekregen daar op te reageren.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Uit het rapport van de raad blijkt - samengevat - het volgende. Het vaststellen van een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen is niet in het belang van de kinderen omdat er sinds 2019 geen stabiel en betrouwbaar contact is geweest tussen de moeder en de kinderen. De moeder is meerdere keren onaangekondigd voor langere tijd naar het buitenland vertrokken, is toen voor de kinderen niet bereikbaar geweest en zij heeft geen contact onderhouden met de kinderen. Sinds de terugkeer van de moeder uit Egypte is hier geen verandering in gekomen. De moeder dient hulpverlening te zoeken om zich te laten adviseren over hoe zij een betrouwbare rol in het leven van de kinderen kan spelen, voordat er aan een eventueel contactherstel gewerkt kan worden.
7.2.
Namens de vader is het volgende aangevoerd. De moeder heeft sinds de vorige zitting bij het hof geen pogingen ondernomen om contact te onderhouden met de kinderen en/of de vader. Het heeft de kinderen veel verdriet gedaan dat de moeder in het verleden onbetrouwbaar is geweest. Het is van belang dat de moeder hulpverlening krijgt om aan zichzelf te werken, zodat nadien eventueel gekeken kan worden hoe het vertrouwen bij de kinderen weer opgebouwd kan worden. De vader zal daar zijn medewerking aan verlenen.
7.3.
Namens de moeder is het volgende aangevoerd. Het doet de moeder verdriet dat er geen contact is tussen de moeder en de kinderen. De moeder had gehoopt dat de raad na het onderzoek met het advies zou komen een contactregeling vast te stellen tussen de moeder en de kinderen.
7.4.
Het hof overweegt als volgt.
7.4.1.
Artikel 1:377a lid 1 BW bepaalt dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouder of met degene tot wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.
Op grond van het tweede lid van artikel 1:377a BW stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
7.4.2.
Evenals de rechtbank, en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en waardering overneemt en tot de zijne maakt is het hof van oordeel dat het verzoek van de moeder om een omgangsregeling vast te stellen tussen de moeder en de kinderen moet worden afgewezen. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
7.4.3.
De raad heeft in zijn rapport van 6 oktober 2023 geadviseerd het verzoek van de moeder om een omgangsregeling vast te stellen tussen de moeder en de kinderen af te wijzen. De moeder heeft zich in het verleden namelijk dermate onbetrouwbaar opgesteld richting de kinderen, waardoor het vertrouwen van de kinderen in de moeder ernstig is geschaad. De moeder is immers meerdere keren zonder de kinderen onaangekondigd naar het buitenland (Egypte) vertrokken en heeft in die perioden geen contacten onderhouden met de kinderen. Voorts staat vast dat de moeder een vijfde kind heeft gekregen in Egypte.
Ook toen de moeder voor een korte periode terug was in Nederland is er geen structureel contact geweest tussen de moeder en de kinderen. De vader heeft hierover verklaard dat de moeder met regelmaat de gemaakte afspraken op het laatst heeft afgezegd. Ook heeft de moeder, volgens de vader, de afgelopen periode geen contact gezocht met de kinderen en/of de vader. Voorts is niet gebleken dat de moeder het advies van de raad om hulpverlening te zoeken voor zichzelf bij het [instantie] heeft opgevolgd.
Aangezien de moeder tijdens de mondelinge behandeling bij het hof niet is verschenen, heeft het hof de moeder niet kunnen bevragen over de huidige stand van zaken. De advocaat van de moeder heeft bovendien aangegeven dat het hem niet bekend is waar de moeder op dit moment verblijft en dat zij bovendien geruime tijd geen contact hebben gehad. Gelet hierop is een (recent) inhoudelijk standpunt van de moeder het hof niet bekend.
Op dit moment acht het hof, gelet op voornoemde omstandigheden, het vaststellen van een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen niet in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . De kinderen mogen niet nogmaals blootgesteld worden aan de teleurstelling en emotionele schade die voortkomt uit de handelswijze van de moeder. De moeder lijkt ook niet te beseffen wat de impact is van haar komen en gaan op de kinderen. Daar komt nog bij dat een eventuele vast te stellen omgangsregeling in praktische zin niet uitvoerbaar is, omdat onbekend is waar de moeder op dit moment verblijft.
7.4.4.
Zoals de raad heeft beschreven ligt de bal op dit moment bij de moeder. Het is aan haar om te laten zien dat zij een bestendige rol kan en wil spelen in het leven van de kinderen. De moeder dient hiertoe in ieder geval het advies van de raad op te volgen om hulpverlening te zoeken bij het [instantie] om aan zichzelf te werken. De vader heeft aangegeven bereid te zijn mee te werken aan een eventueel contactherstel indien de moeder de benodigde hulpverlening aangaat. Nu daar op dit moment geen sprake van is, zal het hof het verzoek van de moeder afwijzen.
Proceskosten
7.5.
De vader heeft verzocht de moeder te veroordelen in de proceskosten in beide instanties. De moeder heeft daar verweer tegen gevoerd en aangegeven dat zij recht en belang heeft bij de procedure die zij is gestart en het bovendien de vraag is of dat de situatie waarin de moeder verkeert haar kan worden verweten.
7.6.
Het hof ziet in de proceshouding van de moeder aanleiding om haar te veroordelen in een deel van de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt vast dat op 11 december 2023 namens de moeder om uitstel is verzocht voor de voortgezette mondelinge behandeling die aanvankelijk gepland stond voor 10 januari 2024. Namens de moeder is aangegeven dat de moeder in het buitenland verblijft en dat zij ‘’vanaf heden tot en met april 2024’’ is verhinderd. Iedere verdere toelichting ontbreekt. Het uitstelverzoek van de moeder is door het hof evenwel gehonoreerd en het hof heeft een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling gepland. De moeder is echter zonder bericht van verhindering niet verschenen op de (uitgestelde) mondelinge behandeling en er is bovendien geen contact geweest tussen de advocaat en de moeder, zodat ook de advocaat van de moeder het hof niet inhoudelijk heeft kunnen informeren over de recente stand van zaken rondom de moeder, terwijl het de moeder is die de procedure in eerste aanleg (en hoger beroep) is gestart. Dit betekent dat het hof hier de gevolgtrekking aan zal geven die het hof geraden acht.
7.7.
Het hof zal voor de hoogte van de proceskosten aansluiten bij het liquidatietarief voor civiele zaken (1 februari 2024) en gaat uit van tarief II van € 1.214,- per punt. De vader heeft een bedrag van € 343,- aan griffierecht betaald. Het hof zal de kosten vaststellen op 1 punt.
Dit betekent dat de kosten vastgesteld worden op:
  • griffierecht: € 343,-
  • 1 punt x tarief II € 1.214,-
------------- +
€ 1.557,-
Dit leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
wijst af het verzoek van de moeder om een omgangregeling vast te stellen tussen haar en [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] ;
veroordeelt de moeder in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de vader vastgesteld op € 1.557,- aan griffierechten en salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders verzochte af;
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, J.C.E. Ackermans-Wijn en
S.J. Vogels en in het openbaar uitgesproken door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn op 6 juni 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.