ECLI:NL:GHSHE:2024:1933

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
200.340.268_01 en 200.340.922_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige in jeugdzorg

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft twee hoger beroepen, ingediend door [minderjarige] en zijn moeder tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een machtiging tot gesloten jeugdhulp werd verleend. De rechtbank had eerder op 26 maart 2024 besloten dat [minderjarige] moest worden opgenomen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 26 maart 2024 tot 26 juni 2024. De advocaten van [minderjarige] en zijn moeder hebben in hun beroepschriften aangevoerd dat er geen redenen zijn voor een gesloten machtiging en dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn die nog niet zijn benut. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 mei 2024 zijn zowel [minderjarige] als zijn ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (de GI). Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen bij [minderjarige], die zijn ontwikkeling ernstig belemmeren. Het hof heeft de argumenten van de ouders en [minderjarige] overwogen, maar is tot de conclusie gekomen dat de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing noodzakelijk is. De ouders hebben geprobeerd hulp in de thuissituatie te krijgen, maar dit is onvoldoende gelukt. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en de verzoeken in hoger beroep afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 13 juni 2024
Zaaknummers : 200.340.268/01 en 200.340.922/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/328676 / JE RK 24-443
in de zaak in hoger beroep van (200.340.268/01):
[minderjarige],
thans verblijvende in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg [accommodatie] in [plaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. M. van Riet,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.E.A.H. Verstraelen,
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
En in de zaak in hoger beroep van (200.340.922/01):
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.E.A.H. Verstraelen,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[minderjarige],
thans verblijvende in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg [accommodatie] in [plaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. M. van Riet,
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedures (in beide zaken) gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort: deze zaak gaat over de machtiging voor het verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht , van 26 maart 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 18 april 2024, met producties, ingekomen bij het hof op 22 april 2024, heeft [minderjarige] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en te beslissen dat het verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp wordt afgewezen.
2.2.
Bij beroepschrift van 2 mei 2024, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek om een machtiging te verlenen om [minderjarige] te doen opnemen en te doen blijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 26 maart 2024 tot 26 juni 2024, af te wijzen.
2.3.
Het hof heeft voorts in beide zaken kennis genomen van:
- het V6-formulier van de advocaat van [minderjarige] , van 15 mei 2024, met bijlage, ingekomen bij het hof op 17 mei 2024;
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder, van 17 mei 2024, met bijlage, ingekomen bij het hof op 21 mei 2024.
2.4.
Gelet op de onderlinge samenhang heeft het hof tijdens de hierna te noemen mondelinge behandeling de verzoeken in hoger beroep van [minderjarige] (zaaknummer 200.340.268/01) en van de moeder (zaaknummer 200.340.922/01) gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld. Het hof doet in beide zaken in deze beschikking uitspraak.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 mei 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2].
2.6.1.
De raad is, met kennisgeving vooraf, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.6.2.
[minderjarige] heeft tijdens de mondelinge behandeling een brief voorgedragen en aan het hof overhandigd.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader is geboren:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] (België).
3.2.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
3.3.
[minderjarige] is onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 11 augustus 2023 tot
11 augustus 2024.
3.4.
Bij beschikking van 26 oktober 2023 heeft de rechtbank een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot
9 november 2023.
3.5.
Bij beschikking van 27 oktober 2023 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 10 november 2023. Bij beschikking van 8 november 2023 is deze machtiging met directe ingang opgeheven.
3.6.
Bij beschikking van 14 maart 2024 heeft de rechtbank een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 14 maart 2024 tot 28 maart 2024, onder aanhouding van de resterende termijn.
3.7.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank machtiging verleend om [minderjarige] op te nemen en te laten verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 26 maart 2024 tot 26 juni 2024.
3.8.
[minderjarige] en de moeder kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zijn hiervan, ieder afzonderlijk, in hoger beroep gekomen.
3.9.
[minderjarige] voert - samengevat - het volgende aan. [minderjarige] is het niet eens met zijn verblijf binnen de gesloten setting van [accommodatie] . [minderjarige] heeft het er erg zwaar en mist zijn familie. Er zijn geen redenen die een gesloten machtiging rechtvaardigen en er zijn minder ingrijpende mogelijkheden die nog niet zijn benut. De rust is namelijk wedergekeerd en [minderjarige] heeft zijn les geleerd. [minderjarige] wil hulp accepteren, als hij maar terug naar huis kan. Vanuit huis kan gewerkt worden aan observatie en diagnostiek. [minderjarige] betwist de aantijgingen met betrekking tot de incidenten binnen de gesloten setting of de lopende politieonderzoeken die de GI benoemt.
3.10.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. De moeder staat niet achter de machtiging gesloten verblijf van [minderjarige] . De ouders hebben geprobeerd de hulp in de thuissituatie van de grond te laten komen, maar dat is onvoldoende gelukt. De moeder staat open voor hulpverlening en samenwerking met de GI. Volgens de moeder moet opnieuw gekeken worden welke hulp er vanuit de thuissituatie van [minderjarige] ingezet kan worden om hem te helpen.
3.11.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. De vader staat achter de standpunten van [minderjarige] en de moeder. Het is het beste als [minderjarige] naar huis komt. De vader wil meewerken met de GI en staat open voor hulp. De vader vindt dat er tot nu toe te weinig hulp is geboden aan [minderjarige] binnen de gesloten setting.
3.12.
De GI voert - samengevat - het volgende aan. De machtiging gesloten verblijf is noodzakelijk voor [minderjarige] . Een open setting is eerder bij [instantie 2] geprobeerd, maar binnen vierentwintig uur na de opname is de situatie door toedoen van [minderjarige] geëscaleerd, moesten de groep en de school sluiten en moest [minderjarige] vertrekken. Er lopen op dit moment meerdere politieonderzoeken naar [minderjarige] , waaronder voor aanranding en mishandeling. Het hele gezin is geprioriteerd bij het Veiligheidshuis. Er zijn vele klachten uit de buurt waar het gezin woont.
Ondanks dat [minderjarige] één-op-één begeleiding krijgt binnen de gesloten setting blijven de incidenten zich voordoen. Zo heeft een meisje van de groep van [minderjarige] moeten verhuizen binnen [accommodatie] , omdat zij zich niet meer veilig voelde vanwege het gedrag van [minderjarige] . Ook heeft [minderjarige] zich bemoeid met een geschil dat hem niet aangaat. De grootste winst die de afgelopen periode is behaald is dat [minderjarige] inmiddels naar school gaat binnen [accommodatie] . Dit is een kleine groep, met zo min mogelijk prikkels, de zogenoemde ‘binnenschool’. Onderwijs op de ‘buitenschool’ is voor [minderjarige] gelet op zijn gedrag geen optie. [instantie 1] gaat op korte termijn binnen de gesloten setting onderzoek doen naar de algehele - en gewetensontwikkeling van [minderjarige] . Ook kijken zij naar wat hij nodig heeft om optimaal te kunnen ontwikkelen en wat het systeem moet doen om hem tot ontwikkeling te brengen.
De GI heeft ten slotte aangegeven dat de politie de eerder betrokken jeugdzorgwerkers recent heeft geadviseerd de zaak over te dragen aan het Veiligheidsteam van de GI vanwege zeer ernstig grensoverschrijdend gedrag vanuit [minderjarige] en zijn familie richting de jeugdzorgwerkers.
3.13.
Het hof overweegt het volgende.
3.13.1.
Gelet op het internationale karakter van de zaak overweegt het hof als volgt. De ouders en [minderjarige] hebben de Turkse nationaliteit. [minderjarige] is in België geboren. Het hof dient te beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Omdat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland ligt is de Nederlandse rechter bevoegd. Ook het Nederlands recht is van toepassing.
3.13.2.
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 van de Jeugdwet (Jw) is de minderjarige in zaken betrekking hebbende op jeugdhulp als bedoeld in artikel 6.1.2 Jw bekwaam om in rechte op te treden. Op die grond komt aan [minderjarige] een zelfstandig recht van hoger beroep toe.
3.13.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de rechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven.
Gelet op artikel 6.1.2 lid 2 Jw staat ter beoordeling of:
  • er bij [minderjarige] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, en;
  • de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken;
  • er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
3.13.4.
Een machtiging kan op grond van artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt. Vast staat dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld, zodat aan deze voorwaarde is voldaan.
3.13.5.
Tot slot behoeft het verzoek op grond van artikel 6.1.2 lid 5 Jw de instemming van een gedragswetenschapper die de minderjarige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. Ook aan deze voorwaarde is voldaan, gelet op de overgelegde verklaring van drs. [gedragswetenschapper] van 18 maart 2024.
3.13.6.
Aan de formele vereisten is, gelet op het voorgaande, aldus voldaan. De vraag die vervolgens ter beoordeling aan het hof voorligt, is of er voldaan is aan de (materiële) gronden voor een machtiging tot gesloten plaatsing van [minderjarige] , zoals genoemd in artikel 6.1.2 lid 2 Jw.
3.13.7.
Het hof is, evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen waardering en onderzoek overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat de machtiging tot opname van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 26 maart 2024 tot 26 juni 2024 op de goede gronden is verleend. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
3.13.8.
Ten tijde van de bestreden beschikking was er sprake van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmerden. Uit de stukken blijkt dat er bij [minderjarige] sprake is van een licht verstandelijke beperking en Gilles de la Tourette. [minderjarige] kan zijn acties niet overzien en impulsief reageren. [minderjarige] uit zich verbaal fors dreigend en is regelmatig agressief. Er zijn conflictsituaties in huis geweest, maar ook op school en in de buurt. Nadat [minderjarige] eerder via een spoedmachtiging uit huis was geplaatst bij [instantie 2], moest hij daar al binnen een dag vertrekken. [minderjarige] is toen gesloten geplaatst. Hoewel de rechtbank kort daarop de uithuisplaatsing van [minderjarige] heeft beëindigd om hem nog een kans te bieden om vanuit de thuissituatie passende hulp te aanvaarden zodat de situatie zou verbeteren, is gebleken dat de situatie van [minderjarige] thuis niet is verbeterd. [minderjarige] ging nog steeds niet naar school, had geen dagbesteding en de incidenten in de buurt bleven zich voordoen. De hulpverlening die voor [minderjarige] nodig was is in die tijd niet van de grond gekomen. Zo hadden ouders geen hulpvraag of kon de hulpverlening niet starten vanwege de complexiteit van de zaak of was de veiligheid in het geding door de opstelling van [minderjarige] . Gelet hierop was een gesloten plaatsing noodzakelijk en geschikt om te voorkomen dat [minderjarige] zich zou onttrekken aan de benodigde jeugdhulp, dan wel dat hij daaraan door anderen zou worden onttrokken.
[minderjarige] verblijft inmiddels ongeveer twee maanden binnen de gesloten setting van [accommodatie] . In de afgelopen periode is het gedrag van [minderjarige] geobserveerd. De komende periode zal [instantie 1] vanuit de gesloten setting waar [minderjarige] verblijft GGZ-diagnostiek bieden en onderzoeken welke hulp [minderjarige] nodig heeft. De algehele - en gewetensontwikkeling van [minderjarige] zullen daarbij worden onderzocht. Daar komt bij dat, dankzij de geslotenheid waar [minderjarige] nu verblijft, het gelukt is om [minderjarige] binnen de setting van [accommodatie] te laten starten op school.
Hoewel de ouders en [minderjarige] betogen dat het mogelijk is om onderzoek en behandeling van [minderjarige] te laten plaatsvinden vanuit de thuissituatie is het hof van oordeel dat er op dit moment geen omstandigheden zijn die maken dat dit veilig zou kunnen plaatsvinden. Er is in de thuissituatie geen verandering ten opzichte van de situatie ten tijde van de bestreden beschikking. Ondanks de aankondiging vanuit de advocaten ligt er geen concreet plan voor school / dagbesteding of hulpverlening van [minderjarige] vanuit huis. De enkele opmerking vanuit de ouders en [minderjarige] dat zij open staan voor alle hulpverlening of samen willen werken met de GI is in deze situatie onvoldoende. [minderjarige] heeft dringend diagnostiek en behandeling nodig en dat kan op dit moment alleen maar plaatsvinden via de geslotenheid van de setting waar hij nu verblijft.
Ook een verblijf op een open groep is op dit moment niet mogelijk. Zelfs binnen de gesloten setting baart het gedrag van [minderjarige] zorgen, gelet op onder meer het door de GI genoemde incident waarbij een meisje van dezelfde groep van [minderjarige] binnen [accommodatie] heeft moeten verhuizen vanwege het gedrag van [minderjarige] . Bovendien kan de veiligheidssituatie van de betrokken jeugdzorgwerkers van de GI niet onbenoemd blijven, aangezien zij hebben aangegeven vanwege de dreigende houding van [minderjarige] en zijn familie hun werkzaamheden te hebben moeten neerleggen. Dit onderstreept temeer waarom een gesloten setting noodzakelijk is.
Het hof benadrukt dat de hulpverleners handelen in het belang van [minderjarige] en dat zij in staat moeten worden gesteld om hun werk te kunnen doen. Verwacht wordt van [minderjarige] en de familie dat zij meewerken met de hulpverleners en het kan niet zo zijn dat dit werk door dreigende uitlatingen of concrete bedreigingen wordt ondermijnd.
Gelet op het voorgaande staat vast dat minder ingrijpende mogelijkheden op dit moment niet voorhanden zijn om de opgroei- en opvoedproblemen van [minderjarige] te behandelen. Dit alles betekent dat de machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van 26 maart 2024 tot 26 juni 2024 op de goede gronden is verleend.
3.13.9.
Gelet op het voorgaande dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd en de verzoeken in hoger beroep te worden afgewezen.

4.De beslissing

Het hof:
in de zaken 200/340.268/01 en 200.340.922/01
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht , van
26 maart 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, G.M. Goes en M. Jonker en is op
13 juni 2024 uitgesproken door mr. G.M. Goes in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.