In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor de betrokkene, geboren in 2005. De vrouw, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Limburg van 17 augustus 2023 aangevochten, waarin mevrouw [de bewindvoerder] en [de mentor] B.V. als bewindvoerder en mentor waren benoemd. De vrouw heeft aangevoerd dat zij de zorg voor de betrokkene altijd heeft gehad en dat het logisch is dat zij als bewindvoerder en mentor wordt benoemd. De man, verweerder in principaal hoger beroep, heeft de vrouw in haar verzoeken niet-ontvankelijk verklaard en heeft zelf een verzoek gedaan om een andere bewindvoerder en mentor te benoemen. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 7 mei 2024 gehouden, waarbij de vrouw en haar advocaat, alsook de waarnemend advocaat van de man, aanwezig waren. De man, de bewindvoerder en de mentor waren niet verschenen, maar hadden zich afgemeld.
Het hof heeft overwogen dat de verstandhouding tussen de man en de vrouw verstoord is, wat mogelijk ook invloed heeft op de betrokkene. Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van de betrokkene is om een onafhankelijke bewindvoerder en mentor te benoemen. De vrouw heeft de voorkeur uitgesproken voor [kantoor 2] in [plaats 2] als bewindvoerder en mentor, terwijl de man [kantoor 1] in [plaats 1] heeft voorgesteld. Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de benoeming van de bewindvoerder en mentor en heeft [medewerker] van [kantoor 2] benoemd tot zowel bewindvoerder als mentor, met ingang van 27 juni 2024. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.