ECLI:NL:GHSHE:2024:1945

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
20-002786-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging met vrijheidsbeperkende maatregel en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de verdachte was veroordeeld voor belaging. De rechtbank had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Daarnaast was er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd in de vorm van een contactverbod met het slachtoffer en een gebiedsverbod voor de duur van 3 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die heeft verzocht om bevestiging van het vonnis, maar met aanpassing van de straffen en maatregelen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor bepaalde tenlastegelegde feiten en heeft verzocht om een lagere strafmaat. Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich gedurende een periode van bijna een jaar schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn voormalig bewindvoerster, ondanks herhaalde verzoeken van het slachtoffer om geen contact meer op te nemen.

Het hof heeft de opgelegde straffen en maatregelen herzien en heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Tevens is een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van 5 jaren, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte de grenzen van het slachtoffer ernstig heeft overschreden en dat zijn gedragingen een ernstige inbreuk hebben gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de ernst van de feiten en het risico op herhaling.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002786-22
Uitspraak : 5 juni 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 6 december 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-234210-21, 01-134267-22 en 01-155777-22, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte telkens ter zake van ‘belaging’ (het tenlastegelegde in de zaken met parketnummers 01-234210-21, 01-134267-22 en 01-155777-22) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren met daaraan als bijzondere voorwaarden verbonden een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting, waarbij aan de reclassering de opdracht is gegeven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Tevens is aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, opgelegd. De rechtbank heeft voorts een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in de vorm van een contactverbod met het slachtoffer en een gebiedsverbod voor de duur van 3 jaren opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank bevolen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met aanvulling van gronden, behoudens ten aanzien van de in dat vonnis opgelegde straf en maatregel en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren (zonder bijzondere voorwaarden) en een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel, in de vorm van een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer] en een locatieverbod (conform de in het reclasseringsadvies d.d. 7 mei 2024 genoemde locaties, waaronder het [locatie 1] ), voor de duur van 5 jaren zal opleggen, op straffe van 1 week hechtenis per overtreding met een maximum van 6 maanden hechtenis, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde onder 01-134267-22 en 01-155777-22. Tevens heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd en met betrekking tot de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht bepleit dat een eventueel locatieverbod zal worden beperkt.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust, met dien verstande dat de bewijsmiddelen worden verbeterd en aangevuld op de wijze als hierna is vermeld, behoudens de opgelegde straffen en maatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde in de zaken met parketnummers 01-134267-22 en 01-155777-22. Het hof verenigt zich met de bewijsoverwegingen van de rechtbank en het hof is gelet hierop van oordeel dat hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht geen nadere bespreking behoeft.
Ten slotte acht het hof het aangewezen om de door de rechtbank aangehaalde toepasselijke wettelijke voorschriften aan te vullen met artikel 38w van het Wetboek van Strafrecht. Om daarover geen misverstanden te laten bestaan, zal het hof alle toepasselijke wettelijke voorschriften hierna weergeven.
Verbetering en aanvulling van de bewijsmiddelen
Het hof is van oordeel dat het bewijsmiddel inhoudende de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2022 ten aanzien van de parketnummers 01-234210-21, 01-134267-22 en 01-155777-22 (opgenomen op pagina 13 van het vonnis) – gelet op de inhoud van het proces-verbaal van de in de zaak gehouden terechtzitting van de rechtbank van 22 november 2022 – verbetering behoeft en gelet daarop vervangt het hof de inhoud van dit bewijsmiddel met het navolgende:
Ik ben contact met haar
(het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer] )blijven zoeken
(het hof begrijpt: na 30 mei 2021). Ik kom vaak in de [locatie 2] en in de [locatie 3] . De Ford Fiesta is mijn auto. Ik hou van haar
(het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer] )en ik mis haar heel erg.
Daarnaast is het hof van oordeel dat de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen in de zaak met parketnummer 01-234210-21 aanvulling behoeven met de navolgende bewijsmiddelen:
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 augustus 2021, p. 91-94, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte:
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
O: opmerking verbalisant
(pagina 93)
V: Wat zijn jouw emailadressen?
A: [e-mailadres]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 augustus 2021, p. 97-103, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte:
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
O: opmerking verbalisant
(pagina 98)
O: Vervolgens ontving zij (
het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer] )bijna dagelijks van 1 februari 2021 tot en met 17 augustus 2021 tussen de tien en de vijftig berichten via de WhatsApp van jou. Deze berichten variëren van hele vriendelijke beterschapsberichten, mededelende appjes over waar hij is en wat hij doet tot “wanneer kunnen we afspreken want ik heb het moeilijk” berichten.
V: Wat wilde jij hier mee bereiken?
A: Ik wou het gewoon goed maken.
(pagina 99)
O: Verdachte ziet een mail liggen op tafel die is verzonden door [naam] en
reageert daar op.
V: Wie is dat dan of ben jij dat zelf?
A: Ja, dat mailtje is van mij afkomstig.
(pagina 100)
A: Ik heb ook een keer een voicemail ingesproken.
V: Collega’s van [slachtoffer] en [slachtoffer] zagen dat jij in een auto geparkeerd stond bij het
werk van [slachtoffer] in Veldhoven, wat deed jij daar?
A: Dat kan kloppen, ik ben er wel vaker geweest. Ik heb er een keer bloemen afgegeven, een keer een bosje bloemen op de auto van [slachtoffer] gelegd en briefjes afgegeven en een doos met thee als cadeautje. Ik gaf haar altijd cadeautjes. De bloemen onder de ruiten wisser dat was deze maand.
(pagina 101)
O: Volgens [slachtoffer] stond je ook regelmatig te posten bij haar werk. Jij jaagde haar vrees aan door plotseling achter haar te staan als zij uit de auto stapte om naar haar werkplek te gaan. Dit vond plaats op het parkeerterrein van [bedrijf] . Tot 19 augustus
2021 bleef je daarmee doorgaan.
V: Wat kun je daar over verklaren?
A: Ik heb misschien drie of vier keer daar met een bloemetjes op mijn knieën gezeten.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 10 oktober 2021, p. 111-154:
(Pagina 111)
Ik, verbalisant, [verbalisant] verklaar het volgende:
Onderstaande zijn WhatsApp berichten verzonden van verdachte [verdachte] aan
aangeefster [slachtoffer] .
(pagina 130)
[30-05-2021 12:05:02] [slachtoffer] : Ik wilde je bellen omdat ik het contact ga verbreken.
Ik ga je blokkeren op de app en ik zou het fijn vinden als je dat respecteert. Ik ben
er namelijk gewoon ziek van , van alle berichtjes continu. Alle verwijten, wantrouwen, uithalen naar mijn vrienden en/of kennissen, collega’s. Dat is teveel keer en te vaak gebeurd. Ik vind dit ongezond , zeker ook voor jou en ik wil niet in het rijtje komen van de hulpverleners die jou ook van alles hebben aangedaan. En ik wil ook niet dat jou gedraag erger wordt en dat wordt het nu. Het MOET stoppen. Ik ga er ook niet mee over praten met je, ook dat hebben we al verschillende keren gedaan. Er is geen enkele ruimte meer over bij mij voor dit soort appjes en berichtjes. Ik heb het helemaal gehad. En jij kan er misschien niks aandoen mm doen of ik roep dit op bij jou en dat kan echt niet! Ook nu ik je gedreig weer zie, wordt er gewoon misselijk van!! En niet van angst ofzo, dan weet je dat!!! Pas op hoor want je hebt mij ook nog niet boos gezien en dat wil ik niet, en jij ook niet.
[30-05-2021 12:05:26] JD2: Ja ik Verbeek hem morgen.
Het hof is van oordeel dat de bewijsmiddelen inhoudende de processen-verbaal ontvangst klacht door (hulp)officier van justitie (in de zaak met parketnummer 01-234210-21 opgenomen op pagina 15 van het vonnis, in de zaak met parketnummer 01-134267-22 opgenomen op pagina 20 van het vonnis en in de zaak met parketnummer 01-155777-22 opgenomen op pagina 25 van het vonnis) niet tot het bewijs dienen te worden gebezigd en derhalve schrapt het hof deze processen-verbaal uit de bewijsvoering.
Op te leggen sancties
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich gedurende een periode van bijna een jaar schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn voormalig bewindvoerster. Het slachtoffer werd daarbij op verschillende manieren en op diverse locaties telkens met de verdachte geconfronteerd, terwijl zij meermalen bij hem had aangegeven daar niet van gediend te zijn.
Ondanks schriftelijke mededelingen (via de werkgever) van de aangeefster en een zogenaamd STOP-gesprek met de politie - waarin aan de verdachte op ondubbelzinnige wijze werd verzocht om geen contact meer met de aangeefster op te nemen - is hij doorgegaan met het benaderen van de aangeefster. Door aldus te handelen heeft de verdachte de grenzen van het slachtoffer ernstig overschreden en op indringende wijze een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De verdachte heeft met zijn gedragingen hevige gevoelens van onrust en angst bij haar veroorzaakt, hetgeen onder meer blijkt uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Bij de straftoemeting heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 25 maart 2024, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaande aan het bewezenverklaarde niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, welke tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg zijn gebleken en op de inhoud van de met betrekking tot de persoon van de verdachte opgemaakte rapportages en adviezen.
In onderhavige zaak met parketnummer 01-234210-21 is op 28 december 2021 door GZ-psycholoog [psycholoog] een rapportage Pro Justitia opgemaakt omtrent de persoon van de verdachte, waaraan de verdachte medewerking heeft verleend. Hieruit volgt dat de verdachte lijdende is aan een verstandelijke ontwikkelingsstoornis, matig van ernst, waarvan ook sprake was ten tijde van het tenlastegelegde en deze stoornis beïnvloedde de gedragskeuzen en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Het advies van de gedragsdeskundige is om de verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
In de fase van hoger beroep heeft GZ-psycholoog [psycholoog] op 21 februari 2024 wederom gerapporteerd omtrent de persoon van de verdachte. De verdachte heeft beperkt zijn medewerking aan dit onderzoek verleend en er is daardoor niet voldoende zicht geweest op zijn functioneren en zijn belevingswereld. De rapporteur ziet de bevindingen van de eerder uitgebrachte rapportage echter bevestigd. De toen gestelde diagnose van een matig ernstige verstandige ontwikkelingsstoornis lijkt te worden bevestigd, welke stoornis aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde. De rapporteur heeft zich op het standpunt gesteld dat begeleiding van Humanitas als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf zou kunnen worden opgelegd teneinde het recidiverisico te verlagen.
Tevens heeft psychiater [psychiater] een rapportage Pro Justitia opgemaakt d.d. 5 maart 2024 omtrent de persoon van de verdachte in onderhavige zaak. De verdachte heeft slechts aan één gesprek meegewerkt, waardoor ambulant onderzoek niet haalbaar is gebleken. Uit de rapportage volgt dat de verdachte lijdende is aan een verstandelijke beperking, welke aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde. In verband met de omstandigheid dat een duidelijke delictanalyse ontbreekt, heeft de rapporteur geen uitspraak gedaan over de mate van toerekenen en heeft de rapporteur de overige vragen kunnen niet beantwoorden.
Nu de nieuwe onderzoeken naar het oordeel van het hof geen aanleiding geven om aan de conclusies uit de eerdere rapportage van 28 december 2021 te twijfelen, kan het hof zich verenigen met die conclusies. Het hof neemt deze over. Het hof is aldus van oordeel dat het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 01-234210-21 in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. Tevens is het hof van oordeel dat dit ook heeft te gelden voor het bewezenverklaarde in de zaken met parketnummers 01-134267-22 en 01-155777-22, nu het soortgelijke feiten betreft in een aaneensluitende periode van ongeveer een jaar. Het hof weegt die omstandigheid ten gunste van de verdachte bij de strafoplegging mee.
In het reclasseringsadvies d.d. 12 juli 2022 in de zaak met parketnummer 01-234210-21 is het recidiverisico als hoog ingeschat en is geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Uit het reclasseringsadvies d.d. 7 mei 2024 volgt het recidiverisico niet kan worden ingeschat en dat de rapporteur zich afvraagt of het toezicht van de reclassering een bijdrage levert aan het voorkomen van recidive. Het zou op termijn een averechts effect kunnen hebben, nu de verdachte zich steeds meer afzet tegen de instanties, waardoor de kans aanwezig is dat hij zich uiteindelijk nergens meer aan gaat houden, aldus de rapporteur. Een behoorlijke stok-achter-de-deur in de vorm van een directe sanctie bij overtreding van de voorwaarden gaat wellicht een meer recidive verminderd effect uit. Geadviseerd wordt een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Indien het aangewezen is dat er een verboden gebied aangewezen moet worden, adviseert de reclassering dit op te leggen in de vorm van een rechterlijk gebiedsverbod.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat ten aanzien van de op te leggen straf niet kan worden volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke taakstraf, zoals de verdediging heeft bepleit. Alles overziend is het hof van oordeel dat de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. Gelet op het hiervoor vermelde reclasseringsadvies d.d. 7 mei 2024 zal het hof aan het voorwaardelijke strafdeel geen bijzondere voorwaarden verbinden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Voorts zal het hof, ter voorkoming van strafbare feiten, overgaan tot oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van 5 jaren, inhoudende een contactverbod met
[slachtoffer] en een locatieverbod, overeenkomstig het gebied wat is vermeld in de door de verdediging ter terechtzitting overgelegde ‘beslissing wijziging schorsingsvoorwaarden’ van de raadkamer d.d. 14 mei 2024, welk gebied ook is vermeld in het reclasseringsadvies d.d. 7 mei 2024, te weten het gebied tussen de [locatie 4] , [locatie 5] , [locatie 6] , [locatie 7] , [locatie 8] en [locatie 9] en een gebied van 500 meter rond het adres [adres 2] met uitzondering van het [ziekenhuis] (mits de verdachte een schriftelijke afspraak kan overleggen).
Anders dan in voornoemde ‘beslissing wijziging schorsingsvoorwaarden’ is opgenomen zal het locatieverbod worden uitgebreid met het [locatie 1] en de [locatie 10] en mag de verdachte ook op die locaties niet komen, ook niet als hij wordt vergezeld door een ander. Hoewel het hof oog heeft voor het persoonlijk belang van de verdachte om te kunnen recreëren in het [locatie 1] en de [locatie 10] is het hof van oordeel dat dit persoonlijke belang op dit moment onvoldoende zwaarwegend is en derhalve zal het locatieverbod ook hiervoor gelden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat er nog voldoende andere gebieden in de omgeving zijn waar de verdachte kan recreëren zonder daarbij een aanmerkelijke kans op een confrontatie met aangeefster te lopen. Het hof acht het niet langer noodzakelijk om een locatieverbod voor [plaats] te bepalen, nu de aangeefster daar niet meer woonachtig is. Het hof zal bepalen dat indien deze verboden worden overtreden, per overtreding 1 week vervangende hechtenis, met een maximum van 6 maanden, zal worden toegepast. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op.
Het hof zal voorts – net als de rechtbank – bepalen dat voornoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er – gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder het is begaan – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen. De verdachte is namelijk ondanks herhaaldelijke en ondubbelzinnige sommaties en ondanks een eerder opgelegd contact- en locatieverbod niet gestopt met het zoeken van contact met de aangeefster. Bovendien ontkent hij het merendeel van de hem verweten gedragingen of legt de schuld bij de aangeefster.
Het hof zal bevelen dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit arrest onderworpen is geweest aan de door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar verklaarde vrijheidsbeperkende maatregel bij de uitvoering van de door het hof opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel in mindering dient te worden gebracht.
Voorlopige hechtenis
Het hof heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 57, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straffen en maatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat:
  • de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal (doen) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] ;
  • de veroordeelde voor de duur van 5 jaren zich niet zal ophouden in het navolgende gebied: tussen de [locatie 4] , [locatie 5] , [locatie 6] , [locatie 7] , [locatie 8] en [locatie 9] en een gebied van 500 meter rond het adres [adres 2] met uitzondering van het [ziekenhuis] (mits de verdachte een schriftelijke afspraak kan overleggen), alsmede in de wijk [locatie 1] en in de [locatie 10] (overeenkomstig de aan het arrest gehechte kaarten).
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit arrest onderworpen is geweest aan een door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar verklaarde vrijheidsbeperkende maatregel bij de uitvoering van de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel in mindering zal worden gebracht;
heft op het door de rechtbank gegeven bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de door de rechtbank opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel;
heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. R.G.A. Beaujean en mr. E.F. Stamhuis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 5 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.F. Stamhuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.