Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.De zaak in het kort
3.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven;
- de memorie van antwoord in het incident;
- de memorie van antwoord.
4.De feiten
5.De procedure in kort geding
6.De procedure in hoger beroep
7.De beoordeling in het incident
vrouwstelt primair dat de man niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep en geen belang heeft bij zijn vordering in het incident. De man heeft verzuimd zijn hoger beroep in te schrijven in het rechtsmiddelenregister. Op de voet van art. 3:301 lid 2 BW jo. art. 433 Rv had hij dit binnen acht dagen na het instellen van het beroep moeten doen. Blijkens het dictum van het vonnis treedt het vonnis in de plaats van een deel van de leveringsakte van een registergoed, te weten de in de leveringsakte vereiste toestemming en handtekening van de man (Hoge Raad 23 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:647). De niet-ontvankelijkheid strekt zich alleen uit tot de grieven of klachten die betrekking hebben op het gedeelte van het vonnis dat in de plaats treedt van (een deel van) de tot levering bestemde akte en de daarmee onlosmakelijk verbonden oordelen. De eis van inschrijving geldt voor de gevallen waarin de bestreden uitspraak op het moment dat het rechtsmiddel wordt ingesteld, daadwerkelijk in de plaats treedt van (een deel van) de akte van levering of nog kan treden. Het dictum dat het ‘vonnis in de plaats treedt voor de akte van levering’ staat in onlosmakelijk verband met alle grieven, ook die betrekking hebben op de (ondertekening van de) koopovereenkomst, de verkoopprijs, de verkoopopdracht aan de makelaar, de waardebepaling van de woning, de financiële middelen.
manvoert aan dat het bepaalde in art. 3:301 lid 2 BW niet van toepassing is, omdat niet de situatie van art. 3:300 lid 2 BW, maar het bepaalde in art. 3:300 lid 1 BW zich voordoet. In het vonnis is niet bepaald dat dit in de plaats kan treden van de leveringsakte of een deel daarvan. Daarin is enkel bepaald dat het in de plaats kan treden van de handtekening en/of para(f)en van de man op de koopakte en de leveringsakte. Het bestreden vonnis is daarom een zogeheten wilsverklaring vervangend vonnis. Daarnaast stelt de man dat de strekking van artikel 3:301 lid 2 BW zich beperkt tot het waarborgen van de betrouwbaarheid van de openbare registers met het oog op de rechtszekerheid voor verkrijging van registergoederen. Daarom beperkt de niet-ontvankelijkheid zich tot oordelen over dat gedeelte van de uitspraak dat volgens het dictum in de plaats treedt van de tot levering bestemde akte en daarmee onlosmakelijk verbonden onderdelen. De vrouw heeft niet gesteld dat de betrouwbaarheid van de openbare registers in het geding is en ook niet of zij haar vordering baseert op de art. 3:300 lid 1 BW of 3:300 lid 2 BW. Het dictum van de voorzieningenrechter omvat een mengvorm van beide artikelen. Tot slot stelt de man dat hij heeft gegriefd tegen de door de voorzieningenrechter aangenomen overeenstemming over de koopprijs van de woning, de vraag of de man een verkoopopdracht heeft gegeven aan de makelaar, of niet aannemelijk is dat de woning meer dan € 579.500,- kan opbrengen en of de man over financiële middelen gaat beschikken om de woning te kunnen overnemen. Hiervoor geldt geen inschrijvingsvereiste.
hofstelt het volgende voorop. De rechter dient ambtshalve na te gaan of aan het voorschrift van art. 3:301 lid 2 BW is voldaan. Het voorschrift van art. 3:301 lid 2 BW strekt ertoe dat bij de inschrijving in de openbare registers van een uitspraak die in de plaats treedt van (een deel van) een tot levering bestemde akte als bedoeld in art. 3:89 BW, zoveel mogelijk buiten twijfel wordt gesteld dat op het tijdstip waarop de beroepstermijn verstreek, geen rechtsmiddel is ingesteld. Dit is van belang voor de rechtszekerheid die is vereist bij de verkrijging van registergoederen. De bepaling bewerkstelligt dat de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, bij de afgifte van de in art. 25 Kadasterwet bedoelde verklaring dat hem niet van het instellen van een gewoon rechtsmiddel is gebleken, kan afgaan op het rechtsmiddelenregister. Dit is niet alleen van belang in de gevallen die in art. 25 lid 1, onder a en b, Kadasterwet zijn genoemd, maar ook in het geval waarin de in te schrijven uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
hofoordeelt als volgt. Het dictum in het bestreden vonnis ex art. 3:300 BW kan in het licht en met inachtneming van de hiervoor onder 5.4 weergegeven overwegingen niet anders worden begrepen dan dat de voorzieningenrechter heeft bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van een deel van de akte tot levering, namelijk de in de leveringsakte vereiste verklaringen (handtekeningen) van de man (“bepaalt dat indien de man niet voldoet aan de in 7.1. uitgesproken veroordeling,
dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde handtekening(en) en/of para(a)f(en)van de man op de genoemde koopovereenkomst en
notariële akte van levering” – onderstreping hof).