ECLI:NL:GHSHE:2024:2014

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
200336907
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk ouderlijk gezag over minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende het gezamenlijk ouderlijk gezag over een minderjarige, geboren in 2013. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft het verzoek ingediend om samen met de vrouw, verweerster in hoger beroep, belast te worden met het gezamenlijk gezag over hun kind. De rechtbank Limburg had eerder het verzoek van de man afgewezen, waarbij werd gesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders, gezien hun verschillende opvoedstijlen en de communicatieproblemen die zij ondervonden. De man was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2024 is de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, gehoord, terwijl de man niet aanwezig was. De vrouw heeft betoogd dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat dit een onaanvaardbaar risico voor het kind met zich meebrengt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn advies aangegeven dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is, gezien de problematiek van de minderjarige en de opvoedstijlen van de ouders.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag moet worden afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, maar op andere gronden, en heeft benadrukt dat de huidige situatie in het belang van het kind is. De beslissing is genomen op basis van artikel 1:253c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij het hof oordeelt dat de afwijzing van het verzoek noodzakelijk is in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 juni 2024
Zaaknummer: 200.336.907/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/296565 / FA RK 21-3523
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.W.M. van Doorn,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw
,
advocaat: mr. R.A.C. Snel.
Deze zaak gaat over
[minderjarige],geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] . Hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht van 20 oktober 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 januari 2024, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de man alsnog te belasten met het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 8 maart 2024, heeft de vrouw verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 mei 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. M.W.M. van Doorn;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
De man is hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 7 februari 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Tijdens de relatie is [minderjarige] geboren. De man heeft [minderjarige] erkend en de vrouw oefent van rechtswege het gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de man om te bepalen dat de ouders gezamenlijk worden belast met het gezag over [minderjarige] afgewezen.
3.3.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De man voert - samengevat - het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat is voldaan aan het klemcriterium en het verzoek tot gezamenlijk gezag van de man afgewezen. De rechtbank heeft zich daarbij met name laten leiden door het raadsrapport terwijl de conclusies en aanbevelingen in het raadsrapport dit niet dragen. Het raadsonderzoek is subjectief en naar een conclusie toe redenerend. Ook is het eindrapport van [instantie] in het kader van het traject Nieuw Ouderschap onvoldoende betrokken in het onderzoek van de raad. Onvoldoende gewicht is toegekend aan de positieve stappen die ouders hebben gezet binnen dit traject. Ondanks dat de ouders verschillende opvoedstijlen hanteren en er in feite sprake is van een solo parallel ouderschap, is er nog altijd communicatie tussen de ouders over essentiële zaken betreffende [minderjarige] . Hoewel de communicatie minimaal is, staat dit niet in de weg aan het uitoefenen van het gezamenlijk gezag. Ook heeft [minderjarige] geen last van de minimale communicatie tussen de ouders en de verschillende opvoedstijlen. Gelet op het wettelijk uitgangspunt ‘gezamenlijk gezag tenzij’, dient de man alsnog met het gezag te worden belast.
3.5.
De vrouw voert - samengevat - het volgende aan. De rechtbank heeft terecht het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag afgewezen. Feit is dat de ouders dusdanig van inzicht verschillen over de opvoeding en verzorging van [minderjarige] dat de communicatie tussen de ouders over essentiële zaken niet mogelijk is. De ouders hebben andere ideeën over wat in het belang is van [minderjarige] en ieder hanteert een andere opvoedstijl. De verstandhouding tussen de ouders is ernstig verstoord. De ouders belanden steeds in discussies als het gaat om gezagsbeslissingen en om dat te voorkomen is er tussen de ouders geen communicatie, alleen tijdens de overdracht van [minderjarige] . Het hulpverleningstraject Nieuw Ouderschap heeft dit niet althans onvoldoende veranderd. [minderjarige] heeft astma, allergieën, ADHD en ODD en daardoor meer zorg en aandacht nodig dan een gemiddelde minderjarige. Ook dienen vanwege zijn problematiek meer gezagsbeslissingen te worden genomen dan bij een gemiddelde minderjarige. De communicatieproblemen tussen de ouders vormen een onaanvaardbaar risico voor [minderjarige] en het ligt niet in de lijn der verwachting dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering komt. Er is wel degelijk voldaan aan het klemcriterium. De grieven van de man falen.
3.6.
De raad heeft het hof als volgt geadviseerd. Anders dan de man is de raad van mening dat er wel een deugdelijk raadsonderzoek heeft plaatsgevonden. Het rapport en de bevindingen van [instantie] , zowel de krachten als de zorgen bij de ouders, zijn meegenomen in het raadsonderzoek. Wanneer de ouders met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] worden belast is het risico zeer groot dat [minderjarige] klem en verloren raakt tussen de ouders omdat de ouders niet goed met elkaar kunnen communiceren en de ouders vaker beslissingen dienen nemen vanwege de kindeigen problematiek van [minderjarige] . De raad verwacht niet dat dit binnen afzienbare tijd voldoende verbetert omdat de ingezette hulpverlening niet tot een verbeterde communicatie heeft geleid. Daar komt bij dat de ouders ieder een eigen opvoedstijl hanteren. Bovendien zorgt de kindeigen problematiek van [minderjarige] ervoor dat hij de ouders tegen elkaar uitspeelt en dit zorgt voor veel stress rondom het nemen van beslissingen. Het is belangrijk dat er geen stress is, omdat de vrouw ook de zorg heeft voor de halfbroer van [minderjarige] met eveneens extra zorgen. Een wijziging van het gezag is ook anderszins niet in het belang van [minderjarige] . De raad adviseert om de bestreden beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.7.2.
Net als de rechtbank stelt het hof voorop dat een gezamenlijke gezagsuitoefening het uitgangspunt is van de wetgever. Slechts in uitzonderingsgevallen, zoals omschreven in artikel 1:253c lid 2 BW kan een verzoek tot gezamenlijk gezag worden afgewezen. Het hof is van oordeel dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige] is. Het hof wijst het verzoek van de man af op grond van artikel 1:253c lid 2 onder b BW en wijzigt daarmee de grondslag. Het hof licht dit oordeel als volgt toe.
3.7.3.
De ouders hebben met behulp van [instantie] een omgangsregeling vastgesteld die door beide ouders wordt nagekomen. Tevens is er ruimte om in onderling overleg van deze afspraken af te wijken. Het hof vindt het belangrijk dat de omgangsregeling goed loopt en blijft lopen. Hoewel de ouders afspraken kunnen maken over de omgang is er verder geen communicatie mogelijk tussen de ouders zonder dat dit tot discussies leidt. Wanneer beide ouders met het gezag worden belast zal de strijd tussen de ouders worden verhoogd doordat de ouders meer met elkaar moeten communiceren over te nemen beslissingen rondom [minderjarige] . Dit zorgt voor extra stress en een risico aan de zijde van de vrouw mede gelet op de problematiek van [minderjarige] en zijn halfbroer waar zij de zorg voor draagt. Dit acht het hof niet in het belang van [minderjarige] . Verder hanteren de ouders twee verschillende opvoedstijlen en hebben zij andere ideeën over wat in het belang van [minderjarige] is. Met de raad is het hof het eens dat de problemen, eigenheid en karakter van [minderjarige] een gestructureerde opvoeding en een intensieve inzet van de gezagdrager in de samenwerking met school en hulpverlening vragen, die de vrouw nu optimaal kan bieden. De ouders hebben tijdens het traject bij [instantie] afgesproken dat de man zelf contact opneemt met school, maar vaststaat dat hij dit nog niet heeft gedaan. Het hof merkt daarbij op dat de man ook zelf niet aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling en daardoor geen vragen van het hof heeft kunnen beantwoorden. Het hof ziet een vader die zaken zoals voeding, sport en medicatie minder belangrijk lijkt te vinden en heeft niet de indruk gekregen dat de man inziet dat de problematiek van [minderjarige] maakt dat hij meer nodig heeft dan een gemiddeld kind. Het hof acht afwijzing van het verzoek tot gezamenlijk gezag derhalve anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk.
3.7.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen zij het op andere gronden, nu voldaan is aan het criterium van artikel 1:253c lid 2 sub b BW.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht van 20 oktober 2023 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.N.M. Antens en M.A. Stammes en is op 20 juni 2024 uitgesproken in het openbaar door mr. A.J.F. Manders in tegenwoordigheid van de griffier.