In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in Turkije. De vader, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de ondertoezichtstelling die door de rechtbank Zeeland-West-Brabant is opgelegd voor de duur van een jaar, met ingang van 2 januari 2024. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige]. De vader voert aan dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is en dat het goed gaat met [minderjarige]. Hij heeft haar uit een onveilige situatie gehaald en zorgt voor een veilige omgeving bij opa en oma. De raad voor de Kinderbescherming en de moeder steunen de ondertoezichtstelling, waarbij de raad stelt dat de situatie schadelijk is voor [minderjarige] en dat er een gedwongen kader nodig is om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 23 mei 2024 gehouden, waarbij de minderjarige ook in de gelegenheid is gesteld haar mening te geven. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling op juiste gronden is uitgesproken en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank. De vader's verzoek om vernietiging van de beschikking wordt afgewezen, en het hof oordeelt dat de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar noodzakelijk is.