ECLI:NL:GHSHE:2024:2098

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
200.338.516_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, die onder toezicht zijn gesteld van een gecertificeerde instelling (GI) vanwege ernstige ontwikkelingsbedreigingen. De moeder, die psychische problematiek heeft, was het niet eens met de eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 15 december 2023 de ondertoezichtstelling had uitgesproken. De kinderen, van 15, 14 en 11 jaar oud, vertoonden problematisch gedrag, waaronder schoolverzuim, diefstal en agressief gedrag. Het hof heeft de argumenten van de moeder, die stelde dat de ondertoezichtstelling prematuur was en dat de kinderen alleen advies nodig hadden, niet gevolgd. Het hof oordeelde dat de zorgen over de kinderen ernstig waren en dat de hulp in het vrijwillig kader niet toereikend was. De moeder had eerder hulpverlening afgewezen en het hof concludeerde dat er een dringende noodzaak was voor een ondertoezichtstelling om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof benadrukte dat de moeder en de kinderen hulp nodig hebben, waarbij het vrijwillig kader niet voldoende was gebleken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 27 juni 2024
Zaaknummer : 200.338.516/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/415917 / JE RK 23-2001
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.M. ten Velde,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
-
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).
Als informant wordt aangemerkt:
-
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
In het kort:
De moeder is het er niet mee eens dat de rechtbank [minderjarige 1] (15 jaar), [minderjarige 2] (14 jaar) en [minderjarige 3] (11 jaar) onder toezicht heeft gesteld van de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda), van 15 december 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij het hof op 6 maart 2024, en zoals verduidelijkt op de mondelinge behandeling, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen, en opnieuw rechtdoende, het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van de kinderen af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij het hof op 3 april 2024, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de voormelde beschikking in stand te laten.
2.3.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen bij het hof op 10 april 2024, heeft de raad verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.4.
De mondelinge behandelingen hebben plaatsgevonden op 23 april 2024 en 6 juni 2024. Op laatstgenoemde datum zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Syrisch-Arabische taal, genaamd de heer G. Ahmed (tolknr. 978);
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de vader.
2.5.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben aangegeven niet te willen komen naar het kindgesprek en dat ze niets willen opschrijven.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 28 november 2023.

3.De beoordeling

3.1.
De moeder en de vader zijn van 8 maart 2008 tot 8 december 2020 met elkaar getrouwd geweest. Tijdens dit huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] in 2009 in [geboorteplaats] , Syrië;
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , Syrië;
  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , Syrië.
Uit het dossier is gebleken dat het gezin in de periode 2017/2018 is gevlucht naar Nederland. Sinds 15 maart 2022 heeft de moeder alleen het gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder en hebben regelmatig contact met de vader.
Bij de rechtbank
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank de kinderen onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar, met ingang van 15 december 2023 tot 15 december 2024.
Bij het hof
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, voert zij – kort samengevat – het volgende aan.
De ondertoezichtstelling is op dit moment prematuur en niet in het belang van de kinderen. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en om deze reden is hulp in het vrijwillig kader ingeschakeld. Niet is gebleken dat deze hulp niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Het enkele feit dat de moeder een hulpverlenende instantie in het verleden niet passend vond, is geen reden om aan te nemen dat de moeder zich aan deze hulp zal onttrekken. De moeder is omringd door hulpverleners: er is een psycholoog, er is hulp van [instantie 1] en er is een CIZ indicatie aangevraagd. Betrokken hulpverleningsinstanties kunnen de raad informeren wanneer zij zien dat het vrijwillig kader stokt. Een ondertoezichtstelling is een laatste redmiddel wanneer het vrijwillig kader ontoereikend is en van deze situatie is op dit moment geen sprake. De moeder heeft de indruk dat de ondertoezichtstelling wordt ingezet als een waarborg voor het geval er iets zou gebeuren. Voorts bestaat de vrees dat wanneer nog meer hulpverleners worden betrokken, het lastig wordt een vast aanspreekpunt te vinden en een band op te bouwen met alle betrokken personen. De moeder wil niet overspoeld worden met hulpverleners die komen en gaan. Daarbij voegt de ondertoezichtstelling op dit moment niets toe en draagt slechts bij aan de onduidelijkheid. De moeder en de kinderen voelen zich onder druk gezet door de ondertoezichtstelling. De moeder heeft een bipolaire stoornis. Hiervoor gebruikt zij medicijnen. Ze staat nog op de wachtlijst voor hulp van een psychiater. [instantie 1] komt wekelijks bij de moeder thuis en ze heeft gesprekken met een psycholoog. Soms gaat het goed met de moeder, maar soms niet. De hulp van [instantie 1] mag blijven in het vrijwillig kader. De moeder kan hulp gebruiken bij praktische zaken, omdat de moeder zelf geen Nederlands spreekt. Als er nog meer hulp over de vloer komt, wordt het teveel. De kinderen hebben geen hulp nodig, alleen advies. Dat advies kan [instantie 1] ook geven. De jongens zijn lastige pubers en er is inderdaad sprake van schoolverzuim. Een ondertoezichtstelling lost dat niet op. Het gaat goed met de kinderen, ze hebben alleen last van de druk die op hen ligt vanwege de ondertoezichtstelling. [minderjarige 2] heeft al zoveel hulpverleners, behandelaars en begeleiders dat het hem teveel wordt. Hij is een puber die wat problemen had op school, omdat hij zichzelf niet onder controle had. [minderjarige 1] is maar één keer met de politie in aanraking gekomen; dat was in maart 2024. Iemand had hem gevraagd om mee te doen aan een diefstal, maar er waren geen strafrechtelijke gevolgen. Met [minderjarige 3] gaat het goed. Zij zit op de Islamitische school en heeft groep 6 moeten overdoen.
3.4.
De raad voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
Er waren zorgen omdat verschillende hulpverlening niet van de grond kwam. De moeder liet de hulpverleners niet binnen en wilde niet meewerken met [instantie 2] en de WMO. Afspraken met GGZ kwam ze niet na en de psycholoog van de moeder had de indruk dat de moeder haar medicatie niet meer innam wanneer het beter met haar ging. Er zijn periodes dat het beter gaat met de moeder en zij meer open staat voor hulpverlening, maar er zijn ook periodes waarin het minder goed gaat met haar en zij niet altijd open staat voor benodigde hulpverlening en/of medicatiegebruik. Er zijn al langere tijd zorgen over de kinderen. Er is eerder sprake geweest van een ondertoezichtstelling. De kinderen hadden geleerd het gezag van de moeder te accepteren en de moeder begrensde de kinderen. Er was een strak dagprogramma en er was persoonlijke hulp bij de moeder betrokken. Na de beëindiging van de ondertoezichtstelling in juni 2022 zijn de zorgen over de kinderen en de opvoedsituatie weer toegenomen. De ondertoezichtstelling is noodzakelijk om langdurige stabiliteit te (blijven) creëren. De laatste weken is er een neerwaartse spiraal te zien in de ontwikkeling van de jongens. De moeder is de controle thuis over de jongens aan het verliezen en zij lijkt niet bij machte om dit gedrag van de jongens eigenhandig te veranderen. Zij biedt de jongens te weinig sturing, waardoor zij zelfbepalend worden. Het is noodzakelijk dat er iemand met de uitoefening van het gezag meekijkt. De GI, [instantie 1] en de ouders zijn nog aan het overleggen over wat de vader voor de kinderen kan betekenen en op welke wijze hij de moeder zou kunnen ontlasten. De ondertoezichtstelling is geen waarborg, maar is strikt noodzakelijk vanwege de toenemende zorgen over de kinderen. [instantie 1] is het aanspreekpunt voor de moeder. Vanuit de GI zijn twee vaste jeugdbeschermers betrokken. Zij onderhouden de contacten met [instantie 1] , kijken hoe de hulpverlening verloopt en zij kijken of aanvullende hulp nodig is. Het is positief dat de moeder de hulp vanuit [instantie 1] accepteert. Het is een patroon dat de moeder de hulpverlening loslaat als het beter gaat met haar.
Sinds het indienen van het verweerschrift in hoger beroep, zijn de zorgen over de jongens nog meer toegenomen. Hun schoolverzuim neemt toe en zij hebben politiecontacten in verband met diefstallen. [minderjarige 3] zit er middenin en raakt ondergesneeuwd omdat alle aandacht naar de jongens gaat. Zij heeft al vaker een verzorgende rol op zich genomen. Het is onduidelijk wat voor emoties [minderjarige 3] heeft en of hoe ze zich kan uiten. De ouders bagatelliseren de zorgen. Hulp in het vrijwillig kader is niet toereikend omdat de moeder en de kinderen aangeven dat ze geen hulp willen. De kinderen moeten zich staande houden in een maatschappij en hiervoor moeten zij bepaalde regels volgen. Dat moeten ze nu leren. De moeder is aangemeld voor cognitieve gedragstherapie vanwege haar angstklachten. Ze staat nu op de wachtlijst. Dat gaat iets losmaken bij de moeder en dat zal ook effect hebben op de kinderen en op haar gesteldheid. Dat is ook heel logisch. Het heeft gevolgen voor haar opvoeding richting de kinderen. Het gedwongen kader is noodzakelijk om het belang van de kinderen voorop te stellen en om gericht hulp in te zetten.
3.5.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
De ouders lijken momenteel meer betrokken bij de opvoeding. Dit is onvoorspelbaar vanwege de geestelijke gezondheid van de moeder en onduidelijkheid over de rol van de vader. De vader heeft inmiddels een eigen woning en de kinderen bezoeken hem regelmatig. Hij lijkt zich meer in te zetten, maar er zijn zorgen over zijn betrouwbaarheid gezien het verleden waarin hij wel eens abrupt is verdwenen. De GI en [instantie 1] Jeugdzorg maken zich zorgen dat dit patroon zich kan herhalen en de kinderen dit als een enorme afwijzing ervaren. Dit zorgt ook voor onzekerheid bij de moeder. In september/oktober 2023 leek de moeder depressief, waarop er intensief is gewerkt om haar weer vrolijker in het leven te krijgen. Samen met de verschillende samenwerkingspartners is hard gewerkt om de moeder passende ondersteuning te bieden. Dit heeft een positief resultaat gehad, want de moeder is psychisch stabieler dan voorheen. De hulpverlening is benieuwd naar hoe duurzaam dit resultaat is. Het is belangrijk dat onderzocht wordt wat de moeder triggert en waardoor de negatieve gevoelens en gedachten bij haar ontstaan. Er dient ingezet te worden op het versterken van haar capaciteiten. De moeder wacht op behandeling van haar klachten.
De kinderen vertonen ongewenst gedrag: diefstal, brutaal, schoolverzuim en geen motivatie voor school. [minderjarige 2] is veel afwezig en vertoont negatief gedrag op school waardoor hij momenteel onderwijs volgt bij [instantie 3] . [minderjarige 2] laat soms onsamenhangend of onvoorspelbaar gedrag zien. [minderjarige 2] is geen agressieve jongen, juist passief en stil. De jeugdzorgwerker heeft persoonlijk contact met [minderjarige 2] gehad en er heeft een positief gesprek plaatsgevonden. De GI wil hulp vanuit “ [instantie 4] ” inzetten.
[minderjarige 1] volgt lessen aan [school] in [plaats] . In maart 2024 is hij opnieuw opgepakt na een diefstal in een supermarkt. Het schoolverzuim neemt toe. [instantie 1] Jeugdzorg heeft bericht dat er weinig zorgen lijken te zijn over [minderjarige 3] . maar het is de GI niet gelukt om contact met de leerkracht te krijgen die dit zou kunnen bevestigen.
Het vrijwillig kader is niet toereikend, want de moeder zal de hulp niet blijven accepteren.
[instantie 1] heeft recent aangegeven dat er geen vooruitgang is. [instantie 1] ziet wel dat de randvoorwaarden stabiel zijn (zoals dat het huis op orde is), maar de aansturing van de jongens is voor de moeder te moeilijk. Het lukt haar niet om de kinderen naar school te sturen en het schoolverzuim neemt toe. De jongens zijn zelfbepalend.
3.6.
De vader heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat de gezondheidssituatie van de moeder de afgelopen maanden aanzienlijk is verbeterd en dat hij via de kinderen hoort dat de moeder meer haar best doet met het huishouden en koken. [minderjarige 2] heeft problemen met alle gesprekken met de hulpverlening. De kinderen hebben de afgelopen vijf jaar onder controle gestaan en dat is genoeg. De vader wil een normaal leven voor de kinderen, net als ieder ander kind. De kinderen zijn ieder weekend bij hem en dat verloopt goed.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.7.2.
De drie kinderen hebben van 25 juni 2020 tot 25 juni 2022 onder toezicht gestaan van de GI. De ondertoezichtstelling is toen met goed resultaat afgesloten. De kinderen hadden geleerd het gezag van de moeder te accepteren en de moeder begrensde de kinderen voldoende. De laatste tijd zijn de (eerdere) zorgen over de moeder, de kinderen en de algehele opvoedsituatie weer toegenomen. De moeder lijkt niet bij machte om de jongens de sturing te bieden die zij nodig hebben, waardoor zij zelfbepalend worden. De moeder noemt de jongens ‘lastige pubers’ die alleen maar ‘advies nodig hebben’. Deze visie op de kinderen deelt het hof niet, nu is gebleken is dat er bij de jongens sprake is van veelvuldig schoolverzuim, diefstal, schorsing van school, agressief gedrag, politiecontacten en het stelselmatig niet accepteren van gezag van hun moeder en van derden. Er is meer aan de hand dan alleen moeilijk pubergedrag. Op de mondelinge behandeling heeft de moeder onvoldoende blijk gegeven dat zij de ernst van de situatie inziet. Het hof ziet bij de moeder, maar ook bij de vader, dat de zorgen over de kinderen worden gebagatelliseerd. Het probleemgedrag van de jongens verergert snel en er is dringend hulp nodig. Het gedrag van de jongens baart het hof zoveel zorgen dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging die een ondertoezichtstelling rechtvaardigt. Dit geldt ook voor [minderjarige 3] . Zij moet zich staande zien te houden tussen haar twee broers en haar moeder die vanwege haar psychische problematiek wisselend beschikbaar is. De moeder heeft een bipolaire stoornis (gediagnosticeerd in 2018) en op de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder is aangemeld voor cognitieve gedragstherapie vanwege haar angstklachten en dat ze nog op de wachtlijst staat voor behandeling. De moeder heeft hierover verklaard dat het soms goed met haar gaat en soms niet. In het plan van aanpak van de GI van 27 maart 2024 staat dat de kinderen al jaren op zichzelf zijn aangewezen en dat er onvoldoende een ouderfiguur is die emotioneel en fysiek beschikbaar voor hen is. De moeder heeft haar persoonlijke problematiek nog niet (altijd) onder controle en zij is niet altijd voldoende stabiel is om de kinderen te bieden wat zij nodig hebben. [minderjarige 3] moet nog te vaak binnen het gezin de moederrol op zich nemen en dat is schadelijk voor haar ontwikkeling. Het is positief dat de betrokkenheid en de rol van de vader is uitgebreid en dat hij de kinderen ieder weekend bij zich heeft, maar dit neemt de zorgen over de kinderen zelf en de opvoedsituatie bij de moeder niet weg. [instantie 1] heeft recent aangegeven dat er geen vooruitgang is. [instantie 1] ziet wel dat de randvoorwaarden stabiel zijn, maar dat aansturing van de jongens voor de moeder te moeilijk is. Het is voor het hof duidelijk dat de moeder steeds meer de controle over de jongens aan het verliezen is en dat zij niet in staat is om het problematische en steeds heftiger wordende gedrag van de jongens zelf te veranderen. De moeder en de kinderen hebben hierbij hulp nodig. Hulp in het vrijwillig kader acht het hof niet toereikend. De moeder is ook ambivalent in het accepteren van hulpverlening. Het dwingende kader van de ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk. Nadat de ondertoezichtstelling in juni 2022 was beëindigd, was er immers alleen maar hulp binnen het vrijwillig kader. De gebeurtenissen die daarna hebben plaatsgevonden, hebben duidelijk gemaakt dat de hulp binnen het vrijwillig kader voor deze moeder en kinderen tekort schiet om de problemen in het gezin op te kunnen lossen.
3.7.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, E.P. de Beij en M. Jonker en is op 27 juni 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.