De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat – het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte, na ontvangst van het verslag van [instantie 2] , geen nadere mondelinge behandeling gelast. De rechtbank heeft de vader verweten dat hij zeer laat de rechtbank heeft bericht, maar de vader heeft het verslag van [instantie 2] van 30 augustus 2023 zelf ook pas op 8 september 2023 ontvangen.
De vader betwist dat hij niet op een zinvolle wijze invulling kan geven aan het contact met [minderjarige] en dat hij hierbij ondersteuning van de begeleiders nodig heeft. De vader bezoekt tijdens de omgang plekken die bestemd zijn voor kinderen, bijvoorbeeld het dierenpark. Dit is naar de mening van de vader een zinvolle invulling van het contact.
De vader betwist dat hij moeite heeft de persoonlijke grenzen van [minderjarige] te respecteren en accepteren. Hij komt de in dat kader gemaakte afspraken na. Hij is het met sommige afspraken en de beperkingen die hem in dat kader worden opgelegd echter niet eens. Voor hem zijn die afspraken nooit duidelijk op een rij gezet. Dat zou wel helpend zijn. Van agressiviteit is geen sprake, maar soms voert de vader wel discussies met de GI en begeleiding als zij het standpunt van vader niet begrijpen of doen alsof de vader dom is.
De vader doet zijn best om [minderjarige] beter te leren kennen, maar dan moet daartoe wel voldoende gelegenheid krijgen. De vader heeft niet de indruk dat [minderjarige] het contact met hem wil vermijden. Zij hebben ook regelmatig telefonisch contact en zij gamen op afstand samen. [minderjarige] is blij en lacht tijdens de omgang.
De GI schrijft dat [minderjarige] (sinds kort) veel weerstand voelt ten opzichte van de vader. De vader gelooft niet dat die weerstand uit [minderjarige] zelf komt, of door de vader gevoed wordt. De weerstand is ontstaan doordat de GI, de omgangsbegeleiding, dan wel de gezinshuisouders, de omgang niet stimuleren. De beslissing om wel of niet naar de vader te gaan, moet niet aan het kind worden overgelaten. De bal kan daarom niet helemaal bij de vader worden gelegd.
Het taal- en cultuurverschil kan de vader niet overbruggen; het is aan de hulpverlening om dat te doen. De vader denkt dat hij een gezelliger en meer ontspannen contact met [minderjarige] kan hebben als dat bijvoorbeeld in de setting van het gezinshuis plaatsvindt. Daar kan [minderjarige] zichzelf zijn en met de andere kinderen spelen.
Het verslag van [instantie 2] dat in eerste aanleg is overgelegd is uiterst summier en blijkbaar opgesteld om gezien de tijdsdruk op korte termijn “iets” te produceren. Er worden geen concrete voorbeelden van misstanden genoemd.
De vader wil benadrukken dat hij zielsveel van [minderjarige] houdt en dat de band tussen hem en [minderjarige] niet moet worden afgebroken, maar door een uitgebreidere omgangsregeling zou moeten worden versterkt.