In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 29 juli 2022. De rechtbank had het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene vastgesteld op € 23.937,26 en een betalingsverplichting opgelegd van € 16.037,97, met een maximale gijzeling van 303 dagen. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg, en de verdediging heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van het geschatte voordeel en de betalingsverplichting. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de vastgestelde bedragen. Het hof heeft de netto-opbrengst van het criminele samenwerkingsverband vastgesteld op € 479.849,- en de betalingsverplichting op € 11.907,-. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op 238 dagen, conform de wettelijke voorschriften. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.