ECLI:NL:GHSHE:2024:2158

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
200.314.593_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag over een minderjarige in het kader van een hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader verzoekt om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind, geboren in 2019. De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld, maar de vader trekt zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling in, omdat er al een regeling is. De moeder is het niet eens met het verzoek tot gezamenlijk gezag, omdat zij vreest dat de vader het gezag zal gebruiken voor machtsstrijd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in rapporten geconcludeerd dat gezamenlijk gezag in het belang van het kind is, en dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. Het hof oordeelt dat de ouders stappen hebben gezet in hun communicatie en dat er geen ernstige communicatieproblemen zijn die een verzoek tot gezamenlijk gezag zouden kunnen afwijzen. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag toe.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 4 juli 2024
Zaaknummer: 200.314.593/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/372873 / FA RK 21-3267
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.A.M.J.M. Joosten,
tegen
[de moeder],wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K.C.A. Ariëns.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] . Hierna te noemen: [minderjarige] .
Als informant wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
locatie: [locatie] ,
hierna te noemen: de GI.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 23 maart 2023

Bij die beschikking heeft het hof de bestreden beschikking van 2 augustus 2022, zoals verbeterd bij de herstelbeschikking van 22 september 2022, vernietigd en een voorlopige omgangsregeling bepaald waarbij de vader en [minderjarige] recht hebben op omgang met elkaar:
- eenmaal per twee weken begeleid contact op vrijdag gedurende vier uur;
- met ingang van 29 april 2023 een keer per twee weken onbegeleid contact op zaterdag van 14.00 uur tot 18.00 uur bij de vader thuis, waarbij de vader [minderjarige] haalt en terugbrengt;
- met ingang van 10 juni 2023 een keer per twee weken onbegeleid contact op zaterdag van
10
tot 18.00 uur bij de vader thuis, waarbij de vader haalt en brengt.
Verder heeft het hof de raad verzocht aanvullend een onderzoek in te stellen naar de in rechtsoverweging 3.9.2. gestelde vragen en iedere verdere beslissing aangehouden tot PRO FORMA 23 september 2023.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de raad van 17 april 2023, ingekomen ter griffie op 18 april 2023;
- een brief namens de moeder van 1 mei 2023, ingekomen ter griffie op 16 mei 2023;
- een V8-formulier namens de vader van 15 mei 2023, ingekomen ter griffie op 15 mei 2023;
- een brief namens de moeder van 13 juli 2023, ingekomen ter griffie op 13 juli 2023;
- een e-mail namens de vader van 17 oktober 2023, ingekomen ter griffie op 17 oktober 2023;
- een V8-formulier met bijlage namens de moeder van 18 oktober 2023, ingekomen ter griffie op 18 oktober 2023;
- het rapport van de raad van 13 mei 2024, ingekomen ter griffie op 14 mei 2024;
- een e-mail met bijlage namens de moeder van 28 mei 2024, ingekomen ter griffie op 28 mei 2024;
- een e-mail namens de vader van 28 mei 2024, ingekomen ter griffie op 28 mei 2024;
- een V6-formulier met bijlagen namens de moeder, ingekomen ter griffie op 3 juni 2024;
6.2.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juni 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 1] en [vertegenwoordiger van de raad 2] ;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
6.3.
Op verzoek van het hof heeft mr. Joosten namens de vader na de mondelinge behandeling in hoger beroep bij e-mailbericht van 6 juni 2024 de herstelbeschikking van 22 september 2022 nagezonden.
6.4.
Op 8 mei 2024 heeft de kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant [minderjarige] onder toezicht gesteld van de Stichting Jeugdbescherming Brabant voor de duur van één jaar. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 mei 2024 verlengd voor de duur van een jaar met ingang van 8 mei 2024 tot 8 mei 2025.

7.De verdere beoordeling

7.1.
De raad heeft in het rapport van 17 april 2023 geconcludeerd dat een ondertoezichtstelling nodig is voor [minderjarige] . Er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] . Met een ondertoezichtstelling kunnen de belangen van [minderjarige] worden gewaarborgd, de noodzakelijk geachte hulpverlening kan worden gegarandeerd, het contact tussen de vader en [minderjarige] kan verder vorm worden gegeven en contactverlies en loyaliteitsproblematiek in de toekomst kan worden voorkomen.
Verder adviseert de raad om onder regie van de jeugdbeschermer en in het tempo passend bij de behoefte en ontwikkeling van [minderjarige] toe te werken naar een onbegeleide omgangsregeling waarbij [minderjarige] gedurende een weekend om de twee weken en de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader is. De raad adviseert daarbij een opbouwschema te hanteren zoals opgenomen in het raadsrapport.
Tot slot vindt de raad het wenselijk dat de ouders samen een ouderschapsplan gaan maken waarin zij onder andere vastleggen op welke manier de omgang en de communicatie tussen de ouders verloopt. Om tot een betere basis te komen voor gezamenlijk gezag is het naar mening van de raad beter als de omgang eerst een langere periode loopt, zodat kan blijken of de vader betrouwbaar en voorspelbaar is. Tevens zal het voor de moeder mogelijk helpen om aanvullende therapie te volgen om de stress te verminderen die zij ervaart in het contact met de vader. De raad stelt voor om het verzoek tot gezamenlijk gezag aan te houden tot half januari 2024.
7.2.
De raad heeft vervolgens in het rapport van 13 mei 2024 een aanvullend onderzoek verricht naar het gezag en verwacht niet dat gezamenlijk gezag ertoe zal leiden dat er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem en verloren raakt tussen zijn ouders. De ouders hebben beiden het beste voor met [minderjarige] . Naast de raad achten de GI en de school beide ouders in staat beslissingen te nemen die in [minderjarige] belang zijn en er is niet gebleken dat de ouders het op relevante en concrete thema’s (die raken aan gezagsbeslissingen) het met elkaar stellig oneens zijn. De ouders en [minderjarige] hebben het afgelopen jaar een positieve ontwikkeling laten zien in hun samenwerking en communicatie. In het belang van [minderjarige] adviseert de raad een wijziging van het gezag over [minderjarige] van eenhoofdig gezag bij de moeder naar gezamenlijk gezag voor beide ouders en daarmee het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag toe te wijzen.
7.3.
De vader voert het volgende aan.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft mr. Joosten namens de vader het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling op de in het beroepschrift vermelde wijze ingetrokken omdat er reeds bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 augustus 2023 een omgangsregeling is vastgesteld tussen [minderjarige] en de vader. Deze omgangsregeling wordt door beide ouders nageleefd. Het verzoek van de vader behoeft dan ook geen verdere bespreking meer. Het hof zal de vader niet-ontvankelijk verklaren in dit verzoek nu de grieven niet langer worden gehandhaafd.
De vader is het ten aanzien van het gezamenlijk gezag eens met het advies van de raad. Het uitgangspunt van de wetgever is gezamenlijk gezag en er is geen reden om daarvan af te wijken. De vader wil graag meebeslissen over [minderjarige] en een positie gelijk aan die van de moeder hebben. De vader heeft er geen enkel belang bij om beslissingen tegen te houden of te forceren. Er zijn ook geen concrete voorbeelden genoemd waaruit zou blijken dat dit het geval zou zijn bij gezamenlijk gezag.
7.4.
De moeder voert het volgende aan.
De moeder is het niet eens met het advies van de raad voor wat betreft het gezag over [minderjarige] . De ouders zitten nog volop in een (juridische) strijd en dit heeft een grote impact op de moeder. Hulpverlening voor de moeder heeft daardoor nog niet kunnen plaatsvinden. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders beslissingen in gezamenlijk overleg kunnen nemen. De communicatie is nog niet voldoende tussen de ouders. De verstandhouding is verstoord. De ouders staan lijnrecht tegenover elkaar. Hoewel zij met behulp van de jeugdbeschermer kleine stapjes hebben gezet, zijn ze er nog lang niet. Er is continue een strijd via de e-mail en de jeugdbeschermer is nodig om te kunnen communiceren. [minderjarige] zit klem tussen de ouders. Dat blijkt ook uit het feit dat de ondertoezichtstelling is verlengd. De moeder vreest dat de vader het gezag inzet voor een machtsstrijd en [minderjarige] klem en verloren raakt. Gezamenlijk gezag is niet in het belang van [minderjarige] .
7.5.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep aangegeven bij het eerdere advies te blijven. De ouders hebben beiden een verschillende visie. De vader wil graag meebeslissen over [minderjarige] en de moeder ervaart dit als het uitoefenen van macht door de vader. De raad ziet een vader die het belang van [minderjarige] vooropstelt. Gezamenlijk gezag is in het belang van [minderjarige] .
7.6.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling benadrukt dat zij onpartijdig is. In het kader van de ondertoezichtstelling hecht de GI aan een goede samenwerking met beide ouders. De jeugdbeschermer ziet dat de communicatie tussen de ouders lastig blijft. Binnen de ondertoezichtstelling zal worden gewerkt aan verbetering van de communicatie tussen de ouders. De jeugdbeschermer verwacht niet dat de vader of de moeder het inschakelen van hulp voor [minderjarige] zal belemmeren als dat nodig zou zijn. Beide ouders zijn in staat beslissingen te nemen in het belang van [minderjarige] . De GI onthoudt zich van enig advies over het gezag.
7.7.
Het hof overweegt het volgende.
7.7.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
7.7.2.
Het hof stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders is onvoldoende om een verzoek tot gezamenlijk gezag af te wijzen. Dit kan anders zijn indien de bestaande communicatieproblemen zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders die het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen, zonder dat te verwachten is dat in die problemen binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. In dat geval kan de conclusie gerechtvaardigd zijn dat één van de ouders alleen met het ouderlijk gezag over het kind belast blijft. Het hof is van oordeel dat in de onderhavig zaak hiervan geen sprake is en overweegt hiertoe als volgt.
7.7.3.
De ouders hebben zich de afgelopen periode beide met resultaat ingezet om te werken aan de onderlinge communicatie. De ouders erkennen ook beiden hierin stappen te hebben gezet. Het is de ouders met behulp van [instantie] en de jeugdbeschermer gelukt om tot afspraken te komen over de omgangsregeling en aan deze regeling uitvoering te geven. Weliswaar is de communicatie tussen de ouders nog voor verbetering vatbaar en verloopt de communicatie nog deels via de jeugdbeschermer, maar naar het oordeel van het hof is er geen sprake van zodanig ernstige communicatieproblemen dat van het wettelijk uitgangspunt van gezamenlijk gezag moet worden afgeweken. Het hof neemt bij zijn beslissing in aanmerking dat de ouders, eveneens met behulp van [instantie] , een communicatieplan hebben opgesteld waarbij zij onder meer zijn overeengekomen hoe zij gezagsbeslissingen zullen nemen. Gebleken is ook dat de moeder de vader reeds betrekt bij beslissingen over [minderjarige] . Nergens blijkt uit dat de vader niet bereid is om mee te werken aan deze beslissingen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat de vader misbruik zal maken van zijn gezag en gezagsbeslissingen zal belemmeren.
7.7.4.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat er geen onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders en evenmin acht het hof eenhoofdig gezag van de moeder anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk. Het hof zal de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen, en het inleidend verzoek van de vader om hem gezamenlijk met het gezag te belasten alsnog toewijzen.

8.De beslissing

Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot de vaststelling van een omgangsregeling;
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 1 augustus 2022, hersteld bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 22 september 2022, voor wat betreft het gezag;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
belast de moeder en de vader gezamenlijk met het ouderlijk gezag over:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] ;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, E.M.D.M. van der Linden en M. Jonker en is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.