ECLI:NL:GHSHE:2024:2177

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
20-002588-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake wederspannigheid en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1978 en thans verblijvende in P.I. Middelburg, was eerder veroordeeld voor het wederrechtelijk binnendringen in een besloten lokaal en voor wederspannigheid, alsook voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, en had de inbeslaggenomen goederen onttrokken aan het verkeer. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 2 maanden en de inbeslaggenomen flessen aan het verkeer zou onttrekken. De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 april 2023 wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal en dat hij op 14 april 2023 zich met geweld heeft verzet tegen de aanhouding door de politie. Tevens is bewezen verklaard dat de verdachte op 3 april 2023 opzettelijk GHB aanwezig heeft gehad. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden en de tenuitvoerlegging van 46 dagen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002588-23
Uitspraak : 1 juli 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 18 september 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met de parketnummers 02-099961-23 en 02-095245-23, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02-196309-22, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Middelburg te Middelburg.
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘in het besloten lokaal bij een ander in gebruik’ (zowel parketnummer 02-099961-23 feit 1 als parketnummer 02-095245-23 feit 1), ‘wederspannigheid’ (parketnummer 02-099961-23 feit 2) en ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ (parketnummer 02-095245-23 feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De politierechter heeft de onder de verdachte inbeslaggenomen goederen onttrokken aan het verkeer. Ten slotte heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 02-196309-22, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 46 dagen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal ten aanzien van het beslag gevorderd dat het
hof de inbeslaggenomen flessen als een geheel ziet en daarom zal onttrekken aan het verkeer. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 02-196309-22, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 46 dagen, geheel zal toewijzen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw, zo begrijpt het hof, een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 02-196309-22 voorwaardelijk opgelegde straf heeft de raadsvrouw verzocht deze af te wijzen dan wel in geval van toewijzing de straf te matigen. Ten slotte heeft de raadsvrouw verzocht de fles met daarin de aangetroffen GHB te onttrekken aan het verkeer en de overige flessen terug te geven aan de verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 02-099961-23:
1.
hij op of omstreeks 14 april 2023 te Tilburg, in elk geval in Nederland, in de woning, het besloten lokaal en/of het erf en/of het terrein, aan [adres] , bij een ander, te weten bij [bedrijf] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 13 april 2023 schriftelijk en/of mondeling de toegang tot die locatie/dat pand tot 1 juni 2023 ontzegd;
2.
hij op of omstreeks 14 april 2023 te Tilburg, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen meerdere, althans een, ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (beiden hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van hem, verdachte, door meermalen, althans eenmaal, te trappen tegen en/of in de richting van het/de be(e)n(en), althans het lichaam, van (een van) bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en) en/of zich in tegengestelde richting te bewegen als waarin (een van) bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte, trachtte(n) te bewegen;
Zaak met parketnummer 02-095245-23:1.
hij op of omstreeks 7 april 2023 te Tilburg, althans in Nederland, in de woning, het besloten lokaal en/of het erf en/of het terrein, aan [adres] , bij een ander, te weten bij [bedrijf] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 6 april 2023 schriftelijk en/of mondeling de toegang tot die locatie/dat pand voor de duur van 7 dagen ontzegd;
2.
hij op of omstreeks 3 april 2023 te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 325 milliliter, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder parketnummer 02-099961-23 feit 1 tenlastegelegde:
Het hof is, anders dan de politierechter en de advocaat-generaal, maar met de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat jegens de verdachte op 13 april 2023 een vestigingsverbod is opgemaakt voor alle vestigingen van [bedrijf] in Tilburg. Dit verbod liep van 13 april 2023 tot en met 1 juni 2023. In dit verbod was een uitzondering gemaakt voor vrijdag 14 april 2023 tussen 12.00 uur en 16.00 uur om de verdachte de tijd te geven om zijn kamer op het terrein van [bedrijf] aan [adres] leeg te ruimen. Binnen die tijd mocht hij op het terrein en in gebouw 2 zijn.
De vraag is of de verdachte lokaalvredebreuk pleegde toen hij op vrijdag 14 april 2023 om 20.00 uur op zijn kamer aanwezig was.
Het hof beantwoord die vraag ontkennend. Uit het dossier volgt namelijk dat de verdachte het vestigingsverbod niet in ontvangst heeft genomen en dat hij heeft geweigerd om voor ontvangst te tekenen. Op grond van het dossier kan het hof voorts niet vaststellen of de verdachte anderszins schriftelijk dan wel mondeling op de hoogte is geraakt van de inhoud van het vestigingsverbod. Derhalve kan niet wettig en overtuigend worden bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijk binnendringen bij [bedrijf] , zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-099961-23 onder 2 en in de zaak met parketnummer 02-095245-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 02-099961-23:
2.
hij op 14 april 2023 te Tilburg zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (beiden hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van hem, verdachte, door zich in tegengestelde richting te bewegen als waarin bovengenoemde opsporingsambtenaren hem, verdachte, trachtten te bewegen;
Zaak met parketnummer 02-095245-23:1.
hij op 7 april 2023 te Tilburg het besloten lokaal en het terrein aan [adres] , bij een ander, te weten bij [bedrijf] , in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 6 april 2023 mondeling de toegang tot die locatie voor de duur van 7 dagen ontzegd;
2.
hij op 3 april 2023 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 325 milliliter van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder parketnummer 02-099961-23 feit 2 tenlastegelegde:
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsvrouw – in de kern – aangevoerd dat de handelingen van de verdachte ten tijde van de aanhouding, voor zover deze uit het dossier blijken, niet te kwalificeren zijn als verzet.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op 15 april 2023 is door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op ambtsbelofte een proces-verbaal opgemaakt waaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding niet wilde meewerken met de politie om het pand en het terrein van [bedrijf] te verlaten. Vervolgens zette hij zijn verzet door bij zijn aanhouding, want nadat de verbalisanten de verdachte op zijn buik op de grond hadden gelegd, heeft de verdachte met tegenkracht meegewerkt. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid. De verdachte heeft immers tegenkracht en aldus weerstand geboden bij zijn aanhouding.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Ten aanzien van het onder parketnummer 02-095245-23 feit 1 tenlastegelegde:
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsvrouw – in de kern – aangevoerd dat de verdachte niet op de hoogte was van de inhoud van de ontzegging. Om die reden kan de verdachte het vestigingsverbod niet hebben overtreden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het dossier volgt dat de verdachte sinds 6 april 2023 een vestigingsverbod had voor de duur van zeven dagen, voor alle terreinen en gebouwen van [bedrijf] in Tilburg. Getuige [getuige] , werkzaam bij [bedrijf] , heeft verklaard dat hij op 7 april 2023, rond het einde van de ochtend of begin van de middag, toen de verdachte het pand niet binnen kon, de verdachte heeft verteld dat hij een sanctie had gekregen en het terrein moest verlaten. Getuige [getuige] heeft de verdachte uitgelegd wat het vestigingsverbod inhield, dat de verdachte niet meer welkom was op het terrein en heeft hem de envelop met daarin het vestigingsverbod gegeven. Verdachte heeft deze envelop in ontvangst genomen en is vervolgens met de envelop op zijn fiets gestapt en weggefietst. Uit het proces-verbaal van aangifte volgt dat de nachtwaker van [bedrijf] op 7 april 2023 omstreeks 22:30 uur een oproep ontving waaruit bleek dat de verdachte op het terrein was. Hierop is de nachtwaker naar de voordeur van gebouw 4 gelopen, aldaar zag hij dat de verdachte daar ook was en dat hij door de geopende voordeur naar binnenliep.
Het hof is, anders dan de verdediging heeft bepleit, van oordeel dat de verdachte op de hoogte was van de inhoud van het vestigingsverbod en dat hij deze heeft overtreden. De verdachte is immers (ruim) voordat hij op 7 april 2023 omstreeks 22:30 uur de voordeur van [bedrijf] binnenliep door getuige [getuige] mondeling op de hoogte gebracht van de inhoud van het vestigingsverbod en hem is toen tevens het schriftelijke vestigingsverbod overhandigd. De verdachte heeft dit stuk aangenomen en is ermee weggefietst. Het verweer van de verdediging, voor zover inhoudende dat de verdachte geen weet had van het vestigingsverbod, wordt aldus verworpen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 02-095245-23 feit 2 tenlastegelegde:
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsvrouw samengevat aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat hij geen GHB aanwezig heeft gehad op zijn kamer. De verdediging stelt, zo begrijpt het hof, dat de verdachte sinds 3 april 2023 niet meer aanwezig is geweest op zijn kamer, dat de GHB op 4 april 2023 is aangetroffen, en dat het derhalve onduidelijk is wat zich in de tussenliggende periode op zijn kamer heeft afgespeeld.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het dossier volgt dat de verdachte op 3 april 2023 ernstig onder invloed was van Gamma Hydroxy Butyraat (GHB) en vanuit [bedrijf] is overgebracht naar het ziekenhuis. Naar aanleiding hiervan werden op 4 april 2023 op de kamer van de verdachte vijf flessen met daarin vloeibare substantie aangetroffen en in beslag genomen. Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2023 is gebleken dat een test (AAQF5309NL) van het monster (goednummer PL2000-2023083652-2578585) uit de onder de verdachte inbeslaggenomen fles Lipton met een oorspronkelijke netto inhoud van ongeveer 325 ml (goednummer PL2000-2023083652-2578574) een positieve reactie gaf op GHB. Ook uit het NFI-rapport van 19 april 2023 komt naar voren dat het monster GHB bevat. Tussen het moment dat de verdachte op 3 april 2023 werd overgebracht naar het ziekenhuis en het moment dat de flessen op 4 april 2023 in beslag worden genomen, heeft, behalve het personeel van [bedrijf] en politieambtenaren, niemand de slotvast afgesloten kamer van de verdachte betreden. Gelet op het vorenstaande acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 3 april 2023 ongeveer 325 milliliter van een materiaal met daarin GHB opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-099961-23 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

wederspannigheid.

Het in de zaak met parketnummer 02-095245-23 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Het in de zaak met parketnummer 02-095245-23 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Verder heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is ten eerste bewezenverklaard dat hij zich op 14 april 2023 schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid door zich met geweld tegen opsporingsambtenaren te verzetten toen zij hem wilden aanhouden. Dit handelen van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag en voor het publieke belang dat door opsporingsambtenaren wordt gediend. Opsporingsambtenaren moeten ongehinderd hun werk kunnen doen.
Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich op 7 april 2023 schuldig heeft gemaakt aan het wederrechtelijk binnendringen in het besloten lokaal en terrein dat in gebruik was bij [bedrijf] . Daarmee heeft de verdachte zich niets aangetrokken van het vestigingsverbod dat aan hem in persoon was uitgereikt. Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op het recht van [bedrijf] om als heer en meester te bepalen wie haar terrein en gebouwen mag betreden.
Ten slotte heeft de verdachte zich op 3 april 2023 schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van meer dan 300 milliliter van een materiaal bevattende GHB. Het gebruik van harddrugs vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Het gebruik van verdovende middelen werkt verslaving in de hand met veelal vermogensdelicten en overlast in de samenleving tot gevolg.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 april 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Daaronder bevinden zich veroordelingen ter zake van Opiumwetdelicten. Voorts heeft het hof de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Alles afwegende acht het hof, net als de advocaat-generaal, een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend en geboden. Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijk strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming.
Ofschoon het hof komt tot een bewezenverklaring van minder dan waarvan in de vordering van de advocaat-generaal is uitgegaan, acht het hof toch een straf, gelijk aan die welke door de advocaat-generaal is gevorderd, geboden. Daarbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en het justitiële verleden van de verdachte, in het bijzonder de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder meermalen ter zake van Opiumwetdelicten is veroordeeld, laatstelijk in 2021 en 2022.
Beslag
Het onder de verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggeven flesje met daarin 325 milliliter GHB, met betrekking tot welk het in de zaak met parketnummer 02-095245-23 onder 2 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien de inhoud van het flesje van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de inbeslaggenomen flessen waarbij de test geen indicatie gaf voor de aanwezigheid van GHB. Het hof is van oordeel dat uit het dossier niet genoegzaam blijkt dat deze flessen verdovende middelen bevatten. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen deze teruggave.
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02-196309-22
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 november 2022 onder parketnummer 02-196309-22. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal gelasten. De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om primair de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en subsidiair bij toewijzing deze te matigen.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt en geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden op grond waarvan van tenuitvoerlegging zou behoren te worden afgezien dan wel sprake zou moeten zijn van enige vorm van matiging, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 46 dagen dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36c, 57, 63, 138 en 180 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-099961-23 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-099961-23 onder 2 en in de zaak met parketnummer 02-095245-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 02-099961-23 onder 2 en in de zaak met parketnummer 02-095245-23 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- G2578574: 300 ML verdovende middelen GHB in Lipton fles (oorspronkelijke partij 325 ML);
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- G2578489: 765 ML in siroopfles;
- G2578576: 185 ML in Gwoon cola fles;
- G2578579: 0,05 ML bodem Raak flesje, roze;
- G2578580: 1025 ML in Framboos siroop fles.
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 7 november 2022 onder parketnummer 02-196309-22, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
46 (zesenveertig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Benschop, griffier,
en op 1 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.