ECLI:NL:GHSHE:2024:2193

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
20-002193-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtredingen Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1970, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De politierechter had een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opgelegd voor 18 maanden. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vernietiging van het vonnis en een veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 18 maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 9 maanden. Het hof overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan drie overtredingen van de Wegenverkeerswet, waaronder het niet meewerken aan een bloedonderzoek en het rijden onder invloed van amfetamine. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn in eerste aanleg was overschreden, maar verbond hieraan geen consequenties. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002193-23
Uitspraak : 3 juli 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 20 juli 2023, in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 96-077664-21 en 96-165807-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
  • overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (het in de zaak met parketnummer 96-077664-21 onder 1 – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg primair – tenlastegelegde);
  • overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (het in de zaak met parketnummer 96-077664-21 onder 2 tenlastegelegde) en
  • overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (het in de zaak met parketnummer 96-165807-22 tenlastegelegde)
veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Voorts heeft de politierechter met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 96-165807-22 bewezenverklaarde aan de verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 18 maanden met een proeftijd van 3 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het in de zaak met parketnummer 96-077664-21 onder 1 primair en onder 2 en het in de zaak met parketnummer 96-165807-22 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren en zal opleggen een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden.
De raadsman van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, alsmede omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 96-077664-21:
1.
hij op of omstreeks 3 februari 2021 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een snorfiets te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
subsidiair, althans, indien vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 3 februari 2021 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig, (snorfiets), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij, verkeerde onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2021 te Eindhoven als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, Dr. Schaepmanlaan, een motorrijtuig, (snorfiets), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen.
Zaak met parketnummer 96-165807-22:
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te Weert een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 160 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-077664-21 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 96-165807-22 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 96-077664-21:
1.
hij op 3 februari 2021 te Eindhoven als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een snorfiets te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
2.
hij op 3 februari 2021 te Eindhoven als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd, op de weg, Dr. Schaepmanlaan, een motorrijtuig (snorfiets), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd.
Zaak met parketnummer 96-165807-22:
hij op 7 januari 2021 te Weert een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 160 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 96-077664-21 onder 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Het in de zaak met parketnummer 96-077664-21 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Het in de zaak met parketnummer 96-165807-22 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich op twee verschillende tijdstippen schuldig heeft gemaakt aan drie overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte heeft als bestuurder van een snorfiets geweigerd om mee te werken aan een bloedonderzoek en deze snorfiets bestuurd terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. Daarnaast heeft de verdachte een personenauto bestuurd onder invloed van amfetamine. Door aldus te handelen heeft de controle op de naleving van de voorschriften ter bescherming van de verkeersveiligheid bemoeilijkt en de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 april 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte in het verleden onherroepelijk is veroordeeld wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof weegt dit ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van een ten behoeve van de rechtszitting in hoger beroep opgemaakt reclasseringsadvies d.d. 31 mei 2024. De reclassering beschrijft daarin dat zij niet kan adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn, omdat de verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht. De reclassering wijst erop dat de verdachte bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf verlies van zijn huidige woning en uitkering riskeert. De verdachte wordt door de reclassering in staat geacht om een taakstraf uit te voeren. Het hof heeft dit meegewogen bij het bepalen van de strafmodaliteit.
Het hof stelt vast dat het taakstrafverbod, zoals vastgelegd in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, in onderhavige zaak geen toepassing vindt.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden.
Voorts zal het hof de verdachte mede ter bescherming van de verkeersveiligheid ter zake van de bewezenverklaarde feiten de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor nader te noemen duur. Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten zal het hof deze bijkomende straf geheel in onvoorwaardelijke vorm opleggen. In aanmerking genomen de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, zal het hof de duur van voormelde ontzegging bepalen op 9 maanden.
Met betrekking tot het procesverloop overweegt het hof het navolgende.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in eerste aanleg is overschreden. Het hof stelt de aanvang van de redelijke termijn vast op 7 januari 2021, zijnde de datum waarop het eerste politieverhoor van de verdachte heeft plaatsgevonden. Op 20 juli 2023 heeft de politierechter uitspraak gedaan. Daarmee is de redelijke termijn van twee jaren in eerste aanleg met zeven maanden overschreden. In hoger beroep is de redelijke termijn niet overschreden.
Aldus is de redelijke termijn in eerste aanleg overschreden, terwijl dit de verdachte niet valt toe te rekenen. Nu het hof volstaat met oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden, zal het hof volstaan met een constatering van deze overschrijding en daaraan geen consequenties verbinden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-077664-21 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 96-165807-22 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 96-077664-21 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 96-165807-22 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis;
ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 96-077664-21 onder 1 primair, 2 en in de zaak met parketnummer 96-165807-22 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. N. van der Laan, voorzitter,
mr. H.A.T.G. Koning en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer en mr. T.G. Remmink, griffiers,
en op 3 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. N. van der Laan, mr. H.A.T.G. de Koning en mr. T.G. Remmink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.