ECLI:NL:GHSHE:2024:2195

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
20-002600-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van koperen buizen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 18 september 2023 schuldig werd verklaard aan diefstal. De verdachte, geboren in 1986, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en verzocht om toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof heeft het beroep van de verdachte beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de bewijsoverweging van de politierechter verbetering behoeft. Het hof heeft de herkenning van de verdachte door verbalisanten beoordeeld en geconcludeerd dat deze herkenningen betrouwbaar zijn, ondanks de slechte kwaliteit van de foto’s. Het hof heeft het verweer van de verdediging verworpen en geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van vier koperen buizen.

Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, het justitiële verleden van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden. Het hof heeft besloten om een taakstraf van 60 uren op te leggen, subsidiair 30 dagen hechtenis, en heeft het vonnis waarvan beroep voor het overige bevestigd. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002600-23
Uitspraak : 3 juli 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 18 september 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-137634-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is het aan de verdachte tenlastegelegde bewezenverklaard, heeft de politierechter dat gekwalificeerd als ‘diefstal’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en is de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair heeft de verdediging in het kader van de afdoening verzocht dat het hof toepassing zal geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met verbetering met de gronden waarop dit berust, met dien verstande dat de bewijsoverweging wordt verbeterd op de wijze als hierna is vermeld, behalve voor wat betreft de afdoening.
Daarnaast is het hof van oordeel dat de door de politierechter aangehaalde toepasselijke wettelijke voorschriften dienen te worden aangevuld. Om daarover geen misverstanden te laten bestaan, zal het hof de toegepaste wettelijke voorschriften hierna volledig weergeven.
Verbetering van de bewijsoverweging
Daarnaast is het hof van oordeel dat de bewijsoverweging van de politierechter verbetering behoeft en gelet daarop vervangt het hof de inhoud van de bewijsoverweging met het navolgende.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is in het dossier om tot een bewezenverklaring te komen. Hiertoe heeft de raadsman van de verdachte – kort weergegeven – bepleit dat de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten niet als betrouwbare herkenningen kunnen worden aangemerkt, nu de in het dossier aanwezige foto’s, te weten stills van de camerabeelden, waarop de verbalisanten de herkenningen baseren, van dusdanige slechte kwaliteit zijn dat herkenning van de verdachte op basis van die foto’s niet mogelijk is. Bovendien kan de herkenning van de fiets van de verdachte door verbalisant [verbalisant 1] niet bijdragen aan het bewijs, nu de verbalisant niet heeft beschreven waaraan hij de fiets heeft herkend. Ten slotte dient hetgeen de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg heeft opgemerkt, te weten dat de persoon op de camerabeelden geen bril draagt, niet gezien te worden als een verspreking, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is van oordeel dat de foto’s waarop de herkenningen van de verdachte zijn gebaseerd, te weten pagina’s 10 tot en met 12 van het dossier in het geval van verbalisant [verbalisant 2] en pagina 15 van het dossier in het geval van verbalisant [verbalisant 1] , niet van zodanige kwaliteit zijn dat deze de verdachte en de bij hem in gebruik zijnde fiets hierop niet zouden kunnen herkennen. Daarbij betrekt het hof het gegeven dat de verbalisanten de verdachte voorafgaand aan de herkenning ambtshalve één of meer keren hebben gezien, gesproken dan wel aangehouden. Bovendien hebben beide verbalisanten specifieke kenmerken genoemd waaraan zij de verdachte hebben herkend. Het hof ziet ook anderszins geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de bovengenoemde herkenningen. De omstandigheid dat verbalisant [verbalisant 1] niet heeft geverbaliseerd waaraan hij de fiets heeft herkend, doet aan het voorgaande niet af.
Het verweer van de verdediging met betrekking tot hetgeen de politierechter als verspreking van de verdachte heeft gezien, behoeft geen bespreking, nu het hof hier geen acht op slaat.
Mitsdien verwerpt het hof het tot vrijspraak strekkende verweer in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in onderling verband en samenhang beschouwd met de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van vier koperen buizen. Blijkens het handelen van de verdachte heeft hij zich niets aangetrokken van het eigendomsrecht van anderen. Hij heeft enkel oog gehad voor het eigen financieel gewin, zonder zich iets gelegen te laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen voor de gedupeerden. Bovendien zijn diefstallen zeer ergerlijke feiten, die naast schade ook hinder en overlast veroorzaken voor de gedupeerden.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 23 april 2024, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaande aan het bewezenverklaarde onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Deze veroordelingen hebben de verdachte er blijkbaar niet van weerhouden om nogmaals soortgelijk feiten te plegen.
Het hof heeft tevens acht geslagen op het door de reclassering opgemaakte advies d.d. 16 februari 2023, welk advies is opgemaakt in een andere strafzaak (parketnummer 02-214125-22). Hieruit volgt dat de verdachte een verstandelijke beperking heeft en kamt met verslavingsproblematiek. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog en deze risico’s ziet de reclassering in de leefgebieden sociaal netwerk, middelengebruik, psychosociaal functioneren en houding.
Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Door en namens de verdachte is naar voren gebracht dat hij momenteel bij zijn ouders verblijft, nu hij door de woningbouw uit een woning is gezet omdat hij deze onderhuurde. De verdachte is inmiddels aangemeld bij [naam] . Naar eigen zeggen is de verdachte inmiddels abstinent van het gebruik van verdovende middelen. Verder is gebleken dat de verdachte onder bewind staat.
Gelet op de ernst en de aard van het bewezenverklaarde is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met toepassing van het rechterlijk pardon, zoals bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De omstandigheid dat de verdachte op 13 maart 2024 door de rechtbank Zeeland-West-Brabant is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en derhalve artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, maakt dit oordeel niet anders. Anders dan de politierechter en de verdediging is het hof van oordeel dat de oplegging van een straf passend en geboden is. Alles overziend zal het hof volstaan met de oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de afdoening en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. R. Lonterman en mr. N. van der Laan, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer en mr. T.G. Remmink, griffiers,
en op 3 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.A.T.G. de Koning, mr. N. van der Laan en mr. T.G. Remmink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.