In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling tussen de moeder en haar minderjarige zoon, geboren in 2009. De moeder had verzocht om een wijziging van de zorgregeling, zodat haar zoon elk weekend bij haar zou verblijven en de helft van de vakanties en feestdagen met haar door zou brengen. De vader, die het hoofdverblijf van de minderjarige heeft, verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep en het hoger beroep af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 mei 2024 is de minderjarige gehoord, en zijn mening is door het hof in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige regeling, waarbij de minderjarige om de drie weken van vrijdag na school tot zaterdag 18.00 uur bij de moeder verblijft, in het belang van het kind is. De moeder heeft aangevoerd dat de huidige regeling niet in het belang van de minderjarige is, omdat deze onvoldoende gelegenheid biedt voor contact tussen hen. De vader heeft echter betoogd dat de minderjarige zich in een goede balans bevindt en dat de huidige regeling hem in staat stelt om zijn schoolwerk te maken en zijn sociale leven te onderhouden. Het hof heeft de verzoeken van de moeder afgewezen, maar de regeling op zaterdag wel iets uitgebreid. De moeder had ook verzocht om een vakantieregeling vast te leggen, maar dit verzoek is afgewezen omdat het hof van mening is dat ouders dit in onderling overleg kunnen regelen. De beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 september 2023 is vernietigd voor zover het de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft, en het hof heeft een nieuwe regeling vastgesteld.