ECLI:NL:GHSHE:2024:2256

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
200.337.424_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van zorg- en contactregeling in het kader van ouderschap na echtscheiding

In deze zaak heeft de vader in hoger beroep verzocht om wijziging van de zorg- en contactregeling voor zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader is van mening dat de omstandigheden zijn gewijzigd sinds de eerdere beschikking van de rechtbank, waarin zijn verzoek om wijziging werd afgewezen. Hij stelt dat er spanningen zijn tussen hem en de moeder, die de communicatie en samenwerking bemoeilijken, en dat de huidige regeling niet in het belang van de kinderen is. De moeder daarentegen betwist dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden en pleit voor handhaving van de bestaande regeling, die volgens haar zorgvuldig tot stand is gekomen en in het belang van de kinderen is.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 juni 2024 heeft het hof de standpunten van beide partijen gehoord, evenals het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De raad heeft geadviseerd om een hulpverleningstraject te starten om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. Beide ouders hebben ingestemd met deze verwijzing naar het hulpverleningstraject "Ouderschap Blijft". Het hof heeft besloten de beslissing over de zorgregeling aan te houden in afwachting van de voortgang van dit traject. Het hof heeft tevens de raad verzocht om te rapporteren over de voortgang van het traject en om te onderzoeken of een wijziging van de zorgregeling in het belang van de kinderen is, mocht het traject niet positief verlopen. De zaak is aangehouden tot een pro forma zitting op 12 mei 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 juli 2024
Zaaknummer: 200.337.424/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/392698 / FA RK 23-1837
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.A. Knopper,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Salhi.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
Deze zaak gaat over het verzoek van de vader tot wijziging van de zorg- en contactregeling betreffende de volgende minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014, hierna: [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2]geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018, hierna [minderjarige 2] ;
hierna ook te noemen: de kinderen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 3 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 5 februari 2024, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de bestreden beschikking te wijzigen in dier voege dat het ouderschapsplan van partijen en de daarin opgenomen zorg- en contactregeling zal worden gewijzigd overeenkomstig punt 12 en 13 van het beroepschrift, dan wel een zorg- en contactregeling vast te leggen die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 3 april 2024, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te bevestigen en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep dan wel de grieven van de vader ongegrond te verklaren althans af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 juni 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Knopper;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Salhi;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad;
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 5 oktober 2023;
  • V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 16 juni 2024;
  • V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 17 juni 2024.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest. Het huwelijk is op 21 september 2021 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 31 augustus 2021 in de registers van de burgerlijke stand. Tijdens het huwelijk zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit. De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.Zij hebben allen de Nederlandse nationaliteit.
3.2.
De vader en de moeder hebben op 1 maart 2021 een ouderschapsplan ondertekend waarin zij een zorg- en contactregeling zijn overeengekomen. De reguliere zorgregeling (buiten de vakanties en feestdagen) is als volgt:
Omgangsregeling vader en de kinderen:
Even week: één keer in de twee weken van vrijdag 15.30 uur tot zondag 17.30 uur.
Oneven week: woensdag van 13.00 uur tot 18.00 uur.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader om de zorg en contactregeling te wijzigen, afgewezen.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan. De eerste grief van de vader richt zich tegen de beslissing van de rechtbank de door de ouders getroffen zorgregeling niet te wijzigen omdat de omstandigheden nadien niet zouden zijn gewijzigd.
De vader stelt zich op het standpunt dat de omstandigheden wel degelijk zijn gewijzigd. Deze wijziging zit in het feit dat de ouders de intenties (het voorkomen dat de kinderen in hun sociaal emotioneel welzijn worden geschaad) die zij ten tijde van het opstellen van het ouderschapsplan hadden, niet kunnen nakomen. Er is sprake van spanningen, gebrek aan overleg en daardoor alsmaar toenemend wantrouwen tussen de ouders. De vader loopt bij de moeder tegen een muur van weerstand. Het is niet mogelijk gebleken om te werken aan de verbetering van de communicatie omdat de moeder daar niet voor open staat. De moeder geeft het signaal af de man geen enkele positie te willen geven in het leven van de kinderen. De huidige zorgregeling is daarvoor onvoldoende. De vader wil een groter aandeel in de zorg en opvoeding van de kinderen om zodoende een gelijkwaardigere verdeling te creëren. Gelet op de verhouding tussen de ouders is dat ook in het belang van de kinderen. Daarbij is de moeder te beschermend naar de kinderen, hetgeen voortvloeit uit een stukje overbelasting bij de moeder. De kinderen zijn hierdoor de afgelopen twee jaren niet ten volle tot ontwikkeling gekomen. Daarnaast acht de vader het in het belang van de kinderen dat er ook een aantal wijzigingen wordt doorgevoerd ten behoeve van de vakanties en feestdagen, omdat hierover veel discussie bestaat.
3.6.
De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan. De moeder is het niet eens met de stelling van de vader dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een herziening van de zorg- en contactregeling rechtvaardigen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de aangevoerde spanningen en het gebrek aan overleg tussen de ouders geen nieuwe omstandigheden vormen die een dergelijke wijziging rechtvaardigen. De kinderen lijden niet onder de huidige regeling en het feit dat kinderen ouder worden en hun behoeften veranderen is logisch en te verwachten en rechtvaardigt op zichzelf geen gewijzigde omstandigheid. De stelling van de vader dat er sprake is van een gebrek aan communicatie is ongegrond. Het uitgebreide ouderschapsplan is juist bedoeld om de communicatie te faciliteren. De huidige regeling is zorgvuldig tot stand gekomen met het oog op de behoeften van de kinderen en dient te worden gehandhaafd. Een wijziging van de regeling zou de stabiliteit en de continuïteit van het leven van de kinderen kunnen verstoren, wat niet in hun belang is.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende geadviseerd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voelen heel goed aan dat het niet goed loopt tussen de ouders en zij hebben daar last van. Sinds de laatste mondelinge behandeling zijn er geen stappen gezet door de ouders. De tools van het solo parallel ouderschap worden niet toegepast en dat betreurt de raad. De raad adviseert de ouders een hulpverleningstraject te starten.
Verwijzing uniform hulpaanbod
3.8.
Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling hebben beide ouders ingestemd met de door de raad voorgestelde verwijzing naar het hulpverleningstraject “Ouderschap Blijft (solo parallel ouderschap of een soortgelijk traject)” middels het uniform hulpaanbod. Het hof heeft met partijen de voorwaarden besproken die daarbij gelden en heeft tevens besproken dat het hof de beslissing over de zorgregeling zal aanhouden in afwachting van het verloop van het hulpverleningstraject. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling een proces-verbaal van doorververwijzing opgemaakt, dat – na ondertekening door partijen - is verzonden naar het zorgloket van de gemeente [gemeente] en vervolgens is verzonden naar de hulpaanbieder [instantie] te [locatie] .
3.9.
Met deze verwijzing naar een hulptraject uit het uniforme hulpaanbod wil het hof ervoor zorgen dat de ouders zo mogelijk leren op constructieve wijze en met respect naar elkaar te communiceren over de kinderen. In elk geval zal de hulpverlening erop gericht zijn om als ouder zelf de verantwoordelijkheid terug in handen te nemen om het belang van de kinderen voor ogen te houden, rekening houdend met de context dat de kinderen ook een relatie hebben met de andere ouder.
Wanneer blijkt dat ook met deze hulp de problemen niet goed genoeg opgelost kunnen worden, dan zal de raad bekijken wat er nog meer nodig is voor de minderjarigen. Met deze beschikking zorgt het hof ervoor dat dit (het hulpaanbod en een eventueel raadsonderzoek) één aaneengesloten traject is. Voor deze zaak betekent dit concreet het volgende.
3.10.
Het hulptraject zal uitgevoerd gaan worden door hulpaanbieder [instantie] te [locatie] . De bedoeling van het hulptraject is dat door partijen gewerkt wordt aan het behalen van de volgende doelen:
Het traject Ouderschap Blijft (solo parallel ouderschap of soortgelijk traject), met als doelen:
  • Ouders maken keuzes die het conflict verminderen en dragen daar hun verantwoordelijkheid voor.
  • Ouders dragen er zorg voor dat kinderen met beide ouders onbelast contact kunnen hebben.
  • Ouders kunnen weer de regie nemen over hun ouderschap waarbij de behoeften en de noden van het kind centraal staan.
  • Ouders geven elk apart én samen op een constructieve wijze invulling aan hun ouderschap en kunnen op een voor hen goede manier met elkaar communiceren als dat nodig is.
3.11.
Het hof zal deze beschikking doorsturen naar [instantie] te [locatie] die het traject zal uitvoeren.
3.12.
Het hof verzoekt deze hulpaanbieder om de raad uiterlijk vier weken voorafgaand aan de eindevaluatie, of zoveel eerder als mogelijk is, te informeren over de datum van de eindevaluatie van het hulpverleningstraject, zodat de raad de gelegenheid krijgt om bij de eindevaluatie aan te sluiten of om zich op een andere manier op de hoogte te stellen van de reden van afloop van het traject. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de raad niet zal aansluiten indien het traject positief wordt afgesloten.
3.13.
Wanneer de raad op basis van de aldus verkregen informatie een raadsonderzoek noodzakelijk vindt, zal dit vervolgens door de raad uitgevoerd worden. Binnen drie maanden dient de raad over dit onderzoek een raadsrapport bij het hof in te dienen.
3.14.
Het hof zal na ontvangst van de informatie van de raad in het roljournaal de voortgang van de procedure vermelden. Wanneer partijen geen advocaat hebben, zal het hof partijen op een andere manier informeren.
3.15.
Deze beschikking geldt meteen als opdracht aan de raad om een onderzoek te verrichten indien het traject niet positief wordt afgesloten én de raad dat onderzoek noodzakelijk vindt.
3.16.
Voor het geval de raad zal overgaan tot een raadsonderzoek, verzoekt het hof de raad de volgende vragen in het raadsonderzoek betrekken en te beantwoorden:
- Is een wijziging van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen in het belang van de kinderen?
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van de kinderen?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
3.17.
Na ontvangst van de eindevaluatie, de reacties van partijen daarop en berichtgeving van de raad na een niet positief verlopen traject, zal het verdere verloop van de procedure worden bepaald. Indien de raad besluit tot een raadsonderzoek, zal de raad daartoe direct overgaan zonder nadere mondelinge behandeling. Partijen dienen er rekening mee te houden dat als uitgangspunt geldt dat ook overigens geen nadere mondelinge behandeling volgt, omdat de zaak al inhoudelijk op de mondelinge behandeling is besproken en de standpunten van partijen bij het hof bekend zijn. Indien het hof zich op basis van de eindevaluatie en/of het rapport raadsonderzoek en/of de schriftelijke reacties van de advocaten van partijen daarop voldoende voorgelicht acht om een (eind)beschikking te wijzen, zal dan ook geen nadere mondelinge behandeling volgen. Indien partijen een nadere mondelinge behandeling nodig vinden, dienen zij bij hun reactie op de eindevaluatie en/of het rapport raadsonderzoek dit gemotiveerd te verzoeken. Het hof zal vervolgens beslissen over het verdere verloop van de procedure. Het hof kan beslissen dat er dan direct een beschikking komt of dat er nog een mondelinge behandeling wordt gepland. Daarom wordt de zaak nu eerst tot een pro forma mondelinge behandeling aangehouden.
3.18.
Op grond van het voorgaande beslist het hof als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt de hulpverlenende instantie
uiterlijk 4 weken voorafgaand aan de eindevaluatie van het hulpverleningstraject,of zoveel eerder als mogelijk, de raad te informeren over de datum van de eindevaluatie, zodat de raad in de gelegenheid is om bij de eindevaluatie aan te sluiten of zich op een andere manier op de hoogte te stellen van de reden van afloop van het traject;
stelt partijen in de gelegenheid om het hof
uiterlijk op 12 mei 2025te informeren over het verloop van het traject, de gewenste voortgang van de procedure en of, en zo ja waarom, zij een nadere mondelinge behandeling nodig vinden;
verzoekt de raad bij een niet positief verlopen traject het hof binnen twee weken na kennisneming van afloop van het traject te informeren of de raad een raadsonderzoek noodzakelijk vindt is, en, indien dat het geval is, (ook) een onderzoek te verrichten naar de zorgregeling en daarover bij het hof een rapport in te dienen, waarbij de hiervoor in rechtsoverweging 3.16 opgenomen vraagstelling wordt meegenomen en beantwoord;
houdt iedere beslissing over de zorgregeling aan tot de
pro forma zitting van 12 mei 2025.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J.C. van Leeuwen, E.P. de Beij en E.M.D.M. van der Linden en is in het openbaar uitgesproken door mr. E.M.C. Dumoulin op 11 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.