ECLI:NL:GHSHE:2024:2303

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
200.340.848_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die onder toezicht staan van de Gecertificeerde Instelling (GI). De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank Limburg om de uithuisplaatsing te verlengen. De moeder heeft in het verleden goede vooruitgang geboekt, maar na een geweldsincident begin 2024 is de situatie verslechterd. De GI heeft zorgen over het alcoholgebruik van de moeder, wat de veiligheid van de kinderen in gevaar zou kunnen brengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juli 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de moeder, de GI, de vader en de oma. De GI heeft aangegeven dat de kinderen zich niet veilig voelen bij de moeder en dat een voltijds verblijf bij haar momenteel niet mogelijk is. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 18 augustus 2024, en het hof heeft deze beslissing bevestigd. De moeder is momenteel bezig met een klinische behandeling voor haar trauma's en verslavingsproblematiek, maar de GI heeft geen verbetering gezien in haar situatie. Het hof concludeert dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft in het belang van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 3 juli 2024
Zaaknummer : 200.340.848/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/327304/ JE RK 24-199 en C/03/327303 / JE RK 24-198
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.M. van den Dungen,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
regio [regio] , locatie [locatie] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de oma],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de oma of de pleegmoeder,
Als informant wordt aangemerkt:
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort: deze zaak gaat over de verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, mondeling uitgesproken op 15 februari 2024 en op schrift gesteld op 29 februari 2024, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 29 april 2024, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen, althans dit verzoek als ongegrond en onbewezen af te wijzen, kosten rechtens.
2.2.
De GI heeft op 25 juni 2024 een verweerschrift ingediend en verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, evenals de bestreden beschikking te bekrachtigen eventueel onder aanvulling en/of verbetering van de gronden.
2.3.
Het hof heeft verder kennisgenomen van:
- het V6-formulier van 2 juli 2024, met bijlagen, van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- de mail van de GI van 3 juli 2024, met bijlagen, ingekomen bij het hof op dezelfde datum.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 juli 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de advocaat van de moeder;
- de vader;
- de oma;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
2.4.1.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling het verzoekschrift van 1 juli 2024 gericht aan de rechtbank en strekkende tot het vaststellen van een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang overgelegd.
2.4.2.
De moeder en de raad zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1] );
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2] ).
3.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan onder toezicht van de GI met ingang van 18 november 2021. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk tot 18 februari 2025.
3.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in het (netwerk)pleeggezin van de oma (moederszijde).
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de aan de GI verleende machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in het netwerkpleeggezin bij de oma verlengd tot 18 augustus 2024, en de beslissing voor het overige (de resterende termijn) aangehouden.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing ten aanzien van de verlenging van de uithuisplaatsing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. De moeder staat niet achter de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De moeder betreurt het dat het geweldsincident begin 2024 ertoe heeft geleid dat de kinderen niet voltijds naar de moeder terug konden. Vóór het incident verbleven de kinderen bijna volledig bij de moeder. De moeder had namelijk goede vooruitgang laten zien en de GI had (en heeft) geen twijfels over de opvoedvaardigheden van de moeder. Door dit incident kon de traumatherapie van de moeder destijds niet starten. De moeder heeft inmiddels van voornoemd incident aangifte gedaan tegen haar ex-partner. Zij heeft de relatie met haar ex-partner definitief beëindigd. Volgens de moeder moet worden toegewerkt naar een plaatsing van de kinderen bij de moeder. De uithuisplaatsing is een ultimum remedium en er is geen noodzaak om de kinderen uit huis te plaatsen. De moeder werkt mee aan de benodigde hulpverlening en ook heeft zij meegewerkt aan urinecontroles.
Ter mondelinge behandeling heeft de advocaat van de moeder medegedeeld dat de moeder op zeer korte termijn, namelijk op vrijdag 5 juli, klinisch wordt opgenomen in [locatie] voor behandeling van haar trauma’s en daarnaast krijgt de moeder behandeling gericht op haar verslavingsproblematiek.
3.7.
De GI voert - samengevat - het volgende aan. De GI heeft recent bij de rechtbank een verzoek tot wijziging van de contactregeling tussen de moeder en de kinderen ingediend. De aanleiding hiervoor zijn de zorgen over het alcoholgebruik van de moeder, waardoor de veiligheid van de kinderen niet meer gewaarborgd kon worden wanneer de kinderen bij de moeder verbleven. De kinderen geven aan ook minder naar moeder toe te willen en niet meer bij haar te willen overnachten, omdat zij zich nu niet veilig voelen. De moeder kan de verzorging van de kinderen gedurende de nacht niet aan. Een voltijds verblijf van de kinderen bij de moeder is op dit moment geen optie. Sinds de bestreden beschikking heeft de GI geen verbetering gezien in het gedrag van de moeder en de keuzes die zij maakt.
Volgens de GI beschikt de moeder over voldoende pedagogische kwaliteiten om voor de kinderen te kunnen zorgen, maar door de psychische problematiek van de moeder en het middelengebruik kan de moeder de kinderen op dit moment niet de veiligheid bieden die zij nodig hebben. De GI ziet dat de moeder dit wel graag wil, maar op dit moment niet kan bieden. Het is daarom aan de moeder om aan haar problematiek te gaan werken. De huidige machtiging verloopt op 18 augustus; de GI zal de rechtbank verzoeken om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.
3.8.
De oma voert - samengevat - het volgende aan. De oma staat achter de uithuisplaatsing van de kinderen, omdat de moeder de kinderen op dit moment niet kan bieden wat zij nodig hebben. De moeder houdt veel van de kinderen, maar het lukt op dit moment niet om de verbetering die zij soms laat zien vol te houden. Het gaat goed met de kinderen op school en zij laten vooruitgang zien.
3.9.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. De kinderen verblijven iedere drie weken een weekend bij de vader in [locatie] en hij belt de kinderen iedere dag. De vader is doende een woning te krijgen in de buurt van de kinderen zodat hij vaker voor ze kan zorgen. De moeder is een goede moeder voor de kinderen, maar het lukt de moeder tot op heden niet om van haar verslaving af te komen.
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de rechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
3.10.2.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.10.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan voornoemde wettelijke vereisten.
3.10.4.
Nadat er aanvankelijk sprake leek te zijn van een verbetering in de situatie rondom de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , namen de zorgen ten tijde van de bestreden beschikking weer toe. Hoewel de kinderen sinds januari 2024 doordeweeks weer bij de moeder (en in het weekend bij de oma) verbleven, zijn zij na een aantal (ernstige) geweldsincidenten waar de moeder bij betrokken raakte weer voltijds bij de oma geplaatst. De veiligheid van de kinderen kon bij de moeder immers niet meer gegarandeerd worden. De moeder heeft aangifte gedaan van zware mishandeling tegen haar ex-partner en zij heeft enige tijd op een geheime locatie verbleven. De GI had bovendien ten tijde van de bestreden beschikking onvoldoende zicht gekregen op het mogelijke middelengebruik door de moeder (drugs en alcohol) en haar persoonlijke problematiek. Dit alles betekent dat de rechtbank ten tijde van de bestreden beschikking de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op de goede gronden heeft uitgesproken.
3.10.5.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken van een aantal recente ontwikkelingen. Zo heeft de rechtbank de dag voor de mondelinge behandeling bij het hof de contactregeling tussen de moeder en de kinderen gewijzigd naar een begeleide regeling iedere woensdag na school tot 17.30 uur, en twee keer in de week bellen. Volgens de GI was deze wijziging noodzakelijk, omdat de veiligheid van de kinderen (opnieuw) niet meer gewaarborgd kon worden in verband met vermoedens van middelengebruik door de moeder. Het bezoekmoment op 19 juni 2024 is niet goed verlopen. De moeder heeft de kinderen om 00.00 uur afgezet bij de oma, waarna de kinderen verklaarden dat de moeder had gedronken. Ook het bezoekmoment op 26 juni 2024 is niet goed verlopen, omdat de kinderen bierblikjes hebben gezien in de zwemtas van de moeder toen zij gingen zwemmen in [locatie] . Daarbij hebben de kinderen bij de GI aangegeven minder vaak naar de moeder te willen gaan en daar niet meer te willen overnachten.
Voorts is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de moeder enkele dagen na de mondelinge behandeling bij het hof zal worden opgenomen teneinde een (klinische) behandeling te krijgen voor haar trauma’s en verslavingsproblematiek. Niet duidelijk is hoe lang de moeder opgenomen zal worden en evenmin kan vooruitgelopen worden op de resultaten van de behandeling van de moeder.
Gelet op al deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is de noodzaak om de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te laten voortduren voor de periode tot 18 augustus 2024 onverminderd aanwezig.
3.10.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek van de moeder in hoger beroep dient te worden afgewezen en de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te worden bekrachtigd. Het hof zal de proceskosten compenseren gelet op de aard van de procedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van
15 februari 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten, in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 3 juli 2024 gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn,
C.N.M. Antens en G.M. Goes en in het openbaar mondeling uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. Deze beschikking is op 16 juli 2024 op schrift gesteld.