ECLI:NL:GHSHE:2024:2536

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
20-000501-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake seksueel misbruik van minderjarige door halfbroer

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 2001, was eerder veroordeeld voor het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige, zijn vijfjarige halfzus, en kreeg een jeugddetentie van tien maanden opgelegd. Na een cassatieprocedure bij de Hoge Raad, die het eerdere arrest vernietigde, werd de zaak terugverwezen naar het hof voor herbehandeling. Het hof heeft de zaak opnieuw onderzocht, waarbij het de verklaringen van het slachtoffer en de resultaten van DNA-onderzoek in overweging nam. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde een alternatief scenario voor, maar het hof achtte de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig en overtuigend. Uiteindelijk werd de verdachte schuldig bevonden aan het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en kreeg hij een jeugddetentie van één maand opgelegd, naast een taakstraf van 120 uren. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000501-23
Uitspraak : 7 juni 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen, na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats, van 24 november 2020, parketnummer 02-665357-18 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld voor met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam (meermalen gepleegd) (feit 1 en 2) en voor het met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd (feit 3 en 4) tot een jeugddetentie van tien maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft de verdachte bij arrest van 8 december 2021, parketnummer 20-002726-20, veroordeeld voor met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam (feit 1) tot een jeugddetentie van vier maanden en de verdachte vrijgesproken van hetgeen hem onder 2, 3 en 4 is tenlastegelegd.
De verdachte heeft tegen voormeld arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 21 februari 2023 het arrest van het gerechtshof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, en de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch teruggewezen opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van het hoger beroep na terugwijzing
De omvang van het thans in hoger beroep voorliggende moet, blijkens het arrest van de Hoge Raad van 21 februari 2023, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van drie maanden.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 25 april 2018 te Tilburg, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] brengen en/of
- die [slachtoffer] aan zijn penis en/of ballen laten likken en/of
- de billen en/of vagina van die [slachtoffer] betasten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 25 april 2018 te Tilburg, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten:
- zijn penis in de mond van [slachtoffer] brengen en
- [slachtoffer] aan zijn penis en ballen laten likken en
- de billen van [slachtoffer] betasten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat er onvoldoende steunbewijs voorhanden is voor hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard, op grond waarvan een vrijspraak dient te volgen van het seksueel binnendringen wegens het ontbreken van wettig bewijs.
Daarbij heeft de raadsman verzocht de resultaten van het DNA-onderzoek niet tot het bewijs te bezigen, omdat het DNA-onderzoek onvoldoende representatief en valide is om te kunnen dienen tot het bewijs. Ten eerste laat de verwantschapsrelatie de mogelijkheid open dat van een verwant een grote bewijskracht kan worden gevonden zonder dat deze verwant als donor aan de bemonstering heeft bijgedragen. Ten tweede kan aan de hand van het onderzoek niet worden vastgesteld dat speeksel van [slachtoffer] op de intieme delen van de verdachte is aangetroffen.
Voorts ontbreekt volgens de raadsman de voor een veroordeling noodzakelijke overtuiging, ook als de resultaten van het DNA-onderzoek wel tot het bewijs worden gebezigd. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte een alternatief scenario heeft geschetst voor hoe [slachtoffer] bij haar verklaring komt en hoe het DNA van [slachtoffer] op de penis van de verdachte terecht is gekomen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de resultaten van het DNA-onderzoek. Dat sprake is van een halfbroer-halfzus relatie tussen de verdachte en [slachtoffer] maakt dit niet anders. Immers, op grond van het onderzoeksrapport van het NFI van 12 maart 2024 (Zaaknummer 2023.09.14.120 (aanvraag 002)) zijn de in het DNA-onderzoek met NFI-zaaknummer 2023.09.14.120 (aanvraag 001) d.d. 19 september
2023 berekende bewijskrachten voor bemonsteringen ZAAC7738NL#03, #05 en #06 ook geldig bij een halfbroer-halfzus relatie. [1] Het feit dat door het NFI geen uitspraak kan worden gedaan over het celtype waarvan het DNA dat is gekoppeld aan het
slachtoffer afkomstig kan zijn, maakt deze berekende bewijskrachten niet anders. Het hof zal de resultaten van het DNA-onderzoek daarom tot het bewijs bezigen.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat aan het bewijsminimum is voldaan, nu de verklaring van [slachtoffer] voldoende wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Zo heeft de moeder van [slachtoffer] verklaard dat [slachtoffer] op de bewuste avond tegenover haar, vrijwel direct na het incident toen [slachtoffer] van de zolder van de verdachte afkwam (25 april 2018 te 21:30 uur - 22:00 uur), heeft verklaard wat er op zolder was gebeurd. [slachtoffer] vertelde dat ze een geheim had, dat ze het niet kon vertellen omdat de boeven dan komen en dat ze het zachtjes in het oor van haar moeder zou vertellen. Vervolgens hoorde de moeder van [slachtoffer] haar zeggen dat zij aan de pipi van [verdachte] heeft gelikt, dat [verdachte] met Sjetan (Arabisch voor Satan) kon praten en dat Sjetan had gezegd dat [slachtoffer] aan de pipi van de verdachte moest likken, waarbij zij haar duim in haar mond deed, aan haar duim begon te zuigen en haar hoofd naar beneden deed en vertelde dat ze moest zuigen als op een lolly. [slachtoffer] vertelde haar moeder ook dat ze vijf keer aan de ballen van de verdachte moest likken. Toen [slachtoffer] en haar moeder naar vader die beneden was liepen, achtervolgde verdachte hen. [verdachte] vroeg toen aan [slachtoffer] ‘Wat is er, wat is dit allemaal.’ Moeder zag toen dat [slachtoffer] bang was van [verdachte] .
Vervolgens is de moeder van [slachtoffer] direct met [slachtoffer] naar het ziekenhuis gegaan. In de auto hoorde de moeder van [slachtoffer] haar nog zeggen dat de verdachte haar billen had geaaid en een klap op haar billen had gegeven.
Eenmaal in het ziekenhuis aangekomen verklaart [slachtoffer] tegenover politie ter plaatse (om 23:00 uur) opnieuw wat zich had voorgevallen, namelijk dat zij de pipi van [verdachte] in haar mond moest doen en eraan moest zuigen, waarbij zij dit voordeed met haar duim en zei dat het vies smaakte, dat zij vijf likjes aan de ballen van [verdachte] moest doen en dat zij niks mocht vertellen, omdat Sjetan haar buik dan open zou snijden. Vervolgens heeft [slachtoffer] op 1 mei 2018 bij het studioverhoor opnieuw verklaard wat was voorgevallen, namelijk dat zij seksuele handelingen moest verrichten van de verdachte, Sjetan en/of de boef, bestaande uit het likken en in de mond doen van de penis van de verdachte en het likken van zijn ballen, waarbij de verdachte ook haar billen heeft betast.
De verklaring van [slachtoffer] tegenover haar moeder afgelegd vrijwel direct na het incident, was geheel spontaan en zeer gedetailleerd. Tegenover de politie en later tijdens het studioverhoor verklaart [slachtoffer] opnieuw zeer gedetailleerd en consistent. Zij herhaalt steeds de specifieke details en de context waarin het geheel zou hebben plaatsgevonden.
De verklaringen van [slachtoffer] kunnen, ook blijkens de rapportage van [deskundige] van 16 juni 2021, betreffende een onderzoek naar de betrouwbaarheid van onder meer die verklaring, mede op basis van het voorgaande in hoge mate betrouwbaar worden geacht. Voorts past hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard bij de resultaten van het DNA-onderzoek van 19 september 2023. Op de penis van de verdachte is immers op de schacht en eikel DNA aangetroffen dat van afkomstig kan zijn van [slachtoffer] , waarbij de mogelijkheid dat het DNA op de eikel van [slachtoffer] afkomstig is een bewijskracht heeft van meer dan 1 miljard.
Gelet op het bovenstaande ligt de conclusie voor de hand dat de verdachte seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer] zoals voormeld.
De verdachte ontkent en de verdediging heeft een alternatief scenario geschetst voor hoe [slachtoffer] bij haar verklaring komt en voor hoe het DNA van [slachtoffer] op de penis van de verdachte terecht kan zijn gekomen. [slachtoffer] zou – kennelijk minutenlang volgens verdachte - per ongeluk getuige zijn geweest van het bekijken van een pornofilm door verdachte, die op dat moment zichzelf aan het aftrekken was. Verdachte zou daarbij op zijn slaapkamer op zolder op zijn linkerzij op bed hebben gelegen en 'oortjes’ in hebben gehad. [slachtoffer] zou in de tussentijd via de open trap die uitkwam op zijn zolderkamer zijn kamer zijn binnengelopen, naar het bed van verdachte zijn toegelopen en rechtsachter hem zijn gaan staan om vervolgens ongeveer vijf minuten mee te kijken met de pornofilm die verdachte op dat moment op zijn iPad afspeelde. Pas toen verdachte was klaargekomen zou hij hebben gezien dat [slachtoffer] achter hem stond, schrok hij en (pas op dat moment) wilde [slachtoffer] mogelijk gaan schreeuwen. Verdachte heeft toen met zijn rechterhand de mond van [slachtoffer] dichtgehouden en gezegd dat als zij haar mond niet dicht zou houden Satan zou komen. Vervolgens zou de verdachte gedoucht hebben en daarbij ook zijn penis gewassen hebben, waarbij het DNA van [slachtoffer] op zijn penis terecht zou zijn gekomen.
Het hof acht dit scenario niet aannemelijk geworden, omdat dit op geen enkele wijze steun vindt in de resultaten van het opsporingsonderzoek en ook anderszins niet aannemelijk is geworden. [slachtoffer] verklaart juist dat zij en verdachte een film aan het kijken waren. Dit betrof een in haar eigen woorden “horeca”-film, een enge film waarin mensen elkaar dood maken, een film met monsters. Bovendien laat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario onverklaard hoe [slachtoffer] , een kind van destijds vijf jaren oud, erbij komt om te verklaren over seksuele handelingen die zij bij de verdachte moest verrichten, dat het vies smaakte, dat zij het zonder tanden moest doen en zij bijna ging stikken. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat een meisje van vijf jaren oud dergelijke details over seksuele handelingen, waarvan zij geen weet kan hebben, verzint, dan wel dat zij alleen op basis van het korte tijd meekijken met een pornofilm zo gedetailleerd hierover kan verklaren. Daarbij komt dat er elementen in haar verklaring zitten die ze alleen uit eigen waarneming en bevindingen kan vaststellen, zoals dat het vies smaakte en zij bijna ging stikken.
Het voorgaande geldt des te meer nu de vader van [slachtoffer] heeft verklaard dat zij gezien haar leeftijd niets over seksualiteit wist en thuis met de kinderen niet over seks werd gesproken. Ook de omstandigheid dat [slachtoffer] via de opgaande trap de kamer van de verdachte is ingelopen zonder dat de verdachte dat zou hebben opgemerkt, terwijl verdachte vanuit zijn positie op bed wel zicht had op de trap(opening), om vervolgens 10 maar in ieder geval 5 minuten onopgemerkt naast zijn bed te staan, kennelijk zonder iets te zeggen of op andere wijze aan verdachte kenbaar te maken dat zij daar was, en om tot slot pas te gaan schreeuwen op het moment dat de verdachte haar na al die tijd opmerkt, acht het hof onaannemelijk. Daarbij komt nog dat [slachtoffer] tijdens het studioverhoor heeft verklaard dat de verdachte "ging liegen tegen papa" en dat "hij zei dat het niet was gebeurd maar het was wel gebeurd", waarbij zij haar ogen wijd open deed en harder begon te praten. Deze verontwaardigde reactie van [slachtoffer] is dusdanig authentiek dat het hof daarin eveneens een bevestiging ziet voor de betrouwbaarheid van haar verklaring.
Gelet op dit alles acht het hof de lezing van de verdachte niet aannemelijk geworden, reden waarom het hof deze terzijde schuift.
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van iemand beneden twaalf jaren zoals hiervoor is bewezenverklaard.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De raadsman heeft in verband met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en overschrijding van de redelijke termijn verzocht te volstaan met een voorwaardelijke jeugddetentie gecombineerd met een forse taakstraf. De verdachte was destijds zestien jaren oud en inmiddels is sprake van een belangrijke kentering in zijn leven. Een detentie zoals gevorderd door de advocaat-generaal zou dit doorkruisen. Daarbij heeft de raadsman ook gewezen op het tijdsverloop van de zaak.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn toen vijfjarige halfzusje, welk misbruik mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Daarmee heeft de verdachte niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het jonge slachtoffer, maar ook op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij in hem als halfbroer had. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen lusten en heeft zich er daarbij geen rekenschap van gegeven wat voor effect deze handelingen op het zeer jonge slachtoffer kunnen hebben. Minderjarigen die op deze wijze worden betrokken bij seksuele handelingen kunnen hierdoor (ernstige) psychische schade oplopen en kunnen worden belemmerd in het doormaken van een gezonde (seksuele) ontwikkeling.
Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De door het gerechtshof bij arrest van 8 december 2021 opgelegde jeugddetentie van vier maanden is in beginsel gerechtvaardigd. In hetgeen door de raadsman omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht ziet het hof geen aanleiding een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen; daarvoor is het feit te ernstig. Wel ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding een lagere jeugddetentie op te leggen in combinatie met een taakstraf. Het hof acht een jeugddetentie van drie maanden in combinatie met een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, passend.
Vastgesteld moet echter worden dat in eerste aanleg de redelijke termijn is overschreden als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De verdachte is op 26 april 2018 aangehouden en het vonnis dateert van 24 november 2020. De redelijke termijn voor jeugdzaken is 16 maanden en de overschrijding bedraagt derhalve ongeveer 1 jaar en 3 maanden. In cassatie is de redelijke termijn opnieuw geschonden. Daarom wordt aanleiding gezien twee maanden in mindering te brengen op de passend geachte duur van de jeugddetentie. Alles afwegende acht het hof een jeugddetentie van één maand in combinatie met een taakstraf van 120 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n en 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 1 (één) maand.

Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen jeugddetentie.
Aldus gewezen door:
mr. M.M. Koevoets, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier,
en op 7 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In het rapport van 12 maart 2024 staat in de conclusie onder het antwoord op vraag 4 abusievelijk ‘ZAAC77