[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres] .
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met inbegrip van de beslissing op het beslag en met uitzondering van de strafoplegging en, te dien aanzien opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van voorarrest.
primair integrale vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit bepleit en subsidiair verzocht om bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder onderdeel a en vrijspraak van het tenlastegelegde onder onderdeel b, conform de beslissing van de rechtbank;
ten aanzien van feit 1 een voorwaardelijk verzoek tot het horen van 4 getuigen gedaan;
opgemerkt dat het hoger beroep niet is gericht tegen de bewezenverklaring van feit 2;
in geval van een veroordeling, verzocht de strafoplegging te beperken tot oplegging van een taakstraf voor de maximale duur van 480 uren (waarvan 240 uren ter zake van feit 1 en 240 uren ter zake van feit 2) en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
zich niet uitgelaten over het beslag.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 november 2016, althans in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 23 november 2016, te 's-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
a. van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van EUR 211.498, althans een totaal van ongeveer EUR 200.000 of daaromtrent, althans (telkens) van een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel verborgen heeft gehouden of heeft verhuld wie de rechthebbende op dit voorwerp/deze voorwerpen is en/of dit voorwerp/deze voorwerpen (geld) voorhanden heeft gehad,
een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van EUR 211.498, althans tot een totaal van ongeveer EUR 200.000 of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van EUR 211.498, althans tot een totaal van ongeveer EUR 200.000 of daaromtrent, althans (telkens) van een of meerdere geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en)/ geldbedrag(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven, en van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 augustus 2013 tot en met 20 april 2016 te
's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk(e) voorschrift(en) opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Participatiewet, (telkens) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte en/of zijn medeverdachte wist/wisten, althans redelijkerwijze moest/moesten vermoeden, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering krachtens de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte (telkens) opzettelijk nagelaten tijdig en/of volledig [bedrijf 1] 's-Hertogenbosch op de hoogte te stellen en/of in te lichten en/of op te geven dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte inkomsten (uit arbeid en/of als zelfstandige en/of uit onbekende bron(nen) heeft/hebben genoten en/of over vermogen hoger dan de vermogensgrens (als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet) heeft/hebben beschikt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 23 november 2016, in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander,
geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft omgezet,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat bovenomschreven geldbedragen (telkens) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 20 april 2016 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Participatiewet, telkens opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte en zijn medeverdachte wisten dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering krachtens de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers hebben hij, verdachte, en zijn medeverdachte telkens opzettelijk nagelaten tijdig en volledig [bedrijf 1] 's-Hertogenbosch op de hoogte te stellen en in te lichten en op te geven dat hij, verdachte, en zijn medeverdachte over vermogen hoger dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet hebben beschikt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de zich in het dossier bevindende kasopstelling niet juist is omdat diverse daarin vermelde bedragen niet kloppen. De verdediging heeft, kort gezegd, naar voren gebracht dat één aangetroffen geldbedrag en één collier niet van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] is, maar eigendom is van de vader van de verdachte, en dat de waarde van diverse horloges en sieraden te hoog is getaxeerd dan wel dat die voorwerpen voor een lager bedrag zijn aangekocht. Daarnaast zijn de auto’s die de verdachten op naam of in bezit hebben gehad voor een aanzienlijk lager bedrag aangekocht en is voor schadeherstel ook een veel lager bedrag betaald. Ten slotte is aangevoerd dat de verdachten inkomen hebben gehad uit vier renteloze geldleningen, dat zij geld van verzekeringen uitgekeerd hebben gekregen, als ook een voorschot van hun bijstandsuitkering, en dat zij tijdens hun bruiloft in 2006 – naast twee Rolex horloges – ook een contant geldbedrag van in totaal ongeveer € 20.000,00 hebben ontvangen van de bruiloftsgasten. Gelet op het vorenstaande, hebben de verdachten een concrete en verifieerbare verklaring gegeven voor de legale herkomst van de goederen/gelden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.