ECLI:NL:GHSHE:2024:2676

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
20-002806-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schennis van de eerbaarheid en wederspannigheid in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van schennis van de eerbaarheid, wederspannigheid en eenvoudige belediging. De tenlastelegging betrof onder andere het masturberen in een bootje op een strand, wat als schennis van de eerbaarheid werd gekwalificeerd. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs. Het hof oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de subsidiaire tenlastelegging van schennis van de eerbaarheid, wederspannigheid en belediging van ambtenaren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf op van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en zijn psychische problematiek, die zijn gedragingen beïnvloedde. Het hof benadrukte het belang van respect voor de politie en de openbare orde.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002806-23
Uitspraak : 21 augustus 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 17 oktober 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-141046-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van
  • ‘schennis van de eerbaarheid op een andere dan onder 1e van artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaren’ (feit 1),
  • ‘wederspannigheid’ (feit 2) en
  • ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ (feit 3)
veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis wordt vernietigd en dat - opnieuw rechtdoende - de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde integrale vrijspraak bepleit en voor het overige een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na twee wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te Herten in de gemeente Roermond, althans in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op een niet voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten het strand in Ool, door in een bootje te masturberen, althans te doen lijken alsof verdachte masturbeerde;
subsidiair
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te Herten in de gemeente Roermond, althans in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten het strand in Ool, door in een bootje te masturberen, althans te doen lijken alsof verdachte masturbeerde;
2.
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te Herten in de gemeente Roermond, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen één en/of meerdere ambtena(a)r(en) [verbalisant 1] , hoofdagent bij de Eenheid Limburg, en/of [verbalisant 2] , hoofdagent bij de Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- te trappen richting de knie van voornoemde [verbalisant 2] en/of
- met kracht op de plaats te blijven staan en/of
- zich meerdere keren te laten vallen en/of
- schoppende bewegingen te maken;
3.
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te Herten in de gemeente Roermond, althans in Nederland, één en/of meerdere ambtena(a)r(en) [verbalisant 1] , hoofdagent bij de Eenheid Limburg, en/of [verbalisant 2] , hoofdagent bij de Eenheid Limburg, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "homo", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
hij op 9 juni 2023 te Herten in de gemeente Roermond de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten het strand in Ool, door in een bootje te masturberen;
2.
hij op 9 juni 2023 te Herten in de gemeente Roermond, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [verbalisant 1] , hoofdagent bij de Eenheid Limburg, en [verbalisant 2] , hoofdagent bij de Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- met kracht op de plaats te blijven staan en
- zich meerdere keren te laten vallen en/of
- schoppende bewegingen te maken;
3.
hij op 9 juni 2023 te Herten in de gemeente Roermond ambtenaren [verbalisant 1] , hoofdagent bij de Eenheid Limburg, en [verbalisant 2] , hoofdagent bij de Eenheid Limburg, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hen de woorden toe te voegen: "homo", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Ter onderbouwing van de door de verdediging bepleite vrijspraak ten aanzien van de onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde verdenkingen is aangevoerd dat sprake is van onvoldoende bewijs dat de verdachte daadwerkelijk heeft gemasturbeerd, nu op de beelden enkel is te zien dat de verdachte gedurende enkele seconden op- en neergaande bewegingen maakte ter hoogte van zijn geslachtsdeel, terwijl hij zijn zwembroek aan had, en - in tegenstelling tot wat de getuigen verklaren - daarop niet is te zien dat zijn geslachtsdeel onder uit zijn broekspijp kwam.
De uit beelden blijkende bewegingen acht de verdediging onvoldoende om te kunnen concluderen dat de verdachte heeft gemasturbeerd, dan wel heeft gedaan alsof hij masturbeerde en daarmee opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
Uit de aangifte van [aangever] en het verhoor van de getuige [getuige] blijkt dat het geslachtsdeel van de verdachte zichtbaar aan de zijkant uit zijn zwembroek kwam en dat hij met zijn hand om dit geslachtsdeel op- en neergaande bewegingen maakte. Aangeefster [aangever] en getuige [getuige] hebben over hun waarnemingen ook direct ter plaatse ten overstaan van de verbalisant verklaard. Op de van het dossier deel uitmakende camerabeelden is te zien dat de verdachte ter hoogte van zijn geslachtsdeel op- en neergaande bewegingen maakt met zijn hand. Het hof acht deze door de politie beschreven en door het hof ook zelf waargenomen gedraging van de verdachte op die camerabeelden ondersteunend aan de aangifte en de verklaring van voornoemde getuige en heeft dan ook geen enkele reden om aan de waarnemingen van aangeefster [aangever] en getuige [getuige] omtrent het ontblote geslachtsdeel van de verdachte te twijfelen. Gezien de gedraging van de verdachte en de context waarin deze plaatsvond - te weten masturberen in een bootje dat in de Oolderplas lag in de directe nabijheid van en aan het strand in Herten, een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, terwijl (onder meer) aangeefster en voornoemde getuige op dat strand aanwezig waren en de verdachte verweten gedraging voor hun neus plaatsvond - staat vast dat de verdachte opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden.
Nu het hof in overeenstemming met het verweer van de raadsman op dit punt en met de advocaat-generaal na wijziging van de tenlastelegging in laatste termijn van oordeel is dat de bewezenverklaarde gedraging plaatsvond op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, spreekt het hof de verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
Het in de richting van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] meerdere keren roepen van het woord "homo's" heeft, gelet op de context waarin de verdachte deze uitlating heeft gedaan
- namelijk op het moment van zijn aanhouding in aanwezigheid van omstanders terwijl hij zich hevig en met geweld verzette tegen zijn aanhouding - de strekking gehad hun eer en goede naam aan te randen. Het hof acht hierom ook dit feit bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
wederspannigheid, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De raadsman heeft in geval van bewezenverklaring verzocht een taakstraf op te leggen in combinatie met een geldboete, gelet op het feit dat de verdachte in de war was.
De verdachte heeft in het openbaar gemasturbeerd ten overstaan van meerdere minderjarige meisjes, die daarop de politie belden. Zij zijn ongewild geconfronteerd met seksuele handelingen van de verdachte en waren bang en geschrokken als gevolg van zijn gedrag. De verdachte heeft hiermee niet alleen hun eerbaarheid geschonden, maar hen ook angst ingeboezemd. De verdachte is voor voorgaand feit aangehouden door twee verbalisanten, bij welke aanhouding door de verdachte, onder andere door te trappen in de richting van een van hen, verzet is gepleegd. Daarnaast heeft de verdachte beide verbalisanten beledigd door naar hen “homo’s” te schreeuwen in het bijzijn van omstanders. De verdachte heeft hen daarmee aangetast in hun eer en goede naam en zodoende het openbaar gezag van de politieambtenaren ondermijnd. Dit getuigt van een gebrek aan respect voor de politie en laat zien dat de verdachte weinig ontzag heeft voor de publieke taak die zij hebben. Ambtenaren met een publieke taak moeten - in het belang van de openbare orde en de veiligheid - kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met verzet en beledigingen. Het hof acht het kwalijk dat de verdachte het functioneren van de politie met zijn gedragingen heeft gefrustreerd.
Blijkens het strafblad van 30 mei 2024 is de verdachte, met uitzondering van schennis van de eerbaarheid, eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van soortgelijke misdrijven, waarbij het hof vooral de veelvuldige recidive in het kader van wederspannigheid tegen de politie in het oog springt. Het hof weegt dit bij de strafbepaling in het nadeel van de verdachte mee.
Gelet op de ernst van de feiten en de recidive is het hof van oordeel dat in beginsel niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de soort en de hoogte van de straf heeft het hof ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die onder meer blijken uit het psychologisch rapport van 10 mei 2016 (onder supervisie van [psycholoog 1] , GZ- psycholoog, door [psycholoog 2] , GZ-psycholoog, opgemaakt) en het reclasseringsadvies van 9 oktober 2023 (opgemaakt door [naam] ).
Uit voornoemd reclasseringsadvies blijkt dat volgens de reclassering sprake is van vermoedens van psychische problemen, die wellicht een rol hebben gespeeld bij de onderhavige verdenkingen. In dat verband is onder meer verwezen naar de Pro Justitia rapportage van 10 mei 2016, het adviesrapport ten behoeve van een zitting in september 2020 en diagnostiek uitgevoerd door FPP de Horst in 2017.
Uit voornoemd psychologisch rapport volgt dat bij de verdachte in 2016 sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, namelijk een persoonlijkheidsstoornis, en daarnaast was sprake van een ziekelijke stoornis, namelijk ADHD en middelenafhankelijkheid. Toentertijd was de conclusie dat de aanwezige persoonlijkheidsproblematiek en ADHD de gedragskeuzes van de verdachte hadden beïnvloed. De aanwezige persoonlijkheidsstoornis had er destijds aan bijgedragen dat de verdachte, onder druk, minder goed in staat was situaties goed in te schatten en er op een adequate manier op te anticiperen. Indien hij onder spanning stond en hij niet goed zijn emoties en gedachtes wist te reguleren, dan reageerde hij veelal met impulsief gedrag (verbale en fysieke agressie). Hij had de neiging om snelle conclusies te trekken gebaseerd op zeer weinig informatie. Hij werd onder druk achterdochtig en was ervan overtuigd dat men het op hem had voorzien. Deze paranoïde gedachtegang was bij de verdachte niet te corrigeren en hij handelde naar deze gedachte, reden waarom toentertijd werd geadviseerd de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Gelet op de feiten en omstandigheden zoals deze uit het dossier naar voren komen alsmede gehoord de persoonlijke omstandigheden zoals zijdens de verdachte en de raadsman toegelicht ter terechtzitting alsmede hetgeen door de reclassering is gerapporteerd, acht het hof het alleszins aannemelijk dat de hiervoor omschreven persoonlijkheidsproblematiek nog onverkort actueel was ten tijde van het bewezenverklaarde. Naar het oordeel van het hof heeft deze persoonlijkheidsproblematiek, gelet op het naar mag worden aangenomen in tijd redelijk onveranderlijke karakter daarvan, de gedragskeuzes van de verdachte dan ook ten tijde van het bewezenverklaarde in de onderhavige zaak beïnvloed. Het hof zal het bewezenverklaarde daarom in verminderde mate aan hem toerekenen. Dat de verdachte zich overigens ten tijde van het bewezenverklaarde bevond onder - naar eigen zeggen - invloed van ketamine, doet daaraan niet af.
Alles afwegende acht het hof in verband met de ernst van de feiten en de recidive in beginsel een hogere straf dan in eerste aanleg is opgelegd (te weten: een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren) gerechtvaardigd. Echter, gezien de straf die heden is opgelegd in de gelijktijdig in hoger beroep behandelde zaak met parketnummer 20-002807-23, zal het hof in deze zaak met een gelijke straf als die in eerste aanleg was opgelegd, volstaan. Anders oordeelt het hof ten aanzien van de proeftijd. Om de verdachte van de ernst van de feiten te doordringen en hem te motiveren zich niet opnieuw schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten, zal het hof een langere proeftijd opleggen dan in eerste aanleg was opgelegd, namelijk een proeftijd van drie jaren. Hoewel het valt te prijzen dat de verdachte thans op eigen initiatief doende is met schematherapie ter behandeling van zijn persoonlijkheidsproblematiek, ziet het hof daarin noch in hetgeen voor het overige omtrent de persoonlijke omstandigheden is gebleken aanleiding de straf te matigen dan wel te kiezen voor een andere strafmodaliteit.
Het hof is van oordeel dat, gelet op al het voorgaande en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die ook onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Met het daarnaast opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke vrijheidsstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof acht derhalve een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 180, 239, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier,
en op 21 augustus 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. N.I.B.M. Buljevic is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.