ECLI:NL:GHSHE:2024:2762

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
20-000071-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van politieambtenaren met een voertuig

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en overtreding van de Wegenverkeerswet. De zaak betreft een incident op 19 september 2019, waarbij de verdachte met een hoge snelheid op een politievoertuig is ingereden, wat resulteerde in een aanrijding. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden en 2 weken, en de vorderingen van de benadeelde partijen waren toegewezen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. Het hof heeft de herkenning van de verdachte door de verbalisanten als betrouwbaar beoordeeld en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 5 maanden, met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor 2 jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn afgewezen, omdat er geen objectief vastgesteld geestelijk letsel was aangetoond.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000071-23
Uitspraak : 22 juli 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 4 januari 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-090876-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Heerhugowaard te Heerhugowaard.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd’ (feit 1 primair) en ‘overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden en 2 weken. Voorts heeft de politierechter de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 1.100,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte is de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de verdachte, opnieuw rechtdoende, ter zake van het onder feit 1 primair tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van 6 maanden. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd aan de verdachte ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde hechtenis voor de duur van één maand op te leggen en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van 6 maanden. Ten slotte heeft de advocaat-generaal ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen gerekwireerd dat deze beide niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de raadsman bepleit dat deze niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 2019 te Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] , hoofdagent van politie Landelijke Eenheid, en/of [slachtoffer 1] , hoofdagent van politie Landelijke Eenheid, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen doordat hij met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid, althans met aanzienlijke snelheid en/of verhoogde snelheid, (op) een politievoertuig, waarin die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] zich bevond(en), is ingereden en/of deze heeft geramd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 september 2019 te Roermond [slachtoffer 2] , hoofdagent van politie Landelijke Eenheid, en/of [slachtoffer 1] , hoofdagent van politie Landelijke Eenheid, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, doordat hij met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid, althans met aanzienlijke snelheid en/of verhoogde snelheid, (op) een politievoertuig, waarin die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] zich bevond(en), is ingereden en/of heeft geramd;
2.
hij op of omstreeks 19 september 2019 te Roermond als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, N280,
- geen gevolg heeft gegeven aan een stopteken gegeven door een politieambtenaar en/of
- ( vervolgens) met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid, althans met aanzienlijke snelheid en/of verhoogde snelheid, op een politievoertuig is ingereden en/of deze heeft geramd en/of
- ( vervolgens) een als zodanig herkenbaar politievoertuig heeft geblokkeerd en/of heeft gehinderd (waardoor voornoemd politievoertuig de achtervolging moest staken) en/of
- ( terwijl het donker was) (meermaals) de noodzakelijke verlichting van zijn voertuig heeft uitgeschakeld en daarbij met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid heeft gereden door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op 19 september 2019 te Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] , hoofdagent van politie Landelijke Eenheid, en [slachtoffer 1] , hoofdagent van politie Landelijke Eenheid, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen doordat hij met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid op een politievoertuig, waarin die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] zich bevonden, is ingereden en deze heeft geramd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 19 september 2019 te Roermond als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, N280,
- met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid op een politievoertuig is ingereden en deze heeft geramd, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , hoofdagent van politie Landelijke Eenheid, registratienummer PL2611-2020115847, gesloten d.d. 23 juli 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-34. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2019, dossierpagina’s 5-9, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] :

Wij, verbalisanten, [slachtoffer 1] , hoofdagent van politie
Landelijke Eenheid, en [slachtoffer 2] , hoofdagent van politie
Landelijke Eenheid, verklaren het volgende:
Op 19 september 2019, te 00.37 uur, waren wij werkzaam voor de Nationale Politie, Landelijke Eenheid. Wij waren in uniform gekleed en verplaatsten ons in een opvallend snel interventie voertuig. Ik, [slachtoffer 2] , trad op als de bestuurder van het bovengenoemde dienstvoertuig. Ik, [slachtoffer 1] , trad op als de bijrijder van het bovengenoemde dienstvoertuig.
Op 19 september, te 00.37 uur, kregen wij op onze diensttelefoon een ANPR hit binnen van het ambtshalve bekende voertuig van het merk Audi, type S5, voorzien van het valse Duitse kenteken [kenteken 1] . Wij zagen op deze ANPR hit dat de genoemde Audi S5 over de N280, links, reed ter hoogte van hectometerpaal 25.0. Ons was bekend dat de Audi S5 op dat moment Nederland binnen reed ter hoogte van Roermond, komende uit Duitsland.
Op 19 september 2019, te 01.03 uur, zagen wij dat het voertuig nogmaals gehit werd op de ANPR paal gelegen op de N280, rechts, ter hoogte van 25.0. Ons was bekend dat de Audi S5 op dat moment Duitsland in reed ter hoogte van Roermond, komende uit Nederland.
Wij zijn hierop direct naar de N280 te Roermond gereden en hebben een statische positie ingenomen op de eerste toerit op Nederlands grondgebied, gelegen op de N280.
Op 19 september 2019, te 02.05 uur, kregen wij wederom op onze diensttelefoon een ANPR hit binnen van de genoemde Audi S5. Wij zagen op deze ANPR hit dat de genoemde Audi S5 over de N280, links, reed ter hoogte van hectometerpaal 25.0. Dit betekende voor ons dat de genoemde Audi S5 achter ons Nederland binnen kwam.
Nagenoeg op hetzelfde moment zagen wij twee personenauto's met een geschatte snelheid van minimaal 200 kilometer per uur ons voorbij rijden. Wij zijn direct achter deze twee voertuigen aan gereden. Het voertuig dat voorop reed herkenden wij als een Audi SQ5 8R.
Het voertuig dat achteraan reed herkenden wij als de ons ambtshalve bekende Audi S5 voorzien van het Duitse kenteken [kenteken 1] .
Op de N280 ter hoogte van het eerste verkeerslicht, gelegen bij de toerit van de autosnelweg A73, hebben wij de optische en geluidssignalen van ons dienstvoertuig aangezet.
Ik, [slachtoffer 1] , activeerde de stoptransparant in de zonneklep van ons dienstvoertuig.
Wij reden op dat moment ongeveer 50 meter achter beide voertuigen welke op dat moment schuin achter elkaar aan reden.
Wij hadden het idee dat wij eerder nog niet waren opgemerkt door de inzittenden van beide voertuigen. Dit concludeerden wij doordat er in onze ogen paniek ontstond bij de bestuurders van beide voertuigen op het moment dat wij onze optische en geluidssignalen aanzette. Dit was te zien aan het plots veranderen van rijstrook en de rijstijl van de bestuurders van beide voertuigen. Wij hadden het idee dat ze opeens niet meer wisten welke kant ze op moesten rijden. Dit omdat beide bestuurders een andere richting op stuurden.
Wij zagen dat de bestuurder van de Audi S5 van rijstrook veranderde om linksaf te slaan, de A73 in de richting van Venlo. Wij waren op dat moment in de gelegenheid om de
Audi S5 in te halen en waren voornemens de achtervolging in te zetten op de Audi SQ5 8R. Op het moment van passeren reden wij rechts naast de Audi S5 op de daarnaast
gelegen rijstrook. Ik, [slachtoffer 2] , heb vervolgens het dienstvoertuig licht geremd om te kijken of ik de bestuurder van de Audi S5 herkende.
Op het moment dat wij de Audi S5 bijna hadden ingehaald, stuurde de bestuurder met zijn rechter voorzijde de Audi S5 in de linkerflank van ons dienstvoertuig. Wij voelden en hoorden een harde doffe klap en hoorden een schurend geluid van de achter- tot aan de voorzijde van ons dienstvoertuig. Wij schatten de snelheid van de Audi S5 op het moment van de aanrijding op ongeveer 80 kilometer per uur. Ik, [slachtoffer 2] , zag dat de boordsnelheidsmeter vlak na de aanrijding 80 kilometer per uur aangaf.
Ik, [slachtoffer 1] , voelde dat mijn lichaam met kracht van links naar rechts tegen het bijrijdersportier werd geduwd op het moment van de aanrijding. Ik, [slachtoffer 2] , voelde dat mijn lichaam met kracht van links naar rechts naar de middenconsole werd geduwd op het moment van de aanrijding. Nadat de bestuurder van de Audi S5 de aanrijding had veroorzaakt hoorden wij het voertuig hard accelereren. Dit hoorden wij aan het geluid van de uitlaat en van de motor.
Wij zagen vervolgens dat de afstand tussen ons dienstvoertuig en de beide Audi’s groter werd. Wij zagen vervolgens dat de Audi SQ5 8R nog steeds voorop reed. Wij zagen dat dit voertuig voorzien was van Duitse kentekenplaten welke wij gedeeltelijk hadden kunnen zien. Dit betrof het Duitse kenteken: [kenteken 2] -....
Het andere voertuig betrof de ambtshalve bekende Audi S5, 4-deurs sedan, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken 1] . Wij zagen dat de bestuurder van de Audi SQ5 8R op het viaduct van de N280 linksaf voorsorteerde om vervolgens, door het rode verkeerslicht, zijn voertuig te keren en in de richting van Duitsland te rijden. Wij hadden het op dat moment sterk het vermoeden dat de Audi SQ5 8R zojuist gestolen was in Duitsland en begeleid werd door de Audi S5 voorzien van de Duitse valse kentekenplaten [kenteken 1] .
Ik, [slachtoffer 2] , keerde hierop ook ons dienstvoertuig om de Audi Q5
(het hof begrijpt: Audi SQ5)te kunnen volgen. Op het moment dat ik ons dienstvoertuig keerde, zagen wij dat de Audi SQ5 zijn voertuig over het verkeerseiland, tussen de 2 rijbanen van de N280 in, keerde en zijn weg vervolgde in de richting van het Outlet centrum in Roermond.
Ik, [slachtoffer 2] , heb vervolgens ons dienstvoertuig gekeerd om de achtervolging in te zetten op de Audi SQ5.
Wij zagen dat de bovengenoemde Audi S5 stil stond boven aan de afrit op de N280 kruisend met de afrit 19 Roermond. Wij zagen dat de Audi SQ5 de bovengenoemde Audi S5 met hoge snelheid inhaalde.
Wij zagen dat de Audi S5 ons continue blokte zodat wij niet dichter in de buurt kwamen van de Audi SQ5. Op het moment dat wij geblokt werden door de Audi S5 en niet meer in de gelegenheid kwamen om de Audi S5 in te halen was het voor de Audi SQ5 mogelijk ongestoord snelheid te maken. Wij zagen dat de afstand alleen maar groter werd tussen ons dienstvoertuig en de Audi SQ5.
Op een gegeven moment was de Audi SQ5 niet meer bij ons in zicht. Wij hadden het vermoeden dat de Audi SQ5 linksaf geslagen is in de richting van het politiebureau te Roermond.
Hierop werd door ons besloten om de achtervolging in te zetten op de Audi S5 voorzien van het Duitse kenteken [kenteken 1] . De Audi S5 maakte op dat moment een U-turn en reed terug in de richting van de Duitse grens op de N280.
Op 19 september 2019, te 02.10 uur, reden wij achter de Audi S5 aan de grens over Duitsland in. Wij verbalisanten zagen dat de boordsnelheidsmeter op een gegeven moment 262 kilometer per uur aangaf. Hierbij zagen wij dat de tussenafstand tussen ons dienstvoertuig en de Audi S5 gelijk bleef. Wij zagen op een gegeven moment dat de bestuurder van de Audi S5 afrit 10 nam op de Duitse autosnelweg 61. Deze afrit komt uit op de Bundesstrasse 230. Wij zagen dat de Audi S5 bovenaan de afrit op een viaduct aan kwam. Hier zagen wij dat de remschijven van de Audi S5 oranje van kleur waren door de hitte van de remschijven. Wij zagen dat er op dit viaduct een groot verkeerseiland gelegen was. Wij zagen dat de bestuurder van de Audi S5 om het genoemde verkeersplein 4 complete rondjes reed. Wij zijn continue achter de Audi S5 aan blijven rijden. Hierdoor hebben wij meermaals met onze koplampen in de richting van de bestuurder geschenen.
Wij zijn hierdoor meerdere keren zeer dicht in de buurt gekomen van de Audi S5, dit betrof meermaals een afstand van minder dan 5 meter gezien vanaf de bestuurder. Bovenop het viaduct waren daarnaast verschillende lantaarnpalen in werking waardoor de situatie goed te overzien was. Wij zagen dat er 1 manspersoon in de auto zat. Wij zagen dat deze persoon gekleed was in een zwarte jas met op de linkermouw het logo van het merk "CANADA GOOSE". Daarnaast zagen wij dat de bestuurder een baseball cap droeg met op de voorzijde van de pet een logo van het merk "DSQUARED". Ook zagen wij dat de bestuurder een soort sjaaltje droeg over zijn keel tot ongeveer ter hoogte van zijn mond.
Wij herkenden de bestuurder direct als de voor ons ambtshalve bekende:
*** [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] (Nederland) ***
Wij herkenden [verdachte] aan zijn gelaat. Om precies te zijn aan zijn ogen, neus en oren. Wij hebben meermaals met [verdachte] te maken gehad tijdens onze werkzaamheden bij de politie. [verdachte] is door mij, [slachtoffer 1] , meermaals aangehouden en gecontroleerd. Tevens heeft [verdachte] meermaals op de briefing gestaan van de politie.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juli 2020, dossierpagina’s 33-34, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op 2 december 2019 werd in de woning gelegen aan [adres] de
verdachte, [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
aangehouden door de Nederlandse politie ter zake over-/uitleveringswet. In de woning
werd op de slaapkamer van de verdachte een telefoon van het merk iPhone aangetroffen.
Deze telefoon heeft het nummer 22 gekregen in het Duitse onderzoek. De Duitse autoriteiten hebben van deze telefoon de historische gegevens gevorderd bij
zowel de Nederlandse telecom maatschappijen als de Duitse telecom maatschappijen.
Uit deze gegevens blijkt dat de mastgegevens overeenkomen met de ANPR hits die de
verbalisanten
(het hof begrijpt: verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] )kregen. Een ANPR hit (Automatic Number Plate Recognition) betekent dat het kenteken gelezen wordt door een camera welke zich bij de weg bevindt.
De verbalisanten, welke betrokken waren bij de achtervolging, kregen op 19 september 2019 om 00:37 uur een ANPR hit op de ANPR paal van het kenteken [kenteken 1] bij de grens Nederland/Duitsland op de N280 Links, Nederland in.
Uit de historische gegevens van de Nederlandse telecommaatschappijen blijkt dat de
genoemde telefoon op 19 september 2019 om 00:37 uur aanstraalde op de zendmast,
gelegen op de Beethovenstraat te Roermond voor de duur van 11 seconden en daarna op
de zendmast Maalbroekerveldweg te Roermond. Deze bevindt zich nabij de autoweg N280
bij de grens Nederland/Duitsland. Voor het tijdstip 00:37 uur waren er geen
zendmasten inzichtelijk. Wel is te zien dat de telefoon contact maakt met onbekende
masten. Het is aannemelijk dat de telefoon hier contact maakte met zendmasten buiten
het Nederlands grondgebied en dat daardoor de zendmasten niet zichtbaar zijn in de
Nederlandse historische gegevens. Van dit tijdstip beschikt het onderzoeksteam niet
over de historische gegevens van de Duitse telecom maatschappijen.
Op 19 september 2019 om 01:03 uur kreeg het voertuig weer een ANPR hit op de N280
Rechts ter hoogte van 25.0, wat zou betekenen dat het voertuig Duitsland in zou
rijden. De Nederlandse historische gegevens laten zien dat de telefoon om 01:05 aanstraalde op een onbekende mast, wat zou kunnen betekenen dat hij een zendmast aan
straalt buiten Nederlands grondgebied.
De Duitse historische gegevens laten hier zien dat de telefoon om 01:05 uur zich
bevond nabij de Nederlands/ Duitse grens op de A52. De autoweg N280 gaat bij de grens
over in de Duitse rijksweg A52.
De verbalisanten kregen vervolgens op 19 september 2019 om 02:05 wederom een ANPR hit op de eerder genoemde ANPR paal. Dit keer zou het voertuig Nederland in rijden.
Om 02:06 uur straalde de genoemde telefoon wederom uit op de zendmast, gelegen op de
Maalbroekerveldweg 109 te Roermond. Voor het tijdstip 02:05 uur waren er geen
zendmasten inzichtelijk. Wel is te zien dat de telefoon contact maakt met onbekende
masten. Het is aannemelijk dat de telefoon hier contact maakte met zendmasten buiten
het Nederlands grondgebied en dat daardoor de zendmasten niet zichtbaar zijn in de
Nederlandse historische gegevens.
Op 19 september 2019 om 02.10 uur reden de verbalisanten achter het voertuig voorzien
van het kenteken [kenteken 1] aan de Duitse grens over. Op 19 september 2019 om 02:10 uur
straalde de telefoon voor het laatste aan op de Elmpterweg 50 te Roermond. Dit is
gelegen bij de grens. Hierna beschikken de Nederlandse historische gegevens niet meer
over gegevens, wat het aannemelijk maakt dat de telefoon hier Nederlands grondgebied
verlaten heeft en de grens is overgegaan.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2020, dossierpagina 10, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [slachtoffer 1] :

Ik wil als aanvulling op het gemaakte proces-verbaal van bevindingen,
met proces-verbaalnummer PL2300-2019151747-2
(het hof begrijpt: bewijsmiddel 1), het volgende toevoegen.
Ik heb in de afgelopen jaren meermaals met de verdachte [verdachte] te maken gehad tijdens mijn werkzaamheden bij de politie. Ik heb [verdachte] tijdens mijn werkzaamheden bij de politie meermaals gecontroleerd en aangehouden. Ook heb ik verschillende openstaande boetes van [verdachte] geïnd. Daarnaast heb ik in de jaren 2018 en 2019 een onderzoek gedraaid op autodiefstallen en in dat onderzoek was onder andere [verdachte] een van de verdachten. Ik herkende [verdachte] tijdens de achtervolging dus direct aan zijn gelaat. Daarnaast heb ik [verdachte] meermaals in een jas gezien van het merk Canada-Goose en droeg [verdachte] meermaals tijdens controles/aanhoudingen een pet van het merk DSQUARED.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2020, dossierpagina 11, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [slachtoffer 2] :

Ik heb een onderzoek gedraaid met betrekking tot autodiefstallen van begin 2019 tot eind 2019. Dit onderzoek speelde zich voornamelijk af in de provincie Limburg en in Duitsland
bij de grensregio. Tijdens dit onderzoek komen verschillende dadergroeperingen naar boven. Bij deze dadergroeperingen komt de naam en de persoon [verdachte] veelvuldig voor. [verdachte] heeft hierdoor meermaals op de politiebriefing inclusief zijn foto gestaan. Verder heb ik camerabeelden vanuit Duitsland ontvangen en bekeken. Hier wordt de herkenning van 2 manspersonen gevraagd welke een autodiefstal in Duitsland plegen. Een van die 2 personen herkende ik op de camerabeelden direct als zijnde: [verdachte] .
Tijdens de achtervolging herkende ik [verdachte] ook direct als de bestuurder
van de Audi S5.

Het proces-verbaal van aangifte d.d. 26 september 2019, dossierpagina’s 15-17, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :

Toen ik samen met politieambtenaar [slachtoffer 2] naast de Audi S5 reed, stuurde de bestuurder van de Audi 55 met zijn rechter voorzijde richting de linkerflank van ons dienstvoertuig waardoor wij een harde klap voelden en hoorden. Tevens hoorde ik een schurend geluid van de achter- tot aan de voorzijde van ons dienstvoertuig.
Op het moment dat wij door, naar later bleek, [verdachte] aangereden werden, knalde ik tegen de bijrijdersdeur aan. Ik voelde hierdoor direct een hevige pijn aan mijn rechter heup, rechter elleboog, rechter schouder en rechter knie. Tevens voelde ik pijn aan mijn nek. Ik kreeg het gevoel dat hij ons echt doelbewust van de weg wilde duwen door op ons in te rijden. Ik was bang dat we door de aanrijding met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur van de weg af zouden raken. Dit had voor onze gezondheid ernstige gevolgen kunnen hebben.

Het proces-verbaal van aangifte d.d. 26 september 2019, dossierpagina’s 12-14, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :

Op het moment dat de verdachte zijn voertuig tegen ons voertuig ramde, reden wij met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur.
Ik voelde ten tijde van de aanrijding dat mijn lichaam naar rechts verplaatst werd in het voertuig. Ik hield het stuur stevig vast en voelde dat het voertuig uit balans raakte waarop ik moest tegen sturen en het stuur moest corrigeren om te voorkomen dat wij over de kop zouden slaan. Op het moment dat ons voertuig geramd werd dacht ik dat mijn laatste uur geslagen had. Ik vreesde voor mijn leven en voor het leven van mijn collega [slachtoffer 1] . Ik voelde mij angstig maar ik merkte dat de adrenaline mij overeind hield. Mijn hartslag ging omhoog en zag even mijn leven voorbij flitsen.
Ten behoeve van de betrouwbaarheid van de herkenningen, wijst het hof bovendien op de volgende verklaringen:

Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [slachtoffer 2] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 5 maart 2024, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :

(…)
Als ik enige twijfel had over of ik meneer [verdachte] heb gezien, had ik het niet op papier gezet.
U vraagt mij op welk moment ik de persoon recht in het gezicht heb gekeken en meneer [verdachte] herkende. De plaats weet ik niet meer. We hadden een achtervolging op hoge snelheid in Duitsland. We hadden allebei een snelle auto, de afstand liep niet uit. Ze namen een afrit. Het was zeg maar een viaduct. De straatverlichting was aan. Hij is bovenaf links eraf gereden en hij is rondjes gaan rijden. Dat heeft hij 4 a 5 keer gedaan. Ik ben achter hem aan blijven rijden. Elke keer als hij een draai maakte, kwamen we elkaar weer tegen. Door de straatverlichting en de verlichting van het dienstvoertuig scheen ik hem recht in het gezicht met de lampen van de auto.
U vraagt mij welke snelheden er tijdens dit moment werden gereden. Ik denk niet dat het meer dan 30 of 40 km/uur was. het was telkens optrekken en draaien. Hij moet de bocht kunnen maken.
U vraagt mij waar ik meneer [verdachte] aan heb herkend. Alleen zijn lippen waren bedekt door de sjaal. Ik zag zijn neus, ogen, en wenkbrauwen. Alles boven de lippen was zichtbaar, ook een deel van de oren. In combinatie met de jas en de pet. Zo heb ik hem herkend.
U houdt mij voor dat ‘herkennen’ impliceert dat ik hem daarvoor al ontmoet had. Dat klopt. Qua persoon heb ik hem eerder aan de kant gezet. Mijn geheugen reikt zelfs zover dat ik nog weet in welk voertuig en op welke plek dat was. Het kenteken was Seat Leon [kenteken 3] . De plek was de oude afrit, voor de plaats Nuth in Limburg. De afrit bestaat niet meer. We hebben hem ter hoogte van de afrit aan de kant gezet.
U vraagt mij wat voor kleding hij toen aan had. Als ik me niet vergist had hij toen een joggingpak aan. De auto stond volgens mij niet op zijn eigen naam. Ik heb hem ook op briefings meerdere malen gezien. Bij de politie hebben we een briefing per basisteam. Daarop wordt aandacht gevraagd voor bepaalde personen. Daarbij is meneer [verdachte] meermaals getoond.

Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [slachtoffer 1] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 5 maart 2024, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :

U, raadsman, vraagt mij op welk moment ik de persoon in het gezicht heb gekeken en meneer [verdachte] herkent. Dat was op het moment dat we in Duitsland op een verkeerseiland achter elkaar aan het rijden waren. U vraagt mij of ik achter of bijrijderskant bedoel. Ik bedoel de voorkant van de auto waar de bestuurder en de bijrijder zit. Op het moment dat wij met de koplampen in de auto schenen, herkenden wij de bestuurder.
U vraagt mij wat ik precies van hem zeg. Wat ik precies heb gezien staat in het proces-verbaal wat ik destijds heb opgemaakt. Wat me nog bijstaat is een petje, een herkenbare jas en een sjaal. Het petje was van Dsquared en de jas van Canada Goose.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft, overeenkomstig de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota, bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Daartoe is samengevat aangevoerd dat de verdachte niet de bestuurder is geweest van de Audi S5. De waarnemingen van verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waarbij zij de verdachte zouden hebben herkend, zijn onvoldoende betrouwbaar, waardoor die herkenningen niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. Ook heeft de verdachte in de nacht van 19 september 2019 niet beschikt over de telefoon met nummer 22. Ten slotte stelt de verdediging zich met betrekking tot feit 1 op het standpunt dat sprake is van een situatie als in het Porsche-arrest, nu op grond van het dossier niet kan worden aangenomen dat de bestuurder van de Audi S5 opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of het aanjagen van redelijke vrees daarvoor.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is, anders dan de raadsman heeft bepleit, van oordeel dat de herkenningen door de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn en tot het bewijs kunnen worden gebezigd. Beide verbalisanten hebben naar het oordeel van het hof zeer gedetailleerd verklaard waarom en op grond waarvan zij de verdachte hebben herkend. Zo heeft verbalisant [slachtoffer 1] op 30 maart 2020 gerelateerd dat hij de verdachte tijdens zijn werkzaamheden bij de politie meermaals heeft gecontroleerd en aangehouden, maar ook verschillende boetes van de verdachte heeft geïnd. Voorts heeft hij in 2018 en 2019 een onderzoek gedraaid naar autodiefstallen waarin de verdachte een van de verdachten was en heeft hij de verdachte meermaals in een jas gezien van het merk Canada-Goose en met een pet van het merk Dsquared. Verbalisant [slachtoffer 2] heeft over de herkenning gerelateerd dat hij eveneens een onderzoek heeft gedraaid met betrekking tot autodiefstallen van begin 2019 tot eind 2019, waarbij in dat onderzoek de naam van de verdachte veelvuldig naar voren is gekomen. De verdachte heeft daardoor meermalen op een politiebriefing inclusief foto gestaan. Voorts heeft verbalisant [slachtoffer 2] in zijn verhoor bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij de verdachte eerder aan de kant heeft gezet. Hij kan zich daarbij zelfs nog herinneren op welke plek en met welk voertuig dat was. Op de vraag waaraan hij de verdachte op 19 september 2019 heeft herkend, heeft [slachtoffer 2] onder meer verklaard dat hij de verdachte herkende aan alles dat zichtbaar was boven de lippen in combinatie met de jas en de pet.
Het hof meent voorts dat herkenning van de verdachte door de verbalisanten onder de gegeven omstandigheden ook voorstelbaar was. Daartoe wijst het hof in het bijzonder op de positie van de auto’s ten opzichte van elkaar, te weten meermaals op een afstand van 5 meter met een relatief lage snelheid, waarbij de verbalisanten met hun politieauto vier a vijf keer goed zicht hadden op de bestuurder van de Audi S5. De verbalisanten hebben over die zichtbaarheid gerelateerd dat zij meermaals met de koplampen in de richting van de bestuurder hebben geschenen en dat er op het viaduct verschillende lantaarnpalen in werking waren waardoor de situatie goed te overzien was.
Het hof is aldus van oordeel dat de herkenningen van de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn en bezigt deze tot het bewijs. Op grond hiervan stelt het hof vast dat de verdachte op 19 september 2019 de bestuurder was van de Audi S5, hetgeen eveneens bevestiging vindt in het feit dat de gegevens van de in de slaapkamer van de verdachte aangetroffen IPhone (telefoon met nummer 22) overeenkomen met de ANPR hits die verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben ontvangen. Anders dan de raadsman heeft bepleit, is het niet aannemelijk geworden dat voornoemde telefoon zich die nacht onder een ander dan de verdachte bevond.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de gedragingen van de verdachte als bestuurder van de Audi S5 een poging tot zware mishandeling opleveren. Daartoe stelt het hof vast dat de verdachte met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur in de richting van de auto van de verbalisanten heeft gestuurd, te weten met de rechtervoorzijde in de linkerflank van het voertuig van de verbalisanten. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat sprake was van een bewust ingezette en door de verdachte gecontroleerde zijwaartse aanrijding van het voertuig van de verbalisanten, die daarop niet waren voorbereid. Het hof is van oordeel dat een dergelijke aanrijding onder deze omstandigheden naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans oplevert dat het voertuig van de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van de weg zou raken en dat de verbalisanten ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Naar de uiterlijke verschijningsvorm kan het – bij gebrek aan tegenindicaties – niet anders dan dat de verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
Met betrekking tot het standpunt van de verdediging, voor zover inhoudende dat er sprake zou zijn van een situatie zoals in het zogeheten Porsche-arrest, overweegt het hof ten slotte ten overvloede nog als volgt. De verdachte heeft in onderhavige zaak bewust en gecontroleerd een zijwaartse aanrijding met het voertuig van de verbalisanten veroorzaakt, terwijl in het Porsche-arrest werd verdedigd en aangenomen dat de situatie waarbij de verdachte een (frontale) aanrijding met een ander voertuig niet op de koop toe zou hebben genomen maar juist zou hebben willen voorkomen. Het hof stelt aldus vast dat dat een geheel andere situatie betrof. In onderhavige zaak is naar het oordeel van het hof van een contra-indicatie die aan een voorwaardelijk opzet constructie in de weg staat derhalve geen sprake.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.

Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich op 19 september 2019 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van twee verbalisanten. De verdachte heeft met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur ingestuurd op het voertuig van verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , waardoor het voertuig waarin zij reden werd geramd en hun lichamen met kracht in de richting van het portier en middenconsole werden geduwd. De verdachte heeft met zijn handelen voor zowel de verbalisanten alsmede voor overige weggebruikers een levensgevaarlijke situatie gecreëerd. Het handelen van de verdachte had ernstige gevolgen kunnen hebben, waarbij het niet aan de verdachte is te danken dat er geen ernstig gewonden zijn gevallen.
Met zijn handelen heeft de verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 3 mei 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk ter zake van strafbare feiten is veroordeeld, waaronder een veroordeling ter zake van een soortgelijk strafbaar feit.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan – gelet op de ernst van het bewezenverklaarde – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde onder feit 1 primair acht het hof oplegging van een hogere straf dan de politierechter heeft opgelegd en de advocaat-generaal heeft gevorderd, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, in beginsel passend en geboden. De verdachte heeft immers op een onverantwoorde wijze zijn voertuig ingezet als wapen om te voorkomen dat hij werd aangehouden. Hierbij past een zwaardere straf.
Vanwege het feit dat het onder 2 bewezenverklaarde weliswaar een afgeleide is van het onder 1 primair bewezenverklaarde, maar van een eendaadse samenloop in de zin van artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, gelet op het verschil in strekking van de onderliggende strafbepalingen, geen sprake is, volstaat het hof ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde met oplegging van voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één maand, met een proeftijd van 2 jaren.
Met betrekking tot het procesverloop overweegt het hof het navolgende.
Het hof stelt voorop dat iedere verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Het hof stelt vast dat in eerste aanleg de redelijke termijn is overschreden, te weten een overschrijding van ruim 9,5 maand. De verdachte is op 20 maart 2020 door de politie gehoord, zijnde het moment dat hij er mee bekend is geraakt dat tegen hem een strafvervolging zou kunnen worden ingesteld, terwijl het vonnis in eerste aanleg van 4 januari 2023 dateert.
Zoals hiervoor overwogen is het hof van oordeel dat zonder schending van de redelijke termijn een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden ter zake van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde passend en geboden is. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Ten slotte ziet het hof aanleiding om op grond van het bepaalde in artikel 179a Wegenverkeerswet gelet op de ernst van het feit, te weten het inzetten van een voertuig als wapen, en ter bescherming van de verkeersveiligheid de verdachte ter zake van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen te ontzeggen voor de duur van 2 jaren.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.100,00 aan immateriële schade.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering integraal toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2019.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. De voeging duurt in hoger beroep van rechtswege voort voor zover de vordering in eerste aanleg is toegewezen.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat het wettelijk systeem toewijzing van de vordering niet toelaat.
Het hof overweegt als volgt.
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Dit is onder meer het geval bij ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is.
Het hof stelt vast dat uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij volgt dat de benadeelde partij geen naar objectieve maatstaven vastgesteld geestelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde. Nu het hof ook overigens geen gronden aanwezig acht voor toewijzing van immateriële schade zoals hiervoor bedoeld, zal het hof de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] afwijzen.
Proceskosten
Het hof ziet termen aanwezig om de proceskosten te compenseren en zal daartoe beslissen als hierna te vermelden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.100,00 aan immateriële schade.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering integraal toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2019.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. De voeging duurt in hoger beroep van rechtswege voort voor zover de vordering in eerste aanleg is toegewezen.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat het wettelijk systeem toewijzing van de vordering niet toelaat.
Het hof overweegt als volgt.
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Dit is onder meer het geval bij ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is.
Het hof stelt vast dat uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij volgt dat de benadeelde partij geen naar objectieve maatstaven vastgesteld geestelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde. Nu het hof ook overigens geen gronden aanwezig acht voor toewijzing van immateriële schade zoals hiervoor bedoeld, zal het hof de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] afwijzen.
Proceskosten
Het hof ziet termen aanwezig om de proceskosten te compenseren en zal daartoe beslissen als hierna te vermelden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 62, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-090876-22 onder 1 primair bewezenverklaarde:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 2
(twee) jaren;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:

veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 1 (één) maand;

bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]tot schadevergoeding af;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen;
wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]tot schadevergoeding af;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 22 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Baaijens-van Geloven en Hilverda zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.