ECLI:NL:GHSHE:2024:2780

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
20-002964-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging en vernieling met betrekking tot verdovende middelen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 6 november 2023 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, opzettelijke vernieling van goederen die aan anderen toebehoorden, en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het vernielen van deuren in een appartementencomplex en het bezit van verdovende middelen. De politierechter had ook de onttrekking aan het verkeer bevolen van in beslag genomen voorwerpen en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, maar heeft een straftoemetingsverweer gevoerd. Het hof heeft de bewezenverklaring van de feiten herzien en de straf bevestigd, waarbij het de ernst van de feiten en het justitieel verleden van de verdachte in overweging heeft genomen. Het hof heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden passend is en heeft de proeftijd van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf niet verlengd.

De benadeelde partij had in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingesteld, maar deze was niet toegewezen vanwege onvoldoende onderbouwing. In hoger beroep heeft de benadeelde partij zijn vordering niet verder onderbouwd en is niet verschenen om deze toe te lichten. Het hof heeft de beslissing van de politierechter bevestigd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering, met kostenveroordeling van de benadeelde partij in de kosten van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002964-23
Uitspraak : 27 augustus 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 6 november 2023, parketnummer 02-182063-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-196979-22, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep, is de verdachte ter zake
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Voorts is de onttrekking aan het verkeer bevolen van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2617711 (zak plastic, 0.8 gram);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2617712 (gripzakje 0.2 gram hennep);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2617713 (zakje hennep 4.6 gram);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2617714 (hennep 14.8 gram);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2617715 (hennep 21.1 gram);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2617724 (boterhamzakje gevuld met 36 gram fenacetine).
Daarnaast heeft de politierechter de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding en bepaald dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Tenslotte is de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 maart 2023, parketnummer 02-196979-22, bevolen, te weten van een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof en heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, onder verbeterde lezing van de bewezenverklaring van feit 2 en met aanvulling van de bewijsvoering van feit 3.
Bewezenverklaring feit 2
Vanwege een kennelijke misslag in het vonnis van de politierechter zal het hof de bewezenverklaring van feit 2 door de politierechter verbeterd lezen, in dier voege:
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(…)
2
op 21 juli 2023 te Vlissingen, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere deuren, die aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , toebehoorden heeft vernield;
(…)
Bewijsvoering
De bewijsvoering van feit 3 behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, aanvulling.
Naast de door de eerste rechter gebruikte bewijsmiddelen, komt de bewezenverklaring van feit 3 mede te berusten op:
  • het proces-verbaal van aanhouding, pagina’s 9-10 van het dossier;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 53 van het dossier en
  • het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina’s 92-93 van het dossier.
Bespreking van de verweren ten aanzien van de strafoplegging en de vordering tot tenuitvoerlegging (TUL) van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf
Zijdens verdachte is in het kader van het straftoemetingsverweer en de vordering TUL het navolgende aangevoerd.
De politierechter heeft blijkens het vonnis bij haar oordeel meegewogen dat het feit
zich heeft afgespeeld in de openbare ruimte. Daarvan was echter geen sprake omdat een en ander zich heeft afgespeeld in een appartementencomplex en bijvoorbeeld niet op straat.
Voorts is aangevoerd dat de verdachte een woning heeft en werk via zijn broer. Hij is op de goede weg. De raadsman heeft het hof derhalve verzocht om het opleggen van een taakstraf te overwegen zodat de verdachte daarmee aan de slag kan gaan. Hij voelt dan iedere werkdag dat hij de fout in is gegaan en het is ook goed voor de maatschappij, aldus de raadsman van de verdachte. Hetzelfde geldt voor de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. De raadsman heeft verzocht om de proeftijd te verlengen dan wel om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede gelet op het justitieel verleden van de verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden zoals door de politierechter is opgelegd, passend en geboden is. Evenmin ziet het hof aanleiding om de proeftijd van de TUL te verlengen dan wel om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Ten slotte overweegt het hof nog als volgt. Of van openlijkheid sprake is wordt blijkens bestendige jurisprudentie mede bepaald door de mogelijke aanwezigheid van in zekere zin willekeurig publiek. Naar het oordeel van het hof is het niet ondenkbaar dat buiten de bewoners van het appartementencomplex bezoekers of andere willekeurige personen in het complex aanwezig hadden kunnen zijn zodat de overweging van de politierechter dat het feit zich heeft afgespeeld in de openbare ruimte niet onbegrijpelijk is. Dat er niemand daadwerkelijk aanwezig was maakt dit niet anders.
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 625,00 aan materiële schade (ter zake een nieuw slot en een nieuwe deur, inclusief bijkomende materialen en montagekosten), te vermeerderen met de wettelijke rente. De politierechter heeft deze vordering niet toegewezen, aangezien deze onvoldoende was onderbouwd.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van de niet toegewezen vordering, doch heeft nagelaten zijn vordering met bewijsstukken te onderbouwen. De benadeelde partij is evenmin ter terechtzitting in hoger beroep verschenen om zijn vordering toe te lichten.
Met de politierechter is het hof van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd en dat verdere behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het hof bevestigt derhalve de beslissing van de politierechter dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering en deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen, met kostenveroordeling van de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. C.P.J. Scheele en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 27 augustus 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Scheele en mr. Muijen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.