ECLI:NL:GHSHE:2024:2906

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
20-003088-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, wegens opzettelijk handelen in strijd met het verbod van artikel 2 onder C van de Opiumwet. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de straf aangepast. De verdachte is nu veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en daarnaast tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.

De zaak kwam aan het licht toen de verdachte op 18 april 2023 tijdens een verkeerscontrole op de snelweg ter hoogte van Moerdijk werd aangehouden. Bij deze controle zijn 13,3 gram cocaïne in beslag genomen, verdeeld over 38 ponypacks. De verdachte heeft in hoger beroep afstand gedaan van de verdovende middelen en heeft een bekennende verklaring afgelegd. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, waaronder zijn werk in de autohandel en taxibranche, en zijn spijt over het bewezenverklaarde feit.

Het hof heeft geconcludeerd dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden, de ernst van het feit en het eerdere justitiële verleden van de verdachte een zwaardere straf rechtvaardigen. De opgelegde straf is bedoeld om de verdachte te ontmoedigen in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het hof heeft de straf zwaarder gemaakt dan de vordering van de advocaat-generaal, omdat deze naar het oordeel van het hof de ernst van het feit niet voldoende tot uitdrukking bracht. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en griffiers.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003088-23
Uitspraak : 28 augustus 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 november 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-186194-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van ‘
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat onder de verdachte – verdeeld over 38 ponypacks – een hoeveelheid van 13,3 gram cocaïne in beslag is genomen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – en in aanwezigheid van diens raadsman –uitdrukkelijk afstand gedaan van de verdovende middelen. Gelet daarop zal het hof geen beslissing meer nemen over het beslag.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.
De raadsman van de verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, behoudens de opgelegde straf, zulks onder verbetering en aanvulling van de gronden waarop het berust.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting van het hof d.d. 14 augustus 2024, een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van het tenlastegelegde feit – op de wijze zoals in de bewezenverklaring van de politierechter staat vermeld – en dienaangaande nadien geen vrijspraak is bepleit, kan in hoger beroep worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Met onderstaande opsomming wordt de bewijsvoering van het door de politierechter bewezenverklaarde feit integraal vervangen. [1]
Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, zevenentwintigste meervoudige kamer voor strafzaken, van 14 augustus 2024, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte [verdachte] ;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2023 (pg. 16-17), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] ;
De kennisgeving van inbeslagneming registratienummer: PL2000-2023095943-5 (pg. 52-53);
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2023 (pg. 29-31), inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
Een geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 28 april 2023 (pg. 32), 2023.04.28.170 (aanvraag 001), opgemaakt door de NFI-deskundige [deskundige] , inhoudende diens relaas als rapporteur;
Een geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 28 april 2023 (pg. 33 ), 2023.04.28.170 (aanvraag 002), opgemaakt door de NFI-deskundige [deskundige] , inhoudende diens relaas als rapporteur;
Een geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 28 april 2023 (pg. 34), 2023.04.28.170 (aanvraag 003), opgemaakt door de NFI-deskundige [deskundige] , inhoudende diens relaas als rapporteur;
Een geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 28 april 2023 (pg. 35), 2023.04.28.170 (aanvraag 004), opgemaakt door de NFI-deskundige [deskundige] , inhoudende diens relaas als rapporteur.
Op te leggen straf
De raadsman van de verdachte heeft het hof – onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en diens bekennende proceshouding – verzocht om aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, dan wel de duur daarvan te beperken tot één dag, zulks in combinatie met een taakstraf en/of geldboete.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij op 18 april 2023 opzettelijk een hoeveelheid van 13,3 gram cocaïne voorhanden heeft gehad. De verdachte reed op voormelde datum op de snelweg ter hoogte van Moerdijk en heeft toen, in verband met een verkeerscontrole, een stopteken gekregen van de politie. Op dat moment heeft de verdachte twee plastic zakjes met daarin 38 ponypacks met cocaïne uit zijn auto gegooid. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs schadelijk is voor de gezondheid. Bovendien houdt het verwerven en vervolgens in bezit hebben van drugs de illegale handel van harddrugs in stand, die allerlei maatschappelijk ongewenste, veelal criminele, (neven)effecten heeft. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 juni 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder, te weten op 27 februari 2020, ter zake van de overtreding van artikel 2 onder C van de Opiumwet onherroepelijk is veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren. Blijkens het uittreksel is de taakstraf verricht en gelet daarop is het taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan gedurende het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij thuiswonend is en dat hij werkzaam is in de autohandel en de taxibranche. Met het inkomen dat hij verdient, kan hij goed rondkomen. In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte (inmiddels) grotendeels openheid van zaken heeft gegeven en ervan blijk heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien. Hij heeft spijt betuigd over het bewezenverklaarde, hetgeen op het hof oprecht overkomt.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een lichtere sanctie dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. In de omstandigheid dat de verdachte thans ervan blijk heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien, ziet het hof evenwel aanleiding om de op te leggen gevangenisstraf grotendeels in voorwaardelijke vorm op te leggen. In verband met de toepasselijkheid van het taakstrafverbod, als bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, zal het hof het onvoorwaardelijke deel daarom bepalen op één dag. Het hof komt tot een zwaardere straf dan door de advocaat-generaal is gevorderd. In de door de advocaat-generaal geformuleerde vordering komt naar het oordeel van het hof de ernst van het feit in onvoldoende mate tot uitdrukking. Daarnaast ziet het hof, op grond van al het voorgaande, aanleiding om tevens aan de verdachte een taakstraf op te leggen. Daarbij zal het hof – mede gelet op de ernst van het bewezenverklaarde alsook gelet op verdachtes eerdere onherroepelijke veroordeling wegens een soortgelijk feit – aan de voorwaardelijke gevangenisstraf niet een proeftijd verbinden van twee jaren, maar van drie jaren. Het hof beoogt hiermee de verdachte een sterke prikkel te geven zich in de toekomst te onthouden van het plegen van strafbare feiten.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof, in lijn met standpunt van de verdediging, aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, zal opleggen. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
59 (negenenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. R. Lonterman en mr. CH.N.G.M. Starmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mrs. T.S. Vos en E. Vogelvang, griffiers,
en op 28 augustus 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Starmans voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-Zeeland-West-Brabant, op ambtsbelofte opgesteld door verbalisant [verbalisant 5] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2000-2023095943, gesloten d.d. 2 mei 2023, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 53.