ECLI:NL:GHSHE:2024:2949

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
200.339.868_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en begeleide omgangsregeling in familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun minderjarige kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg verzocht om het gezamenlijk gezag te handhaven en om een regeling voor de omgang met de kinderen vast te stellen. De moeder, verweerster in hoger beroep, had verzocht om het eenhoofdig gezag en een wijziging van de omgangsregeling. De rechtbank Limburg had in januari 2024 de beschikking gegeven dat het gezamenlijk gezag werd beëindigd en dat de moeder alleen het gezag over de kinderen zou uitoefenen. De vader was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 15 augustus 2024 was de vader niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft zijn standpunt toegelicht. De moeder heeft verzocht om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) ook een verzoek heeft ingediend om het hoger beroep van de vader af te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat de vader niet in staat is om noodzakelijke gezagsbeslissingen in het belang van de kinderen te nemen. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd en het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen afgewezen.

Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is dat de GI de regie over de omgangsregeling blijft voeren, gezien de spanningen tussen de ouders en het gebrek aan communicatie. De beslissing van het hof houdt in dat de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen behoudt en dat de omgang tussen de vader en de kinderen onder begeleiding van de GI zal plaatsvinden. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft de vader aangespoord om samen te werken met de GI voor het herstel van het contact met zijn kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 19 september 2024
Zaaknummer: 200.339.868/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/304568 / FA RK 22-1604
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.A. Remport Urban,
tegen
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. B.H.S. Brinkman.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI)
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 10 januari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 10 april 2024, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende zijn verzoeken in eerste aanleg toe te wijzen en de verzoeken in eerste aanleg van de moeder af te wijzen, het gezamenlijk gezag derhalve te handhaven en de oorspronkelijke overeenkomst van partijen ten aanzien van de kinderen niet te vernietigen c.q. subsidiair te bepalen dat de kinderen ieder weekend meer subsidiair om de week in het weekend bij hem verblijven.
2.2.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling van het hof heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 juni 2024, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen eventueel onder aanvulling en/of verbetering van de gronden.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2024.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de advocaat van de vader, mr. Remport Urban;
-de moeder, bijgestaan door mr. Brinkman;
-de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
2.4.1.
De vader is niet verschenen. Zijn advocaat heeft desgevraagd verklaard dat hij zich niet fit genoeg voelde om naar de mondelinge behandeling te komen.
2.4.2.
Namens de raad is
,met bericht van verhindering, geen vertegenwoordiger tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 19 december 2023;
- het procesdossier eerste aanleg, ingekomen op 1 mei 2024;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 2 augustus 2024.

3.De beoordeling

Feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Tijdens deze relatie zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] .
De vader heeft beide kinderen erkend.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan sinds 16 augustus 2022 onder toezicht van de GI. Deze maatregel is, zo is desgevraagd verklaard tijdens de mondelinge behandeling namens de GI, laatstelijk verlengd tot 16 augustus 2025.
Verloop procedure eerste aanleg
3.3.1.
De moeder heeft in eerste aanleg verzocht om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen. Voor het geval het gezamenlijk ouderlijk gezag wel in stand zou blijven, verzocht de moeder om te bepalen dat het hoofdverblijf van de beide kinderen bij haar zal zijn, de tussen de ouders gesloten overeenkomst te wijzigen en een regeling in het kader van de zorg- en opvoedingstaken / omgang vast te stellen, waarbij de vader slechts omgang met de kinderen heeft onder begeleiding van een door de rechtbank te benoemen instantie.
3.3.2.
De vader heeft in eerste aanleg in een zelfstandig verzoek primair verzocht om het hoofdverblijf van [minderjarige 2] bij hem te bepalen.Wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken heeft de vader verzocht om te bepalen, ervan uitgaande dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf bij de moeder heeft en [minderjarige 2] bij hem, dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] doordeweeks bij de ouder verblijven waar zij hun hoofdverblijf hebben, dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het ene weekend van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 18:00 uur bij de moeder verblijven en dat zij in het andere weekend van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 18:00 uur bij de vader verblijven. Deze regeling moet worden opgebouwd. Wat betreft het halen en brengen verzoekt de vader te bepalen dat dit voor zijn rekening komt.
Subsidiair heeft de vader verzocht te bepalen dat de kinderen ieder weekend, althans een weekend per veertien dagen bij hem verblijven.
De vader heeft verder verzocht om partijen te verwijzen naar mediation teneinde hen te begeleiden bij het verbeteren van hun onderlinge vertrouwen en communicatie.
3.4.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 14 november 2022 heeft de rechtbank de raad verzocht een onderzoek te verrichten en de rechtbank te adviseren over de in die beschikking opgenomen vragen ten aanzien van het gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken/omgangsregeling tussen de vader en de kinderen.
De rechtbank heeft iedere verdere beslissing op de verzoeken met betrekking tot het gezag, het hoofdverblijf en de vaststelling van een zorg-/omgangsregeling aangehouden voor de duur van vier maanden in afwachting van het rapport van de raad.
3.5.
De raad heeft vervolgens onderzoek verricht. Uit het raadsrapport van 27 februari 2023 blijkt dat de raad de rechtbank adviseert om het verzoek van de moeder om haar alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen te belasten af te wijzen en het gezamenlijk gezag in stand te laten. Verder adviseert de raad de hoofdverblijfplaats van beide kinderen bij de moeder te bepalen. Tenslotte adviseert de raad dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken onder regie van de G1 plaatsvindt, waarbij de zorgregeling tussen de vader en de kinderen in fases wordt opgebouwd, te beginnen met deels begeleide contacten.
3.6.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de moeder toekomt. Verder heeft de rechtbank de tussen de ouders overeengekomen omgangsregeling gewijzigd en bepaald dat de vader (begeleide) omgang met de kinderen heeft, waarbij de verdere invulling van deze regeling qua vorm en frequentie onder regie van de GI zal worden gegeven en de regeling kan worden uitgebreid en de begeleiding kan worden afgebouwd indien de GI dit in het belang van de kinderen acht.
Omvang van het geschil
3.7.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.8.
De vader voert in zijn beroepschrift en aangevuld door zijn advocaat tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
De vader handhaaft uitdrukkelijk zijn zelfstandig verzoek in eerste aanleg. Hij verzoekt het hof daar alsnog over te oordelen. Het is nog steeds zijn wens dat het hoofdverblijf van [minderjarige 2] bij hem wordt bepaald, het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de moeder wordt bepaald en dat de kinderen (kort gezegd) gezamenlijk het ene weekend bij de moeder en het andere weekend bij de vader verblijven.
De rechtbank heeft ten onrechte besloten dat de moeder het eenhoofdig gezag dient uit te oefenen over de kinderen. Volgens de vader is er geen sprake van een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren dreigen te raken. De vader erkent dat de communicatie tussen de ouders moet worden verbeterd. Hij heeft de relatiebreuk inmiddels een plek gegeven en heeft aan de moeder voorgesteld om onder leiding van een mediator in gesprek te gaan. Omdat dit nog niet heeft plaatsgevonden is er nog geen duidelijk beeld gevormd over de vraag of er sprake is van een risico dat de kinderen klem of verloren dreigen te raken.
De vader ontkent verder dat hij een weigerachtige houding heeft als het om gezagsbeslissingen gaat. Hij benadrukt dat hij wel toestemming wilde verlenen voor medische behandelingen en voor het aanvragen van het legitimatiebewijs. De vader acht zich bovendien in staat om het gezag uit te oefenen, temeer nu hij tijdens de relatie van partijen grotendeels de opvoeding van de kinderen op zich nam. Dat het versturen van de nodige papieren - om zijn toestemming te verlenen voor medische handelingen - niet soepel is verlopen, is geen reden om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De vader wil graag het gezag behouden; hij is een net zo geschikte ouder als de moeder om het gezag uit te oefenen.
Ten aanzien van de omgang heeft de rechtbank ten onrechte de tussen partijen eerder overeengekomen regeling gewijzigd in die zin dat de regie voor omgang tussen de vader en de dochters bij de GI komt te liggen. Ten onrechte is de vader een starre houding verweten en is er geen rekening gehouden met wat hij als vader heeft meegemaakt. Hij was tijdens de relatie van de ouders degene die de meeste tijd met de kinderen doorbracht. Hij zorgde voor de dagelijkse routine. Hij wil dat de kinderen hun eigen vader kennen. De vader zal regelen wat er nodig is en hij kan zich ieder weekend vrij maken ten behoeve van de kinderen. Hij wil er zijn voor de kinderen. De vader heeft respect voor een opbouw van de omgang met de kinderen maar hij is het niet eens met de visie van de GI (in het bijzonder [jeugdzorgwerker] ) dat de kinderen nog aan hem moeten wennen. De vader heeft vertrouwen dat het goed komt.
3.9.
De moeder voert tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
Zij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Deze is op de juiste gronden gegeven. De basis om gezamenlijk het gezag uit te oefenen ontbreekt. De vader weigert structureel om samen te werken met de GI, terwijl dit nodig is om tot het opstarten van de contacten tussen de vader en de kinderen te komen en om toestemming te krijgen voor medische handelingen ten behoeve van de kinderen. Daarbij komt dat er sprake was van misbruik van het gezag gedurende de periode (medio februari-oktober 2022) dat de vader weigerde om [minderjarige 2] bij de moeder terug te brengen. Verder blijft de vader (en zijn familie) de moeder beledigen. Het is volgens de moeder niet te verwachten dat de situatie op korte termijn verandert. De regie en begeleiding van de GI blijven nodig omdat de ouders niet met elkaar kunnen communiceren. De GI bewaakt bovendien de grenzen en de veiligheid van de kinderen.
3.10.
De GI voert in het verweerschrift en aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - aan dat de rechtbank ten aanzien het gezag en de omgang de juiste beslissingen heeft genomen. Het is de GI in de periode van november 2022 tot januari 2024 niet gelukt om constructief in contact met de vader te komen. De met de vader aanvankelijk gemaakte afspraken zijn vaak verplaatst, waardoor de brieven en toestemmingsverklaringen die ondertekend dienden te worden niet in persoon met hem besproken konden worden. Dit heeft ertoe geleid dat de communicatie hierover per e-mail en telefonisch werd gedaan. De GI zag daarbij een patroon bij de vader waarbij hij zijn eigen voorwaarden stelde en niets anders accepteerde. De Gl is het met de rechtbank eens dat de houding van de vader voor vertraging en onveilige situaties voor de kinderen zorgt.
Ook na de bestreden beschikking was het moeilijk om een gesprek te plannen met de vader. Dit leidde tot frustraties bij de vader. Hoewel hij wel de intentie heeft om het gesprek met de GI aan te gaan, lukt het hem niet om tot een goede communicatie te komen. Dit gaat ten koste van de kinderen nu er daardoor een hele tijd geen contact tussen hem en de kinderen is geweest. Gezien het basale wantrouwen tussen de ouders onderling, de communicatieproblemen en de daarmee gepaard gaande strijd tussen de ouders is het onmogelijk om het proces van (begeleide) omgang in een vrijwillig kader te laten plaats vinden. Het is nodig dat de GI de omgang begeleidt en de regie voert.
Motivering van de beslissing
3.11.
Het hof overweegt het volgende.
Gezag
3.11.1.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.11.2.
Evenals de rechtbank, en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen beëindigd dient te worden en de moeder voortaan alleen belast zal zijn met het gezag over de kinderen. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
3.11.3.
Uitgangspunt van de wetgever is dat gezamenlijk gezag van de ouders in het belang is van het kind. Voor gezamenlijk gezag is in het algemeen vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Het ontbreken van een dergelijke basis voor onderling overleg tussen de ouders kan onder omstandigheden tot de conclusie leiden dat het belang van het kind vereist dat het gezag slechts aan één van de ouders toekomt.
3.11.4.
Op grond van de processtukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is het hof het volgende gebleken.
De verstandhouding en de communicatie tussen de ouders is langdurig en ernstig verstoord. De vader heeft [minderjarige 2] van februari 2022 tot oktober 2022 bij zich gehouden en haar het contact met de moeder en haar zusje [minderjarige 1] onthouden. Tot op heden lukt het de GI niet om constructief in contact te komen met vader. Uit de informatie vanuit de GI is gebleken dat de vader zich niet inzet om de omgangsmomenten tussen hem en de kinderen tot stand te brengen, dat de communicatie met hem moeizaam verloopt en dat hij een patroon laat zien waarbij hij aanvankelijk wel de intentie heeft om tot afspraken te komen met de GI maar het uiteindelijk toch misloopt. Hierdoor vindt er geen communicatie plaats over gezags-beslissingen.
Daarbij komt dat de door de vader benodigde toestemming voor medische handelingen en het aanvragen van een identiteitskaart pas na een lange periode van over en weer contact tussen de GI en de vader is verkregen, waardoor de moeder een procedure heeft moeten beginnen om vervangende toestemming te verkrijgen. De houding van de vader heeft daarom meerdere keren voor veel vertraging gezorgd, de noodzakelijke medische zorg is daardoor ten behoeve van onder meer [minderjarige 1] pas later ingezet en de moeder is onnodig op kosten gejaagd.
Er is al een langere periode (bijna twee jaar met [minderjarige 2] en tweeënhalf jaar met [minderjarige 1] ) geen contact geweest tussen de vader en de kinderen waardoor hij niet of nauwelijks weet wat zich in het leven van de kinderen afspeelt. De vader is niet op de hoogte van hun ontwikkelingen en behoeften. Daardoor is hij, naar het oordeel van het hof, niet in staat om noodzakelijke gezagsbeslissingen in het belang van de kinderen te nemen.
Niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de vader in de afgelopen jaren geen enkele invulling heeft gegeven aan het ouderlijk gezag. Door niet te accepteren of in te (willen) zien dat het in het belang van de kinderen is dat de GI de regie voert over het contactherstel tussen hem en de kinderen is de vader steeds meer op afstand van de kinderen komen te staan.
Daar komt bij dat de vader in de procedure in hoger beroep niet tijdens de mondelinge behandeling is verschenen om zijn standpunt persoonlijk toe te lichten.
Hoofdverblijf
3.12.1.
Nu de beslissing om de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten wordt bekrachtigd, hoeft het hof niet meer afzonderlijk te beslissen over het verzoek van de vader om het hoofdverblijf [minderjarige 2] bij hem te bepalen. Dit verzoek van de vader wijst het hof dan ook af.
Omgangsregeling
3.13.1.
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.13.2.
In hoger beroep is niet in geschil dat de vader recht heeft op omgang, dat omgang tussen de vader en de kinderen in het belang van de kinderen is en dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden zodat de eerder vastgestelde omgangsregeling in beginsel voor wijziging vatbaar is. De ouders zijn het niet eens over de manier waarop invulling moet worden gegeven aan het contact tussen de vader en de kinderen.
3.13.3.
Evenals de rechtbank, en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat een wijziging van de tussen de ouders eerder overeengekomen omgangsregeling in het belang van de kinderen is. Hierbij neemt het hof nog het volgende in aanmerking.
Gebleken is dat er al een langere periode geen contact is geweest tussen de vader en de kinderen en dat het contactherstel, ondanks meerdere pogingen vanuit de GI, tot nu nog niet is gelukt. De GI ziet weinig verandering in de houding van de vader. Hoewel hij wel de intentie heeft om een afspraak te maken met de GI om contact te hebben met de kinderen is dit keer op keer niet doorgegaan. Ook is het duidelijk dat de kinderen erg veel last hebben van de situatie waarbij er geen contact en communicatie is tussen de ouders en de kinderen de vader al langere tijd niet hebben gezien. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kampen allebei met spanningen. Duidelijk is ook dat [minderjarige 1] trauma’s heeft opgelopen en daar hulp voor nodig heeft. Bovendien houden de spanningen aan. Zo bleek op de mondelinge behandeling van het hof dat er zich op 2 juli 2024 een incident tussen de ouders heeft voorgedaan, waarvan de kinderen getuige waren.
Het hof begrijpt dat de vader veel van zijn kinderen houdt en graag zijn rol als vader wil invullen op de manier zoals hij voor ogen heeft. Het hof is echter, met de rechtbank, van oordeel dat er, gelet op de voorgeschiedenis, het tijdsverloop, en het recente incident in juli 2024, eerst weer een begeleid contactherstel dient plaats te vinden tussen de vader en de kinderen. De regie dient, mede gelet op het gebrek aan communicatie tussen de ouders, bij de GI te liggen. Het hof hoopt dat de vader het advies van de GI alsnog opvolgt, zich volledig gaat richten op het herstel van het contact met de kinderen en alsnog meewerkt aan de begeleide herstelcontacten.
3.14.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 10 januari 2024;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. Goes, A.M. Bossink, K.A. Boshouwers en is op 19 september 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.