ECLI:NL:GHSHE:2024:3015

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
20-002402-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling van levensgezel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel. De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, en de pleitnotities van de raadsman van de verdachte, die vrijspraak heeft bepleit en een straftoemetingsverweer heeft gevoerd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met aanvulling en verbetering van de gronden. Het hof heeft overwogen dat de verklaring van de aangeefster, die eerder haar aangifte had ingetrokken, voldoende bewijs biedt voor de bewezenverklaring van de mishandeling. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar heeft geslagen en bedreigd, en het hof heeft geen reden om aan haar verklaring te twijfelen. De verdediging heeft aangevoerd dat de aangeefster in de buurt van de verdachte was ten tijde van de mishandeling, maar het hof heeft deze argumenten verworpen. Het hof heeft de beslissing van de politierechter bevestigd en het hoger beroep verworpen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002402-23
Uitspraak : 7 juni 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 24 augustus 2023 in de strafzaak met parketnummer 01-138988-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als ‘mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust.
Het hof zal – nu de meervoudige strafkamer gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering – indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring uitwerken en waar nodig aanvullen en/of verbeteren in een aanvulling op dit verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsmiddelen
In het geval tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de verdediging is aangevoerd dat nergens uit blijkt dat de verdachte in de buurt is geweest ten tijde van de tenlastegelegde mishandeling van mevrouw [slachtoffer] . Daarbij komt dat aangeefster, mevrouw [slachtoffer] , meerdere malen de aangifte heeft ingetrokken en steunbewijs ontbreekt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Aangeefster heeft op 22 mei 2023 aangifte [1] gedaan van mishandeling. Zij heeft verklaard dat zij op die dag samen was in haar woning aan [adres 2] met haar partner, de verdachte, met wie zij al sinds 2018 een relatie had. Naar aanleiding van een telefoontje van de bewindvoerder van haar moeder met de verdachte over een bedrag van circa € 10.000,00 dat mogelijk door de verdachte van de rekening van haar moeder was gehaald, ontsteekt de verdachte volgens aangeefster in woede en geeft haar twee klappen in het gezicht en slaat haar vervolgens met een vliegenmepper op haar rechterwang. Volgens aangeefster heeft de verdachte haar vervolgens bedreigd en haar gewaarschuwd geen aangifte te doen. Zij is daarop uit de woning gevlucht en richting het park gelopen en heeft de politie gebeld. Naar aanleiding van een melding over een mishandeling wordt aangeefster in het park aangetroffen waar zij meteen heeft verklaard meerdere malen geslagen te zijn door de verdachte met een vliegenmepper en te zien was dat zij hevig geëmotioneerd was [2] . De politie heeft een foto gemaakt van haar rechterwang [3] waarop twee flinke striemen op haar rechterwang zijn te zien.
Op 7 juni 2023 is aangeefster gehoord [4] en wil zij haar verklaring intrekken. Daarbij merkt zij op dat zij zijn moeder (het hof begrijpt: de moeder van de verdachte) weer heeft gesproken en dat hij (het hof begrijpt: de verdachte) bij haar weg zou blijven en alles op een normale manier zou worden opgelost. Op de vraag waarom zij haar aangifte wil intrekken, zegt aangeefster dat zij alle stress die bij hem komt doordat hij opgepakt zou worden niet wilde en dat zij ook niet wilde dat hij daardoor in de problemen zou komen met zijn nieuwe werk. Verder verklaart aangeefster dat zij in eerste instantie aangifte heeft gedaan omdat hij (het hof begrijpt: de verdachte) haar mishandeld en bedreigd had. Toen is zijn moeder (het hof begrijpt: de moeder van de verdachte) gekomen en die heeft haar gevraagd haar aangifte in te trekken in verband met zijn nieuwe werk. Verderop verklaart aangeefster niet gedwongen te zijn haar aangifte in te trekken, hetgeen zij vervolgens ook doet.
Bij de grieven is een handgeschreven brief van (kennelijk) aangeefster overgelegd waarin zij stelt haar aangifte te hebben ingetrokken. Zij zou zich geïntimideerd hebben gevoeld door de agenten om aangifte te doen. Zij is ook aanwezig geweest bij de behandeling door de eerste rechter en die heeft aangegeven dat zij bij het intrekken van de aangifte niet heeft gezegd dat hij (het hof begrijpt: de verdachte) het feit niet heeft gedaan. Zij verklaart vervolgens dat zij niet meer weet of [verdachte] (het hof: de verdachte) dat heeft gedaan of niet. Zij is en was zelf in de war door privéomstandigheden en gebruikte veel medicatie en dat is ook de reden dat zij de aangifte intrekt.
Ter terechtzitting in hoger beroep was aangeefster ook aanwezig. De verdachte heeft verklaard dat zij nog dagelijks contact met elkaar hebben.
Anders dan de verdediging acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Naast de aangifte, de foto’s in het dossier waarop letsel op de rechterwang is te zien, ondersteunt ook het later opgemaakte proces-verbaal van bevindingen de mishandeling van aangeefster. Bij het opmaken van het proces-verbaal van aangifte is niet opgemerkt dat aangeefster een warrige indruk maakte of anderszins een afwezige indruk op de verbalisanten heeft gemaakt. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster dat de verdachte degene is geweest die haar heeft mishandeld. Zij heeft dat meteen verklaard aan de verbalisanten die haar hevig geëmotioneerd hebben aangetroffen in het park. Zij trekt vervolgens haar aangifte in op aandringen van de moeder van de verdachte en zij wil niet dat de verdachte door de aangifte in de problemen komt met zijn nieuwe werk, maar merkt daarbij op dat hij haar wel degelijk heeft mishandeld en bedreigd. Ook in de handgeschreven brief waarin zij herhaalt haar aangifte in te trekken, zegt zij niet dat de verdachte haar niet heeft mishandeld, maar alleen dat zij het zich niet kan herinneren.
Gelet op al het vorenstaande wordt het verweer van de verdachte verworpen.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. N.J.L.M. Tuijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier,
en op 7 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C. Schenker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.p. 8-10 procesdossier (Registratienummer : PL2100-2023108991).
2.los opgenomen proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 17 augustus 2023.
3.p. 12-13 procesdossier.
4.p. 14-16 procesdossier.