ECLI:NL:GHSHE:2024:3039

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
20-003372-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo
  • mr. T. van de Woestijne
  • mr. C.P.W. van Well
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal met recidive

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 6 december 2023 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand voor diefstal, met aftrek van de duur van het voorarrest. Daarnaast was de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken. De verdachte, geboren in 1983, heeft een strafblad met meerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd om het vonnis te bevestigen, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor een lichtere straf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met aanvulling van de gronden. Het hof heeft de bewijsmiddelen en strafoverwegingen aangevuld, maar zag geen aanleiding om tot een andere beslissing te komen. De verdachte had op brutale wijze een paar dure sneakers gestolen en had geen respect getoond voor de eigendommen van anderen. Het hof heeft rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de ernst van het feit, en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De opgelegde straf van 1 maand gevangenisstraf is bevestigd, met inachtneming van de relevante wetsartikelen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003372-23
Uitspraak : 23 september 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 6 december 2023 met parketnummer 02-238869-23, alsmede de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 15-193054-23, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van de duur van het voorarrest. Voorts heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de onder parketnummer 15-193054-23 eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het bestreden vonnis, met aanvulling van de gronden waarop dit berust. Het hof ziet, mede naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, aanleiding om de bewijsmiddelen en de strafoverwegingen, aan te vullen op na te melden wijze. In hetgeen de raadsman van de verdachte ten overstaan van het hof naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding om tot andere beslissingen te komen dan de politierechter heeft gevonnist.
Voorts zal het hof de door de politierechter aangehaalde toepasselijke wetsartikelen aanvullen met de artikelen 22b en 63 van het Wetboek van Strafrecht, aangezien die artikelen eveneens toepassing vinden.
Aanvulling van de bewijsmiddelen
Het hof voegt aan de bewijsmiddelen, waarop de politierechter zijn oordeel heeft gegrond dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, het volgende bewijsmiddel toe:
3.1.4. Een proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 18 september 2023, proces-verbaalnummer PL2000-2023239523-2, dossierpagina 10, betreffende het relaas van verbalisant [verbalisant] , voor zover inhoudende:
“Op maandag 18 september 2023 om 17:35 uur werd door mij aangehouden als verdachte:
Achternaam: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1983
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Somalië
Geslacht: Man
Nationaliteit: Nederlandse
Adres: [adres 1]
Postcode plaats: [adres 1]
BRP-nummer: [nummer 1]
Strafrechtsketennummer: [nummer 2]
Verificatie personalia: Conform geldige Nederlandse identiteitskaart
Op heterdaad als verdachte van overtreding van artikel 310 Wetboek van Strafrecht.”
Daarnaast is het hof ten aanzien van het bewijsmiddel ‘het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , d.d. 18 september 2023, pagina 35 van het eindproces-verbaal’ van oordeel dat de door de politierechter weergegeven inhoud daarvan aanvulling behoeft. Ten behoeve van de leesbaarheid zal vorenbedoeld bewijsmiddel hieronder opnieuw worden opgenomen.
3.1.2. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , d.d. 18 september 2023, pagina 35 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende:
“Op 18 september 2023 kreeg ik een verzoek om te gaan naar [adres 2] . Vervolgens ben ik naar betreffende winkel gegaan en heb aldaar met de melder gesproken. Hij liet mij duidelijke camerabeelden zien van de verdachte die een paar dure sneakers aantrok en vervolgens de winkel verliet zonder te betalen.
Halverwege het perron van het station in Bergen op Zoom zag ik een manspersoon staan die in het geheel voldeed aan het opgegeven signalement. Ook zag ik dat die verdachte een paar hagelnieuwe sneakers aan zijn voeten droeg, dezelfde die eerder getoond waren door de melder en waarvan deze verklaarde dat de verdachte daarmee weggerend was uit de betreffende winkel zonder deze af te rekenen.
Daarop heb ik de man aangehouden ter zake heterdaad winkeldiefstal. Vervolgens heb ik een dienstauto ter plaatse gevraagd voor het afvoeren van de betreffende verdachte naar het bureau van politie te Bergen op Zoom.”
Aanvullende strafoverwegingen
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot dezelfde straf als die de politierechter heeft opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft in dat verband, onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, inhoudende dat de verdachte de nodige tegenslagen in zijn leven heeft gehad en dat het na het voltooien van het eerder aan hem opgelegde ISD-traject enige tijd beter is gegaan met de verdachte, het hof verzocht om te volstaan met oplegging van een taakstraf in combinatie met een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag. De raadsman heeft verder te kennen gegeven dat in de visie van de verdediging een taakstraf nuttig kan zijn in het kader van de resocialisatie en dat de verdachte gemotiveerd zou zijn om een taakstraf uit te voeren.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal. De verdachte heeft een paar schoenen, van relatief hoge waarde, op een brutale wijze gestolen. Hij heeft immers dit paar schoenen in de winkel gepast en is vervolgens de winkel uit gerend. Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft de verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander en heeft hij kennelijk slechts gehandeld uit het oogpunt van eigen financieel gewin. Bovendien zijn diefstallen zeer ergerlijke feiten, die naast schade ook hinder en overlast veroorzaken voor de gedupeerden. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 juli 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, waaronder vijf eerdere veroordelingen vanaf 2019. Ter zake van een van deze laatstbedoelde veroordelingen liep de verdachte bovendien in een proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling. Deze veroordelingen hebben de verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden om het onderhavige feit te plegen. De verdachte is aldus kennelijk hardleers. Het hof houdt daarnaast rekening met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht thans toepassing vindt.
Verder heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsman van de verdachte naar voren gebracht dat de verdachte enige tijd geleden een zwaar ongeluk heeft gehad en dat hij bezig is (geweest) met een opleiding tot fietsenmaker.
Het hof heeft in het kader van de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf voorts acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Deze oriëntatiepunten indiceren ter zake van winkeldiefstal, ingeval van veelvuldige recidive zoals hier aan de orde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. De door de advocaat-generaal gevorderde straf sluit aan bij dit LOVS-oriëntatiepunt.
Naar het oordeel van het hof kan, anders dan door de raadsman is bepleit, gelet op de aard en ernst van het feit en gezien de veelvuldige recidive van de verdachte ter zake van vermogensdelicten, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof mitsdien de straf die door de politierechter is opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden. Het hof zal het vonnis daarom ook voor wat betreft de opgelegde straf bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. C.P.W. van Well, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen en mr. M.E. van Vessem, griffiers,
en op 23 september 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Wiel-Rammeloo voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.