ECLI:NL:GHSHE:2024:3086

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
200.335.747_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging afwijzing verzoek benoeming bijzondere curator en afwijzing verzoek deskundigenonderzoek

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het personen- en familierecht, heeft de vader in hoger beroep de afwijzing van zijn verzoek tot benoeming van een bijzondere curator door de rechtbank Limburg aangevochten. De vader, die geen ouderlijk gezag meer heeft, is van mening dat er een belangenconflict bestaat tussen hem en de moeder, die het eenhoofdig gezag over hun minderjarige kind heeft. De moeder heeft het verzoek van de vader bestreden en stelt dat er geen sprake is van een belangenstrijd. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) hebben ook geadviseerd om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij zij de noodzaak van rust voor de minderjarige benadrukken.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 augustus 2024 zijn beide partijen gehoord, evenals vertegenwoordigers van de raad en de GI. De vader heeft ook een verzoek gedaan voor een deskundigenonderzoek door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), maar het hof heeft geoordeeld dat dit verzoek niet in het belang van de minderjarige is. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De vader kan zich niet verenigen met de beslissing van de rechtbank, maar het hof heeft geconcludeerd dat er geen belangenconflict is en dat de moeder in het belang van de minderjarige handelt. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen en de aard van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 oktober 2024
Zaaknummer: 200.335.747/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/318111 / FA RK 23-1878
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.A.M.J.M. Joosten,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in het incident,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. G.A.P. Avontuur.
Het hof merkt als belanghebbende aan:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats ],
hierna ook te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats ];
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
Deze zaak gaat over:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015
(hierna: [minderjarige]).
De vader is het er niet mee eens dat de rechtbank zijn verzoek tot benoeming van een bijzondere curator heeft afgewezen en de moeder verzoekt voeging van de aanhangige zaken ex artikel 222 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 30 oktober 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 14 december 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog een bijzondere curator te benoemen die de belangen van de minderjarige zowel in als buiten rechte zal vertegenwoordigen, meer in het bijzonder de stem van [minderjarige] in de verzoeken rondom het gezag dan wel de zorg- en contactregeling tussen de vader en [minderjarige] te laten horen dan wel de authentieke mening van [minderjarige] te achterhalen ten aanzien van die verzoeken en te achterhalen wat in deze het belang van [minderjarige] is.
2.1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader zijn verzoek aangevuld en het hof subsidiair verzocht om (naar het hof begrijpt op grond van artikel 810a lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) een nader onderzoek te gelasten door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP).
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 april 2024 heeft de GI een laatste update gegeven met betrekking tot [minderjarige].
2.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 januari 2024, heeft de moeder verzocht het hoger beroep van de vader ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.1.
Tevens heeft de moeder een incidenteel verzoek gedaan om de onderhavige zaak alsmede het door de vader ingediende hoger beroep gericht tegen de beschikking van de rechtbank van 17 oktober 2023 (betreffende het gezag en de omgang) bij het hof bekend onder zaaknummer 200.337.448/01 (en in eerste instantie ook een door de vader ingediend hoger beroep gericht tegen de beschikking van de rechtbank van 12 oktober 2023, welk hoger beroep nadien door de vader is ingetrokken) op grond van artikel 220 en 222 Rv gevoegd te behandelen, gezien de connexiteit van deze zaken
Kosten rechtens.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Joosten en mr. Hermans;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Avontuur;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
2.5.
Gelet op het incidenteel verzoek van de moeder en de verknochtheid van de onder nummers 200.337.448/01 en 200.335.747/01 ter griffie ingeschreven zaken, heeft het hof de zaken op de mondelinge behandeling gelijktijdig behandeld. In de zaak 200.337.448/01 wordt heden bij afzonderlijke beschikking beslist.
2.6.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van de volgende stukken:
  • V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 21 december 2023 met als bijlage het procesdossier eerste aanleg;
  • de brief d.d. 13 maart 2024 van de raad met als bijlagen de klachtbeslissing d.d. 27 februari 2024 en het advies van de klachtadviescommissie d.d. 7 februari 2024;
  • V6-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 2 augustus 2024 met als bijlage de brief van de raad met een kopie van toetsing voorgenomen besluit beëindiging ondertoezichtstelling d.d. 16 juli 2024;
  • V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 5 augustus 2024 met als bijlagen producties 2 tot en met 5;
  • V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 6 augustus 2024 met als bijlage productie 6;
  • V6-formulier van de advocaat van de vader d.d. 8 augustus 2024 met als bijlagen producties 7 tot en met 17 (usb-stick);
  • V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 9 augustus 2024;
  • V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 13 augustus 2024 met als bijlagen producties 18 en 19;
  • V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 19 augustus 2024 met als bijlage productie 20.
2.6.1.
Gelet op de samenhang, de hoeveelheid ingediende processtukken in de beide onderscheiden zaken en de gelijktijdige behandeling van beide zaken, gaat het hof er van uit dat de ingediende stukken, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, op beide zaken betrekking hebben.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Tijdens hun relatie is [minderjarige] geboren.
3.2.
De vader heeft [minderjarige] erkend. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de moeder. Tot aan de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 17 oktober 2023 oefenden de vader en de moeder gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. Bij genoemde beschikking heeft de rechtbank - voor zover thans van belang - het gezamenlijk ouderlijk gezag beëindigd, het eenhoofdig ouderlijk gezag aan de moeder toegekend en de vader tijdelijk het recht op omgang met [minderjarige] ontzegd.
3.3.
[minderjarige] is bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 11 januari 2021 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is telkens verlengd en laatstelijk tot 10 oktober 2024. Blijkens de brief van de raad van 16 juli 2024 heeft de GI besloten niet over te gaan tot verlenging van de ondertoezichtstelling, en heeft de raad met deze beslissing ingestemd.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator afgewezen.
3.5.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.6.
De vader voert in het beroepschrift zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan. Er is sprake van een belangenconflict tussen de minderjarige en degene die als wettelijk vertegenwoordiger met de verzorging en opvoeding is belast, zijnde de moeder. De moeder staat intrinsiek niet achter het samen opvoeden van [minderjarige] en belemmert het gezamenlijk ouderschap. De vader stelt dat gezamenlijk ouderschap wel in het belang van [minderjarige] is waardoor er sprake is van een wezenlijk en concreet belangenconflict. De taak van de bijzondere curator zou moeten zijn: het laten horen van de stem van [minderjarige]. [minderjarige] is niet door de raad gehoord terwijl er een belangrijke beslissing werd genomen. De vader verwijst naar enkele uitspraken in soortgelijke kwesties waarin naar voren komt dat het van belang is om de stem van het kind te horen. Subsidiair zou de vader graag een onderzoek door het NIFP uitgevoerd zien worden.
3.7.
De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan. Een benoeming van een bijzondere curator is niet aan de orde omdat er geen sprake is van een belangenstrijd tussen de moeder en [minderjarige]. De vader heeft geen ouderlijk gezag meer en de moeder is alleen met het gezag belast. De vader vormt een veiligheidsrisico voor de moeder, [minderjarige] en de hulpverlening. Het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen, is niet te kwalificeren als een oprecht verzoek ingegeven door de belangen van [minderjarige] maar vooral ingegeven door het verlangen van de vader om het contact en de strijd met de moeder te zoeken. Er is nu eindelijk wat meer rust gekomen en dat moet zo blijven.
3.8.
De GI heeft op de mondelinge behandeling geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het is zorgelijk dat er zo veel procedures worden gevoerd. Dat is niet in het belang van [minderjarige]. Voor [minderjarige] is het belangrijk dat hij de rust en de traumabehandeling krijgt die hij nodig heeft.
3.9.
De raad heeft op de mondelinge behandeling geadviseerd om geen bijzondere curator te benoemen. [minderjarige] heeft rust nodig.
De motivering van de beslissing
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
Benoeming bijzondere curator
3.11.
Artikel 1:250 BW bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende. Wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen in strijd zijn met die van de minderjarige, kan, indien de zaak reeds aanhangig is, de desbetreffende rechter, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.
3.12.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof evenals de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een belangenstrijd in de zin van genoemd wetsartikel en dat het verzoek derhalve moet worden afgewezen. Het hof neemt de gronden van de rechtbank over en maakt deze - na eigen afweging - tot de zijne. Niet is gebleken van feiten en/of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Het hof overweegt aanvullend nog het navolgende.
3.13.
Het hof is van oordeel dat van een belangenconflict tussen [minderjarige] en de moeder geen sprake is. Ook al is de vader het niet met de moeder eens, dan wil dat niet zeggen dat de moeder niet meewerkt of niet in het belang van [minderjarige] handelt. De moeder volgt juist de adviezen die de door de hulpverlenende instanties en de GI worden gegeven. Uit het gegeven dat de GI ervan heeft afgezien om een verlening van de ondertoezichtstelling te verzoeken blijkt eveneens dat de moeder het heel goed doet met [minderjarige].
De vader acht de benoeming van een bijzondere curator met name van belang om [minderjarige] een stem te geven in deze procedure. Volgens de vader wordt de informatie die ten grondslag ligt aan het dossier gevoed door de GI met wie de vader niet op goede voet staat. Het hof volgt dit standpunt van de vader niet en is tevens van oordeel dat de vader hiermee voorbij gaat aan het belang van [minderjarige] om tot rust te kunnen komen. [minderjarige] heeft rust nodig om zijn traumatherapie te kunnen volgen. Als [minderjarige] weer met een nieuwe persoon (in de vorm van een bijzondere curator) over de vader/de omgang in gesprek dient te gaan, komt die rust er niet. Het hof ziet, mede gelet ook op het advies van de raad, derhalve geen aanleiding om een bijzondere curator te benoemen.
3.14.
Het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen zal worden afgewezen.
Verzoek om een NIFP-onderzoek
3.15.
De vader heeft subsidiair verzocht om een artikel 810a lid 2 Rv onderzoek. Op grond van dat artikel kan de rechter in zaken betreffende kinderbeschermingsmaatregelen, zoals ondertoezichtstelling of beëindiging van het gezag, een deskundige benoemen, mits dat mede tot beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
3.16.
Het hof stelt allereerst vast dat dit hoger beroep niet gaat om een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag als kinderbeschermingsmaatregel, zodat art. 810a lid 2 Rv geen grondslag biedt voor een deskundigenonderzoek ten laste van ’s Rijks kas. Ook zaken betreffende een omgangsregeling vallen niet onder dit artikel. Echter ook voor een deskundigenonderzoek op grond van art. 194 Rv ziet het hof geen grond. Los van de vraag of het door de vader gedane verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is, acht het hof een deskundigenonderzoek op dit moment niet in het belang van [minderjarige] om dezelfde redenen als het hof hierboven de benoeming van een bijzondere curator heeft afgewezen. [minderjarige] heeft rust nodig om de ingezette traumatherapie succesvol te laten zijn. Deze therapie dient niet in gevaar te worden gebracht. Ook de vele procedures tussen partijen geven veel onrust. Het hof wenst dat [minderjarige] de rust krijgt die hij nodig heeft.
Het verzoek om een deskundigenonderzoek op grond van art.810a lid 2 dan wel op grond van art. 194 Rv zal het hof daarom eveneens afwijzen.
3.17.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.18.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad en deze procedure gaat over hun gezamenlijke zoon.

4.De beslissing

Het hof:
in het principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 30 oktober 2023;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans, C.M.J. Peters en C.L.M. Smeets en is op 3 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.