ECLI:NL:GHSHE:2024:323

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
20-002747-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafkamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch behandelt hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake verkeersdelicten en opiumwet overtredingen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, waaronder het opzettelijk in ernstige mate overtreden van verkeersregels, het verlaten van de plaats van een ongeval, en het rijden zonder rijbewijs. Daarnaast is de verdachte aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en hennep, en het vervoeren van inbrekerswerktuigen. De feiten vonden plaats in Eindhoven, waarbij de verdachte op 16 januari 2021 met een bedrijfsauto/bakwagen diverse verkeersregels overtrad, waaronder het negeren van stoptekens en het rijden met hoge snelheden in woonwijken. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van drie maanden op, alsmede hechtenis voor de duur van één week voor de overige feiten. Tevens werd de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, waardoor de verdachte nog eens 90 dagen gevangenisstraf moet ondergaan. Het hof heeft de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen, waaronder een scooter en inbrekerswerktuigen, bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummers : 20-002747-21
Uitspraak : 2 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 12 november 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 01-167213-21, 01-224370-21 en 96-125824-21 en het hoger beroep tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 12 november 2021 met parketnummer dagvaarding 01-224370-21 en v.i. zaaknummer 99-000705-24, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende te [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Grave te Grave.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van
  • overtreding van artikel 5a, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 (parketnummer 01-167213-21, feit 1);
  • overtreding van artikel 7, eerste lid onder a van de Wegenverkeerswet 1994 (parketnummer 01-167213-21, feit 2);
  • overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (parketnummer 01-224370-21, feit 1);
  • opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (parketnummer 01-224370-21, feit 2);
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk inclusief bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaren, en ter zake van
  • overtreding van artikel 107, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 (parketnummers 01-167213-21, feit 3, 96-125824-21 en 01-224370-21, feit 5);
  • opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (parketnummer 01-224370-21, feit 3);
  • overtreding van artikel 2:44, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven 2016 (parketnummer 01-224370-21, feit 4)
telkens tot hechtenis voor de duur van 1 week.
Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot verbeurdverklaring van de onder hem inbeslaggenomen goederen, te weten een scooter, een handschoen, twee schroevendraaiers en een knijptang.
Voorts heeft de politierechter de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling bij afzonderlijke beslissing toegewezen en gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 90 dagen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis alsmede tegen voormelde beslissing hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De politierechter heeft bij afzonderlijke beslissing van 12 november 2021 de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen en gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk moet
worden ondergaan, te weten voor de duur van 90 dagen, nu de verdachte zich niet heeft gehouden aan de aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling verbonden algemene voorwaarde dat hij zich niet schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten.
Blijkens de akte instellen hoger beroep d.d. 22 november 2021 en de daaraan gehechte volmacht is namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 12 november 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 01-167213-21, 01-224370-21 en 96-125824-21 alsmede tegen de afzonderlijke beslissing van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 12 november 2021 met v.i. zaaknummer 99-000705-24. Overigens vermeldt de akte instellen hoger beroep niet het parketnummer van de strafzaak die ten grondslag ligt aan de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, te weten 01-224370-21, maar het parketnummer van de strafzaak op grond waarvan de voorwaardelijke invrijheidsstelling is toegewezen, te weten 01-880487-18.
Op grond van artikel 6:6:21, eerste lid, sub b van het Wetboek van Strafvordering in samenhang bezien met artikel 6:6:22, eerste lid, sub b van het Wetboek van Strafvordering, zoals deze bepalingen in de onderhavige zaak op grond van het overgangsrecht van de Wet straffen en beschermen [1] van toepassing zijn, is slechts hoger beroep mogelijk tegen een beslissing tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, voor zover deze beslissing deel uitmaakt van een uitspraak ter zake van een ander strafbaar feit. Dat laatste is
in casuniet het geval, omdat de rechtbank in een afzonderlijke beslissing op de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft beslist. Gelet op het eveneens op grond van het hiervoor bedoelde overgangsrecht op de onderhavige zaak van toepassing zijnde artikel 361a van het Wetboek van Strafvordering had echter het veroordelend vonnis van de politierechter die beslissing op de vordering moeten inhouden.
Gelet op het voorgaande, zal het hof de afzonderlijke beslissing van de politierechter op de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling opvatten als ‘onderdeel uitmakend’ van het vonnis waarvan beroep in de zin van de artikelen 361a van het Wetboek van Strafvordering en 6:6:22, eerste lid, sub b van het Wetboek van Strafvordering, zodat, gelet op de artikelen 404 en 407 van het Wetboek van Strafvordering, in hoger beroep ook de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling opnieuw aan de orde is.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de bewezenverklaring van de tenlastegelegde overtreding van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (parketnummer 01-167213-21, feit 1), en, in het verlengde daarvan, de ten aanzien van onder meer dat feit opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis in zoverre zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van de hem tenlastegelegde overtreding van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en, ter zake van parketnummer 01-167213-21, feit 2, en parketnummer 01-224370-21, feit 1 en feit 2, zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, te weten voor een periode van 90 dagen, zal toewijzen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van de aan de verdachte in de zaak met parketnummer 01-167213-21 tenlastegelegde feiten. Voor wat betreft de bewezenverklaring van de overige aan de verdachte tenlastegelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van het hof. Tot slot heeft de raadsman van de verdachte verweer gevoerd met betrekking tot de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis en de daarmee samenhangende beslissing aangaande de voorwaardelijke invrijheidstelling zullen worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot het vonnis tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 01-167213-21 tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2021 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto/bakwagen), daarmee rijdende op de weg, de Mercuriuslaan, Pegasusweg, Planetenlaan, Schutterlaan, Schorpioenstraat, Kometenlaan, Airbornelaan, Selderijstraat, Gerstlaan, Sjalotweg, Weegschaalstraat, Tuinkersweg, Lierstraat, Peterselieweg, Vaartbroek, Streep, het Amandelpark, en/of de Sonseweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- de verlichting van zijn, verdachtes, voertuig te doven,
- meermalen met een snelheid van ongeveer (tenminste) 80 en/of 90 en/of 120 km/h, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 en/of 50 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, te rijden,
- meermalen rakelings langs geparkeerde voertuigen en/of een boom en/of een schutting te rijden,
- met een snelheid van ongeveer (tenminste) 40 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, over een voetpad te rijden,
- niet te remmen bij kruispunten waar hij, verdachte, onvoldoende zicht had op het overige verkeer,
- met een snelheid van ongeveer (tenminste) 50 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, tegen een trottoirpaal aan te rijden,
- met een snelheid van ongeveer (tenminste) 50 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, door een park te rijden waar zich voetgangers bevonden, en/of
- met een snelheid van ongeveer (tenminste) 50 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, tegen een appartementencomplex te rijden
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Eindhoven op/aan de Streep en/of het Amandelpark, op of omstreeks 16 januari 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten gemeente Eindhoven, althans een onbekend gebleven bedrijf) letsel en/of schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 16 januari 2021 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto/bakwagen) heeft gereden op de weg, de Mercuriuslaan, Pegasusweg, Planetenlaan, Schutterlaan, Schorpioenstraat, Kometenlaan, Airbornelaan, Selderijstraat, Gerstlaan, Sjalotweg, Weegschaalstraat, Tuinkersweg, Lierstraat, Peterselieweg, Vaartbroek, Streep, het Amandelpark, en/of de Sonseweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 01-224370-21 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd) tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Eindhoven, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een tweewielige bromfiets/scooter (motorrijtuig) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet, verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
2.
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Eindhoven aanwezig heeft gehad ongeveer 17,85 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 21 augustus 2021, te Eindhoven, op een openbare plaats, de Karel de Grotelaan, inbrekerswerktuigen heeft vervoerd en/of bij zich heeft gehad, immers heeft hij, verdachte, twee schroevendraaiers en/of een (knijp)tang en/of handschoenen bij zich gehad;
5.
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, de Karel de Grotelaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 96-125824-21 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd) tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 mei 2021 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Botenlaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-167213-21 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 01-224370-21 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 96-125824-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
in de zaak met parketnummer 01-167213-21:
1.
hij omstreeks 16 januari 2021 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto/bakwagen), daarmee rijdende op de weg, de Mercuriuslaan, Pegasusweg, Planetenlaan, Schutterlaan, Schorpioenstraat, Kometenlaan, Airbornelaan, Selderijstraat, Gerstlaan, Sjalotweg, Weegschaalstraat, Tuinkersweg, Lierstraat, Peterselieweg, Vaartbroek, Streep, het Amandelpark, en de Sonseweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- de verlichting van zijn, verdachtes, voertuig te doven,
- meermalen met een snelheid van ongeveer (tenminste) 80 en 90 en 120 km/h, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 of 50 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, te rijden,
- meermalen rakelings langs geparkeerde voertuigen en een boom en een schutting te rijden,
- met een snelheid van ongeveer (tenminste) 40 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, over een voetpad te rijden,
- niet te remmen bij kruispunten waar hij, verdachte, onvoldoende zicht had op het overige verkeer,
- met een snelheid van ongeveer (tenminste) 50 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, tegen een trottoirpaal aan te rijden,
- met een snelheid van ongeveer (tenminste) 50 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, door een park te rijden waar zich voetgangers bevonden, en/of
- met een snelheid van ongeveer (tenminste) 50 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, tegen een appartementencomplex te rijden
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Eindhoven aan het Amandelpark, omstreeks 16 januari 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten gemeente Eindhoven, althans een onbekend gebleven bedrijf) schade was toegebracht;
3.
hij omstreeks 16 januari 2021 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto/bakwagen) heeft gereden op de weg, de Mercuriuslaan, Pegasusweg, Planetenlaan, Schutterlaan, Schorpioenstraat, Kometenlaan, Airbornelaan, Selderijstraat, Gerstlaan, Sjalotweg, Weegschaalstraat, Tuinkersweg, Lierstraat, Peterselieweg, Vaartbroek, Streep, het Amandelpark, en de Sonseweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
in de zaak met parketnummer 01-224370-21:
1.
hij op 21 augustus 2021 te Eindhoven, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een tweewielige bromfiets/scooter (motorrijtuig) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet, verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
2.
hij op 21 augustus 2021 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 21 augustus 2021 te Eindhoven aanwezig heeft gehad ongeveer 17,85 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op 21 augustus 2021 te Eindhoven, op een openbare plaats, de Karel de Grotelaan, inbrekerswerktuigen heeft vervoerd en bij zich heeft gehad, immers heeft hij, verdachte, twee schroevendraaiers en een (knijp)tang en handschoenen bij zich gehad;
5.
hij op 21 augustus 2021 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, de Karel de Grotelaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
in de zaak met parketnummer 96-125824-21:
hij op 7 mei 2021 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Botenlaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
Ten aanzien van parketnummer 01-167213-21:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, met zaakregistratienummer PL2100-2021047464, gesloten d.d. 3 maart 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-48.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer 2021011953-3 d.d. 17 januari 2021 met bijlage (pagina’s 6-10), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op zaterdag 16 januari 2021 omstreeks 23:45 uur (…) bevonden wij ons op Mercuriuslaan te Eindhoven en reden wij in de richting van de Sterrenlaan te Eindhoven. Op het wegdek lag sneeuw en ijzel door sneeuwval gedurende de gehele avond. Wij zagen komende vanaf de Sterrenlaan gaande in de richting van de Mercuriuslaan een bedrijfsauto (bakwagen) rijden. Dit voertuig trok onze aandacht omdat de bestuurder lang in onze richting keek. Wij zagen dat er één persoon in het voertuig zat. Wij besloten te keren om het voertuig en de bestuurder aan een controle te onderwerpen.
Ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gegeven voorschriften hebben wij, verbalisanten het voertuig op de Mercuriuslaan een stopteken gegeven. Het stopteken werd gegeven middels het stoptransparant aan de voorzijde van ons dienstvoertuig.
Wij zagen dat de bestuurder direct zijn snelheid begon te verhogen. De Mercuriuslaan is een 30 kilometer zone die ook als dusdanig is ingericht. Wij verbalisanten zagen op het dashboard van ons geijkte dienstvoertuig dat onze snelheid op de
Mercuriuslaanopliep tot 80 kilometer per uur. Wij zagen het voertuig op ons uitlopen.
Wij zagen het voertuig op de Mercuriuslaan rechtsaf de
Pegasusweginrijden. Hierna zagen wij hem rechtsaf gaan om zijn weg te vervolgen over de
Planetenlaan. Op de Planetenlaan activeerden wij de optische en geluidsignalen van ons dienstvoertuig. Vervolgens zagen wij dat de verlichting van het voertuig werd gedoofd. (…)
Ik verbalisant [verbalisant 1] zag op het dashboard van ons geijkte dienstvoertuig dat onze snelheid op de Planetenlaan ten minste 90 kilometer per uur betrof. Wij zagen dat de afstand tussen ons en het voertuig vrijwel gelijk bleef. Wij zagen het voertuig vanaf de Planetenlaan linksaf de
Schutterlaaninrijden. Vanaf de Schutterlaan vervolgde hij zijn weg linksaf over de
Schorpioenstraaten de
Kometenlaan.
Wij zagen dat de Schorpioenstraat en Kometenlaan smalle straten betroffen waar zowel aan de linker- als aan de rechterzijde voertuigen stonden geparkeerd. De combinatie van de smalle straten en het formaat van het voertuig maakte dat hij rakelings langs de geparkeerde voertuigen reed. Ik verbalisant [verbalisant 1] zag op het dashboard van ons geijkte dienstvoertuig dat onze snelheid op de Kometenlaan ten minste 80 kilometer per uur betrof. (…)
Vervolgens zagen wij het voertuig rechtsaf zijn weg vervolgen over de
Airbornelaan. Ik verbalisant [verbalisant 1] zag op het dashboard van ons geijkte dienstvoertuig dat onze snelheid op de Airbornelaan ten minste 120 kilometer per uur betrof. Wij zagen dat de afstond tussen ons en het voertuig vrijwel gelijk bleef.
Hierna zagen wij het voertuig links de
Selderijstraatinrijden. Aan het einde van de Selderij straat zagen wij hem rechtsaf de
Gerstlaaninrijden. Wij zagen dat de Gerstlaan een smalle straat betrof waar zowel aan de linker als aan de rechterzijde voertuigen stonden geparkeerd. Wij zagen dat hij rakelings langs de geparkeerde voertuigen reed.
Aan het einde van de Gerstlaan zagen wij hem rechtsaf over de
Sjalotwegrijden. Vanuit de Sjalotweg zagen wij hem over het voetpad rijden welke was gelegen tussen [adres 2] en [adres 3] . Wij zagen hem met hoge snelheid rakelings langs een schutting en boom rijden. Ik verbalisant [verbalisant 1] zag op het dashboard van ons geijkte dienstvoertuig dat onze snelheid op deze locatie ten minste 40 kilometer per uur betrof. Wij zagen dat de afstond tussen ons en het voertuig vrijwel gelijk bleef. Wij zagen het voertuig met deze snelheid door het plantsoen / park rijden en via het voetpad de Airbornelaan overstak in de richting van de Weegschaalstraat. Wij zagen dat het vanwege de bebouwing op de Tuinkersweg onmogelijk was om voldoende zicht te pakken op de Airbornelaan en het naastgelegen voetpad en fietspad. De Airbornelaan is een drukke verbindingsweg waar de maximum toegestane snelheid 50 kilometer per uur betreft. Wij zagen het voertuig vanuit het park/plantsoen direct zijn snelheid verhoogde om daarna de Airbornelaan over te steken. Wij zagen hem daarbij het voetpad, fietspad en de rijbaan kruisen om zijn weg te kunnen vervolgen over de
Weegschaalstraat.
Op de Weegschaalstraat zagen wij hem rechtsaf de
Lierstraatinrijden. Aan het einde van de Lierstraat zagen wij hem rechtsaf de Airbornelaan oprijden. Aan het einde van de Airbornelaan zagen wij hem linksaf de
Peterseliewegoprijden. Op de Peterselieweg zagen wij hem rechtsaf zijn weg vervolgen over de
Vaartbroekte Eindhoven. Wij verbalisanten zagen op het dashboard van ons geijkte dienstvoertuig dat onze snelheid op de Vaartbroek opliep tot ten minste 90 kilometer per uur. Wij zagen dat de afstond tussen ons en het voertuig vrijwel gelijk bleef.
Op de Vaartbroek zagen wij het voertuig linksaf zijn weg vervolgen over de
Streepte
Eindhoven. Wij zagen dat de Streep een smalle straat betrof waar zowel aan de linker als aan de rechterzijde voertuigen stonden geparkeerd. Wij zagen dat hij rakelings langs de geparkeerde voertuigen reed. Wij verbalisanten zagen op het dashboard van ons geijkte dienstvoertuig dat onze snelheid op de Streep opliep tot ten minste 70 kilometer per uur. Wij zagen dat de afstond tussen ons en het voertuig vrijwel gelijk bleef. Wij zagen dat de Streep een doodlopende straat betrof welke uitkwam op een voetpad van het
Amandelpark.
Het is mij als wijkagent ambtshalve bekend dat het Amandelpark een druk bezocht park is waar wijkbewoners voor het slapengaan hun hond uitlaten. Wij zagen dat de toegang tot dit park voor voertuigen werd geblokkeerd door een houten trottoirpaal.
Wij zagen de verdachte opzettelijk en met een snelheid van ten minste 50 kilometer per uur tegen de trottoirpaal rijden. Wij zagen delen van het carrosserie (bumper) van het voertuig door de lucht vliegen. Wij zagen dat het voertuig te breed was voor het voetpad en daardoor ook de omheining van het plantsoen kapot werd gereden. Wij zagen de stukken staal/aluminium door de lucht vliegen. Vanuit de Streep was het door de aanwezige bosschages onoverzichtelijk en onmogelijk om eventuele voetgangers in het park waar te nemen. Het park bestaat voor een groot gedeelte uit gras wat de remweg in deze weersomstandigheden niet ten goede komt. Wij voelden ons dienstvoertuig bij elke stuur en rembeweging schuiven. Wij besloten onze snelheid aan te passen op deze omstandigheden. Wij zagen dat de verdachte dit niet deed en met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur door het park bleef rijden. Wij zagen in het park op een afstand van ongeveer 20 meter twee personen met een hond lopen.
Bovenstaande bevindingen tezamen met het niet voeren van verlichting, het ontbreken van straatverlichting, zijn snelheid, de ondergrond (gras) en de weersomstandigheden (sneeuw) maakt het een wonder dat er geen slachtoffers zijn gevallen.
Vervolgens zagen wij het voertuig door het park in de richting van de Sonseweg rijden. Wij zagen hem rakelings langs bomen rijden en vervolgens tot stilstand komen tegen een appartementencomplex op de
Sonseweg. Wij zagen dat het voertuig met de linker voorzijde tegen de muur van het appartementencomplex was gereden.
Portofonisch hoorden wij dat collega [verbalisant 3] de verdachte uit het voertuig zag wegrennen in de richting van de Mirabelweg. (…)
Het voertuig is bij ons de gehele achtervolging in zicht geweest.
Met uitzondering van de Airbornelaan zijn bovengenoemde straten allen ingericht als zijnde een 30 kilometer zone.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer 2021011953-2 d.d. 17 januari 2021 met bijlage (pagina’s 11-14), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] :
Op zaterdag 17 januari 2021 (…) omstreeks 23.45 uur hoorden wij via de portofoon dat collega's [verbalisant 1] en [verbalisant 2] achter een voertuig zaten welke niet voldeed aan een stopteken middels stoptransparant dat de collega's hadden gegeven. (…)
Vervolgens hoorden wij dat het voertuig de Streep op reed richting het Amandelpark. Wij, verbalisanten reden op de Tarwelaan en vanuit daar het Amandelpark in. Wij zagen dat het voertuig door het park reed onze kant op. Wij zagen dat het voertuig ons frontaal naderde. Wij zagen dat de collega's met optische- en geluidssignalen en een stopteken middels rode lichttransparant achter het voertuig reden. Wij zagen dat het voertuig vanuit het Amandelpark op zo'n 10 meter voor ons afsloeg en probeerde door te steken richting de Sonseweg. Aldaar zagen wij dat het voertuig tegen een appartementencomplex crashte.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag dat het voertuig met de zijde van de bestuurderskant tegen het appartementencomplex was gecrasht. Ik zag dat er een man aan de bijrijderszijde uit het voertuig sprong. Ik zag dat de man rechts van het voertuig weg rende door de voortuinen van de woningen welke gelegen zijn aan [adres 4] tot en met [adres 5] . Ik zag dat de man bij [adres 4] over de schutting klom richting de Sonseweg. Ik rende om de schutting heen en zag dat de verdachte over de schutting was geklommen en in de groenvoorziening stond. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , stond één tegen één met de verdachte. (…) Ik hield de verdachte aan voor overtredingen van artikel 5a en 7 van de Wegenverkeerswet 1994.
De verdachte gaf op [verdachte] , geboren [geboortedag] 1975 te zijn. (…)
Ik, [verbalisant 4] , zag in het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer dat [verdachte] niet in het bezit is van enig rijbewijs. (…)
3.
Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juni 2021 (pagina 48), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
In Proces Verbaal 2021011953-3 werd omschreven dat er één persoon in het voertuig zat.
In Proces Verbaal 2021011953-2 werd omschreven dat er na de aanrijding één persoon uit het voertuig was gevlucht.
De persoon die uit het voertuig was gevlucht betrof verdachte [verdachte] .
4.
Het proces-verbaal van de in deze zaak in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, zevenentwintigste meervoudige kamer voor strafzaken, van 19 januari 2024, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [verbalisant 1] :
Ik sta nog volledig achter de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen dat ik samen met collega-verbalisant [verbalisant 2] d.d. 17 januari 2021 heb opgemaakt. (…) De achtervolging heeft naar schatting circa 5 tot 10 minuten geduurd, gezien de route die is afgelegd. (…) De voorzitter vraagt mij of het mogelijk is dat een persoon voorafgaand aan de crash uit het voertuig is gestapt of gesprongen. Nee, dat hadden wij gezien moeten hebben. De raadsman van de verdachte vraagt mij of wij ook zicht hadden op de bestuurderszijde. Als iemand aan de bestuurderszijde uit het voertuig zou zijn gestapt of gesprongen, hadden wij dat zeker gezien. Voorafgaand aan de crash hadden wij zicht op beide zijden en wij hebben niemand uit het voertuig zien springen.
5.
Het proces-verbaal van de in deze zaak in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, zevenentwintigste meervoudige kamer voor strafzaken, van 19 januari 2024, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [verbalisant 2] :
Ik sta nog volledig achter de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen dat ik samen met collega-verbalisant [verbalisant 1] d.d. 17 januari 2021 heb opgemaakt. (…) De voorzitter vraagt mij of het mogelijk is dat iemand, die aan de bestuurderskant zat, voor de botsing uit de auto is gestapt en weggerend. Wij hadden zicht op de auto (ook in het park is straatverlichting) en wij hebben niemand uit de auto zien stappen of springen.
Ten aanzien van parketnummer 01-224370-21:
Hierna wordt steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , hoofdagent van politie, met zaakregistratienummer PL2100-2021185656, gesloten d.d. 15 september 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-47.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2021 met bijlage (pagina’s 7-14), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
Op zaterdag 21 augustus 2021 om 3:10 uur (…) reden wij over de Kasteellaan in Eindhoven. Ter hoogte van de kruising met de Karel de Grotelaan zagen wij dat er voor ons plots een scooterrijder over stak. Wij zagen dat het verkeerslicht voor ons op groen stond en zagen dat het verkeerslicht voor de scooterrijder op rood stond. Wij moesten vol op onze rem om een aanrijding te voorkomen.
Wij reden vervolgens achter de scooter aan en zagen dat de scooter het volgende kenteken had [kenteken 1] . Wij zagen dat er een man op de scooter zat. Wij gaven de bestuurder een stopteken waaraan hij voldeed.
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , herkende de bestuurder ambtshalve als [verdachte] . Ik herkende de man aan het feit dat deze persoon meerdere malen in de briefing staat. En wel om de volgende redenen: [verdachte] komt meerdere malen voor voor het rijden zonder rijbewijs. (…) Daarnaast heeft [verdachte] 99 vermogensdelicten op naam (…). Ik, verbalisant [verbalisant 7] , vroeg aan [verdachte] of hij inmiddels zijn rijbewijs had gehaald. Ik hoorde hem zeggen dat hij die nog steeds niet heeft. Ik keek in de voor ons beschikbare politiesystemen en zag dat [verdachte] niet in het bezit is van een geldig rijbewijs. Ik zag dat [verdachte] dit nooit is geweest. (…)
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , zei tegen [verdachte] dat hij zijn spullen uit de scooter mocht halen omdat de scooter met ons mee ging. Ik zag dat [verdachte] de buddyseat opende en hier een tas uit pakte. Wij, verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 6] , zagen dat er onder de tas in de buddyseat twee schroevendraaiers en een tang lagen. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , bekeek de scooter beter en zag dat er onder het stuur in een vakje twee zwarte handschoenen lagen.
Gezien de 99 antecedenten op vermogensdelicten waaronder woning inbraken, het tijdstip waarop we dit aantroffen en de prioritering als veelpleger in de voor ons beschikbare systemen, maakte voor ons dat de twee schroevendraaiers, de tang en de handschoenen als inbrekerswerktuig konden worden gezien. (…)
Verdachte [verdachte] werd vervolgens door ons overgebracht naar het politiebureau om te worden geleid voor een hulp officier van justitie. (…) Bij de insluitingsfouillering van [verdachte] werden de volgende goederen aangetroffen: In de zakken van [verdachte] zat een zakje met henneptoppen en vier (4) extascy pillen. (…)
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2021 met bijlage (dossierpagina’s 15-20), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 21 augustus 2021, omstreeks 03:15 uur werd ter zake overtreding van de A.P.V. Eindhoven een verdachte genaamd [verdachte] aangehouden. Tijdens de insluiting werd in zijn fouillering een gripzakje met hennep en een gripzakje met vier tabletten (…) aangetroffen.
MDMA
Ik zag dat in het aan mij overhandigde doorzichtig plastic gripzakje een hoeveelheid oranje bijna ronde tabletten zaten. (…) De vier identieke tabletten hadden het gewicht van ongeveer 2,22 gram (netto).
Hennep
Ik zag dat in een gripzakje hennep zat en dat het gewicht 19,03 gram ( bruto) bedroeg. Ik verbalisant ben bekend met hennep. Ik herken deze aan de kleur, de kenmerkende geur en vorm van aanbieden (toppen). Het gewicht van de hennep bedroeg 17,85 gram (netto).
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 augustus 2021 (pagina 21), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op zaterdag 21 augustus 2021 omstreeks 03:15 uur werd verdachte [verdachte] aangehouden terzake verkeersovertredingen. Tijdens de insluiting werden in zijn fouillering vier XTC tabletten (…) aangetroffen.
PL2100-2021185311-1837953, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende mid (XTC), 4 stuks, Nederland. SIN AANJ9825NL.
4.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 1 september 2021 (pagina’s 24-25), voor zover inhoudende als verslag van rapporteur ing. N. van Doorn:
Resultaten en conclusie
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AANJ9825NL
Gleuftablet, oranje, uit 2,22 gram (…)
Bevat MDMA
MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
5.
Het proces-verbaal rijden onder invloed d.d. (pagina’s 26-), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 7] , [verbalisant 6] en [verbalisant 8] :
Eigen waarneming
Op zaterdag 21 augustus 2021 om 03:10 uur zagen wij, [verbalisant 7] (BBN22702) en [verbalisant 6] (BZO33085), dat de hierna genoemde persoon als bestuurder van een voertuig bromfiets (Bromscooter), Piaggio C38, Nederland, kenteken [kenteken 1] , reed op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Karei de Grotelaan, Eindhoven.
Reed eerst door rood en had vervolgens bijna een aanrijding met ons voertuig. Wij zagen vervolgens grote pupillen en zeer strakke kaaklijn.
(…)
Vordering voorlopig onderzoek speeksel
Ik, [verbalisant 7] (BBN22702), heb op zaterdag 21 augustus 2021 om 03:40 uur, de bestuurder gevorderd mee te werken aan een speekseltest, alsmede de aanwijzingen die ik in dat kader heb gegeven, op te volgen.
Medewerking speekseltest
Met medewerking van de bestuurder heb ik, [verbalisant 7] (BBN22702), hem de speekseltest afgenomen met behulp van een door de Minister aangewezen speekseltester.
Als resultaat van deze test zag ik, [verbalisant 7] (BBN22702), dat de speekseltest een indicatie aangaf voor de volgende stof: cocaïne.
Het resultaat van de speekseltest werd direct aan de verdachte meegedeeld. Dat resultaat leidde tot een verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 Wegenverkeerswet 1994.
Waarneming drugs en/of andere stof
Ik nam de volgende kenmerken waar bij de bestuurder:
Uiterlijk: Spierspanning kaken/strak staan
Aanwezigheid product
Wijd opengesperde ogen
Ogen: Waterig/wazig
Bloeddoorlopen
Pupilgrootte: Vergrote pupil
Identiteitsgegevens van de verdachte
De verdachte gaf mij, [verbalisant 6] (BZO33085), op te zijn genaamd:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1975
(…)
Toestemming bloedonderzoek
Ik, [verbalisant 7] (BBN22702), heb de verdachte gevraagd toestemming te verlenen tot het verrichten van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994. De verdachte verleende daartoe geen toestemming.
Bevel bloedonderzoek
Op zaterdag 21 augustus 2021 om 04:14 uur. [adres 6] , heb ik, [verbalisant 8] (MW002415), in mijn hoedanigheid van hulpofficier van justitie, de verdachte bevolen zich te onderwerpen aan een bloedonderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte is meegedeeld, dat een weigering een misdrijf oplevert.
De verdachte gaf geen gevolg aan dit bevel. Dit bleek uit: verdachte zei niet mee te werken aan het bloedonderzoek. Verdachte volharde hierin en bleef bij de weigering nadat hem de eventuele gevolgen van de weigering waren uitgelegd.
Ten aanzien van parketnummer 96-125824-21:
1.
Het proces-verbaal overtreding d.d. 12 mei 2021 inclusief bijlagen, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] :
Overtredingsgegevens / waarneming
Datum: 07-05-2021
Plaats: Eindhoven
Gemeente: Eindhoven
Locatie: Botenlaan
Soort weg: Een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg
Voertuig: Personenauto
“Ik, verbalisant, heb de verdachte in het vermelde voertuig op de vermelde locatie zien rijden. Mede ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde bepalingen stelde ik nader onderzoek in. Na vordering toonde verdachte geen geldig rijbewijs. Bij het raadplegen van het rijbewijzenregister bleek mij dat aan verdachte nooit enig rijbewijs was afgegeven. Voor het besturen van dit motorrijtuig was vereist een rijbewijs B. Wij, verbalisanten, zagen het voertuig met kenteken [kenteken 2] rijden op de Botenlaan te Eindhoven. Wij gaven het voertuig een stopteken door middel van een stoptransparant op de Limburglaan te Eindhoven. Ik, verbalisant [verbalisant 8] , vorderde een geldig rijbewijs. Ik hoorde de bestuurder zeggen geen rijbewijs te hebben. (…)”
Personalia verdachte
Verdachte werd staande gehouden en verstrekte mij, [verbalisant 8] , desgevraagd de volgende personalia:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1975
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van parketnummer 01-167213-21:
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de aan de verdachte in de zaak met voormeld parketnummer tenlastegelegde feiten. Daartoe is in de kern aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de bestuurder is geweest van de bedrijfsauto/bakwagen ten aanzien waarvan door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] in hun processen-verbaal van 17 januari 2021 is geverbaliseerd. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte na zijn aanhouding op 17 januari 2021 bij de politie heeft verklaard dat niet hijzelf, maar een ander, namelijk [getuige] , het desbetreffende voertuig heeft bestuurd, dat dit door [getuige] als getuige onder ede is bevestigd – [getuige] heeft verklaard vlak voor de crash uit het voertuig te zijn gesprongen – en dat dit scenario op basis van de stukken in het dossier en hetgeen door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter terechtzitting is verklaard, niet kan worden uitgesloten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 17 januari 2021, volgt dat zij, voorafgaand aan de achtervolging van het voertuig in kwestie, in dat voertuig één persoon hebben zien zitten, namelijk de bestuurder. Zij hebben het voertuig achtervolgd tot de crash tegen het appartementencomplex aan de Sonseweg te Eindhoven en hebben gedurende de gehele achtervolging, vanuit hun positie achter het voertuig, zicht gehad op dat voertuig. Ter terechtzitting in hoger beroep hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beiden (afzonderlijk en in afwezigheid van de ander) onder ede verklaard nog volledig achter de inhoud te staan van het door hun d.d. 17 januari 2021 opgemaakte proces-verbaal van bevindingen. Desgevraagd hebben beiden voorts verklaard dat zij voorafgaand aan de crash bij de Sonseweg, niemand uit het voertuig hebben zien stappen of springen. Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] d.d. 17 januari 2021, volgt dat verbalisant [verbalisant 3] na de crash één persoon aan de bijrijderszijde uit het voertuig heeft zien springen en weg heeft zien rennen. Deze persoon, die vervolgens is aangehouden, betrof de verdachte.
Het hof is van oordeel dat geen reden bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] d.d. 17 januari 2021 opgemaakte processen-verbaal. Het hof acht de inhoud van deze processen-verbaal dan ook geloofwaardig en betrouwbaar. Datzelfde geldt voor de verklaringen die verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter terechtzitting in hoger beroep (afzonderlijk en in afwezigheid van de ander) onder ede hebben afgelegd.
De verklaring van getuige [getuige] dat hij de bestuurder van het voertuig was en vlak voor de crash uit de auto is gesprongen, strookt niet met hetgeen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in hun proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2021 hebben geverbaliseerd en ter terechtzitting in hoger beroep onder ede hebben verklaard. Om die reden zal het hof de verklaring van getuige [getuige] alsook de verklaring van de verdachte, dat niet hijzelf, maar [getuige] het desbetreffende voertuig heeft bestuurd, als ongeloofwaardig terzijde schuiven.
Op grond van de gebezigde, hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen en het vorenoverwogene, stelt het hof vast dat de verdachte de bestuurder is geweest van de bedrijfsauto/bakwagen ten aanzien waarvan door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] in hun processen-verbaal van 17 januari 2021 is geverbaliseerd.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de verdediging.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het vorenoverwogene, acht het hof de aan de verdachte in de zaak met parketnummer 01-167213-21 onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Voorts stelt het hof, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het vorenoverwogene, vast dat de verdachte in de nacht van 16 op 17 januari 2021 als bestuurder van de bedrijfsauto/bakwagen in kwestie verschillende verkeersovertredingen heeft begaan.
Beoordeling van de verkeersovertredingen aan de hand van de maatstaf van artikel 5a Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 5a Wegenverkeerswet 1994
Het hof dient te beoordelen of de verdachte met het uit de bewijsmiddelen blijkende rijgedrag (I) de verkeersregels heeft geschonden, (II) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (III) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (IV) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Met andere woorden; vastgesteld dient te worden dat de verdachte verkeersovertredingen heeft begaan waardoor zeer gevaarlijke situaties zijn ontstaan en bijgevolg door de verdachte onaanvaardbare risico’s zijn genomen, of nog anders gezegd: dat de verdachte welbewust en met groot gevaar voor andere medeweggebruikers in ernstige mate verkeersgedragsregels heeft overtreden.
I)De verkeersregels
Het in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 vervatte verbod is beperkt tot gedragingen in het verkeer die bestaan in het in ernstige mate schenden van ‘de verkeersregels’. Uit de memorie van toelichting op dit wetsvoorstel leidt het hof af dat het gaat om een samenstel van gedragingen. Zoals daarin wordt gesteld gaat het om het begaan van dikwijls aaneengesloten ernstige verkeersovertredingen. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet is het volgende opgemerkt. “De dader moet door zo’n gedraging opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels schenden terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Dat betekent dus niet dat met het verrichten van een of meer van de genoemde gedragingen al vaststaat dat opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels zijn geschonden. Het enkele feit dat de bestuurder een telefoon vasthoudt of een bestuurder die onbewust door rood licht rijdt levert geen overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 op. Oftewel overtredingen van de in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 opgenomen gedragingen die uit simpele onachtzaamheid worden begaan worden niet automatisch een zwaar misdrijf zodra daardoor enig gevaar voor letsel ontstaat. Het gaat bij een overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 immers om het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels (en gevaar is te duchten).” [2] Uit deze overweging en mede uit de naar aanleiding van de in de consultatiefase uitgebrachte adviezen gemaakte opmerking van de betrokken minister maakt het hof op dat ook een enkele verkeersovertreding voldoende kan zijn gelet op de ernst van het verkeersgedrag en in het licht van de context waarin dat verkeersgedrag heeft plaatsgevonden.
Op grond van de gebezigde, hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen, stelt het hof allereerst vast dat de verdachte omstreeks 16 januari 2021 te Eindhoven als bestuurder van een bedrijfsauto/bakwagen minutenlang de ter plekke geldende maximumsnelheid van 30 of 50 kilometer per uur in zeer forse mate heeft overschreden (artikel 5a lid 1 sub g van de Wegenverkeerswet 1994). Daarbij heeft hij bij kruispunten waar hij onvoldoende zicht had niet geremd. Daarnaast is de verdachte omstreeks/op voornoemde datum en plaats met de bedrijfsauto/bakwagen, met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, over een voetpad gereden, tegen een trottoirpaal aan gereden, door een park gereden waar het door de aanwezige bosschages onoverzichtelijk en onmogelijk was om eventuele voetgangers waar te nemen en zich ten minste twee personen bevonden met een hond om uiteindelijk tegen een muur van een appartementencomplex tot stilstand te komen. Door zich aldus te gedragen, heeft de verdachte (potentieel) gevaar op de weg veroorzaakt en zich aldus schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, zijnde een andere dan de in artikel 5a lid 1 onder a tot en met l van de Wegenverkeerswet 1994 opgenomen verkeersregels, doch één van soortgelijk belang (artikel 5a lid 1 sub m van de Wegenverkeerswet 1994).
Ten overvloede merkt het hof op dat de verdachte omstreeks 16 januari 2021 te Eindhoven als bestuurder van een bedrijfsauto/bakwagen niet heeft voldaan aan het door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gegeven stopteken (artikel 5a lid 1 sub l van de Wegenverkeerswet 1994). Die gedraging is in de tenlastelegging evenwel niet opgenomen.
II) In ernstige mate
Artikel 5a Wegenverkeerswet 1994 heeft alleen betrekking op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. In de memorie van toelichting op dit wetsvoorstel valt hierover het volgende te lezen. “De gedachte achter de keuze voor in «in ernstige mate» is dat de bepaling beperkt moet zijn tot (voldoende) ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Bij het schenden van een verkeersregel in «ernstige mate» kan worden gedacht aan het meerdere malen negeren van een rood kruis, het meerdere keren rijden door rood licht, voor een langere periode met een hoge snelheid rijden, continu over een vluchtstrook blijven rijden, terwijl dat niet is toegestaan.”
Naar het oordeel van het hof zijn in het geval van de verdachte, de onder I genoemde verkeersregels in ernstige mate geschonden en kan derhalve worden gesproken van ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen de mate waarin de verdachte de ter plekke toegestane maximumsnelheid telkens overschreed (daar waar een snelheidslimiet van 30 kilometer per uur geldt, heeft de verdachte circa 80 en circa 90 kilometer per uur gereden en daar waar een snelheidslimiet van 50 kilometer per uur geldt, heeft de verdachte maar liefst circa 120 kilometer per uur gereden), de duur van die snelheidsoverschrijdingen (circa 5 tot 10 minuten lang) en de plaats waar de verdachte de snelheidsovertredingen beging, namelijk grotendeels in een woonwijk met op sommige plekken (zeer) smalle straten, daarbij het risico lopend op het toebrengen van schade aan in die straten geparkeerde voertuigen. Door het in een woonwijk, in dusdanig forse mate overtreden van de toegestane maximumsnelheid heeft de verdachte het zichzelf haast onmogelijk gemaakt om te (kunnen) anticiperen en (tijdig) te (kunnen) reageren op de gedragingen van andere weggebruikers. Daar komt bij dat ten tijde van de snelheidsovertredingen door de verdachte sprake was van sneeuwval en bijgevolg het wegdek bedekt was met sneeuw en ijzel, omstandigheden die maken dat je als bestuurder van een motorrijtuig in het verkeer geacht wordt extra voorzichtig en oplettend te zijn.
Voorts heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte met de bedrijfsauto/bakwagen over een voetpad en door een park en dus in voetgangersgebied – op dat moment was in het park ten minste één voetganger aanwezig –, waar motorrijtuigen in beginsel verboden zijn, is gereden, en dat met een snelheid van circa 40 kilometer per uur. Daarbij heeft de verdachte zich de toegang tot het park verschaft door met de bedrijfsauto/bakwagen tegen een trottoirpaal, die juist bedoeld is om de toegang tot het park voor motorrijtuigen te blokkeren, aan te rijden. Vervolgens is de verdachte tegen een appartementencomplex aangereden.
Tot slot acht het hof van belang dat de verdachte de onder I genoemde verkeersregels heeft overtreden, kennelijk met het enkele doel om te ontkomen aan de politie, die hem immers via een duidelijk zichtbaar stopteken aan de voorzijde van het politievoertuig had opgedragen de bedrijfsauto/bakwagen tot stilstand te brengen.
III) Opzettelijk
In de Nota naar aanleiding van het verslag schrijft de minister van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer over het opzet onder andere het volgende. [3] “De plaats van het begrip opzettelijk in de zinsnede «opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden» brengt mee dat het opzet zowel gericht moet zijn op het overtreden van een of meer verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regel(s). Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet worden afgeleid dat de gedragingen, die elk op zichzelf een overtreding van een verkeersregel inhouden en in veel gevallen niet anders dan opzettelijk kunnen worden begaan, in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige overschrijding van de verkeersregels gericht zijn. Zoals hierboven in de algemene inleiding van deze nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, is de beoordeling van verkeersdelicten in hoge mate casuïstisch.”
Blijkens de Memorie van Toelichting is opzet “gericht op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels en niet op de verder liggende gevaren of gevolgen”. [4] Het hof zal zich dan ook beperken tot de vraag of het opzet van de verdachte gericht was op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
Het hof is van oordeel dat het als bestuurder van een motorijtuig gedurende circa 5 tot 10 minuten overtreden van de toegestane maximumsnelheid in de mate waarop de verdachte dit heeft gedaan, kennelijk met het enkele doel om te ontkomen aan de politie, niet anders dan met opzet kan zijn gedaan. Datzelfde geldt voor het met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was als bestuurder van een motorijtuig over een voetpad en door een park rijden, zeker gelet op het feit dat de verdachte zich de toegang tot dat park heeft verschaft door met de bedrijfsauto/bakwagen waarin hij reed tegen een trottoirpaal, die juist bedoeld is om de toegang tot het park voor motorrijtuigen te blokkeren, aan te rijden. Immers, de aan de verdachte toe te schrijven verkeershandelingen betreffen telkens nieuwe keuzes die zowel het weten als het aanvaarden impliceren. Daarmee is, gegeven de aard en de ernst van de hier aan de orde zijnde verkeersovertredingen, het opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels gegeven.
IV) Gevaar te duchten
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep het standpunt ingenomen dat van het door de verdachte in ernstige mate schenden van de verkeersregels geen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar te duchten was.
Het hof is een ander oordeel toegedaan en overweegt daartoe als volgt.
Het hof is van oordeel dat naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is dat het met een bedrijfsauto/bakwagen met circa 80, 90 en 120 kilometer per uur door een woonwijk rijden, waar de toegestane maximumsnelheid in bijna alle straten 30 kilometer per uur betreft, en met een snelheid van circa 40 kilometer per uur over een voetpad en door een park rijden, waar motorrijtuigen in beginsel niet zijn toegestaan, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar met zich brengt. Het is evident dat bij het rijden met een dergelijke snelheid, onder meer op plaatsen waar motorrijtuigen in beginsel niet zijn toegestaan, voor de bestuurder het vermogen om te anticiperen en (tijdig) te reageren op de gedragingen van andere weggebruikers fors afneemt en daarbij de tijd die nodig is om voor eventuele anderen te remmen toeneemt, met als gevolg dat (zeer) gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Het hof neemt in dit verband in aanmerking dat zich in het park waar de verdachte met de bedrijfsauto/bakwagen doorheen is gereden, op korte afstand twee personen met een hond liepen.
Conclusie
Resumerend, is het hof van oordeel dat de gedragingen van verdachte, gelet op de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, toereikend zijn voor het oordeel dat verdachte welbewust en met groot gevaar voor andere medeweggebruikers in ernstige mate verkeersgedragsregels heeft overtreden. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en al het vorenoverwogene, acht het hof de aan de verdachte in de zaak met parketnummer 01-167213-21 onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van parketnummer 01-224370-21 en parketnummer 96-125824-21:
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het hof acht de aan de verdachte tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, een en ander zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-167213-21 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-167213-21 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-167213-21 onder 3, in de zaak met parketnummer 01-224370-21 onder 5 en in de zaak met parketnummer 96-125824-21 bewezenverklaarde wordt telkens als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-224370-21 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-224370-21 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 01-224370-21 onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
handelen in strijd met een in artikel 3 van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 01-224370-21 onder 4 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 2:44 van de Algemene plaatselijke verordening Eindhoven 2016.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (het opzettelijk in ernstige mate overtreden van verkeersregels, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is), het verlaten van de plaats van een ongeval, driemaal rijden zonder rijbewijs, het weigeren van een bevel tot het uitvoeren van een bloedproef bij een vermoeden van rijden onder invloed, het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, het aanwezig hebben van hennep alsmede het vervoeren en bij zich hebben van inbrekerswerktuigen. Dit is een groot aantal, vervelende strafbare feiten. Bij het overtreden van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 heeft de verdachte zich onvoldoende rekenschap gegeven van de geldende gedragsnormen in het verkeer en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer (bestuurder van een motorrijtuig) en daarmee de levens en lichamelijke integriteit van anderen in gevaar gebracht. Het hof rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezen verklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Deze veroordelingen hebben verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van (met name) het (in de zaak met parketnummer 01-167213-21 onder 1) bewezenverklaarde, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Anders dan de advocaat-generaal, acht het hof de overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 wel wettig en overtuigend bewezen. Om die reden zal het hof een andere (zwaardere) straf opleggen dan de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf van vier weken.
Alles afwegende, acht het hof, ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-167213-21 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 01-224370-21 onder 1 en 2 bewezenverklaarde, passend en geboden aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-167213-21 onder 3, in de zaak met parketnummer 01-224370-21 onder 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 96-125824-21 bewezenverklaarde zal het hof de verdachte veroordelen tot telkens hechtenis voor de duur van 1 week. Het hof acht in de onderhavige zaak oplegging van een geldboete, zoals door de raadsman van de verdachte is gevorderd, gelet op de aard en ernst van de feiten en tegen de achtergrond van de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 november 2023, niet passend.
Beslag
In de zaak met parketnummer 01-224370-21 zijn onder de verdachte een scooter, een handschoen, twee schroevendraaiers en een knijptang is inbeslaggenomen. Uit het dossier is gebleken dat dit voorwerpen betreffen met betrekking tot welke het in de zaak met voormeld parketnummer onder 4 tenlastegelegde feit is begaan. Het hof is derhalve van oordeel dat die voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Mitsdien zal het hof daartoe overgaan. Bij die beslissing heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Vordering tot (gedeeltelijke) herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
De verdachte is bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, d.d. 14 mei 2019 met parketnummer 01-880487-18, ter zake van een tiental vermogensdelicten, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
Na afwijzing van een vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft de rechtbank bij beslissing van 5 februari 2021 de datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling vastgesteld op 1 februari 2021. De verdachte is vervolgens op 9 februari 2021 feitelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij geen strafbare feiten pleegt. Daarnaast is een aantal bijzondere voorwaarden verbonden aan deze voorwaardelijke invrijheidstelling.
Het gedeelte van de bij voormeld vonnis opgelegde gevangenisstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, betreft 360 dagen. De proeftijd bedraagt eveneens 360 dagen.
De officier van justitie heeft op 20 oktober 2021 een vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, te weten voor een periode van 90 dagen, ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, wegens het niet naleven van de aan de invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde, te weten het niet plegen van strafbare feiten.
Deze vordering is in eerste aanleg toegewezen en is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof stelt vast dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd die is verbonden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling, schuldig heeft gemaakt aan de thans in de zaak met parketnummer 01-224370-21 bewezenverklaarde feiten en derhalve de algemene voorwaarde heeft overtreden. De verdachte was een gewaarschuwd man en wist wat hem boven het hoofd hing, maar heeft desondanks wederom strafbare feiten gepleegd. Het hof acht daarom, evenals de politierechter en de advocaat-generaal, een gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling passend. Het hof zal derhalve de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, gelegd alsnog gedeeltelijk, en wel voor de duur van 90 (negentig) dagen, wordt ondergaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 5a, 7, 107, 163, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en artikel 2:44 van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven 2016, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep alsmede de afzonderlijke beslissing op de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 12 november 2021 met v.i. zaaknummer 99-000705-24, en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-167213-21 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 01-224370-21 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 96-125824-21 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 01-167213-21 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 01-224370-21 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 96-125824-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-167213-21 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 01-224370-21 onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-167213-21 onder 3, in de zaak met parketnummer 01-224370-21 onder 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 96-125824-21 bewezenverklaarde:
veroordeelt de verdachte tot
telkenshechtenisvoor de duur van
1 (één) week;
wijst de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast dat het gedeelte van de bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, d.d. 14 mei 2019 met parketnummer 01-880487-18 opgelegde vrijheidsstraf, dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk, en wel voor de duur van
90 (negentig) dagen, wordt ondergaan.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. Y. van Setten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kerssies, griffier,
en op 2 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Y. van Setten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wet van 24 juni 2020,
2.Kamerstukken II, 2018/2019, 35 086, nr. 3, p. 12.
3.Kamerstukken II, 2018/2019, 35 086, nr. 6, p. 11.
4.Kamerstukken II, 2018/2019, 35 086, nr. 3, p. 14.