ECLI:NL:GHSHE:2024:3362

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
20-002660-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vals identiteitsbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs, in strijd met artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, en had de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 oktober 2024 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis integraal zou worden bevestigd, terwijl de verdediging een straftoemetingsverweer heeft gevoerd. Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 oktober 2022 in Heijen, gemeente Gennep, een vals identiteitsbewijs, te weten een Kroatische identiteitskaart en een Kroatisch rijbewijs, voorhanden heeft gehad.

Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens is de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De verdachte verblijft momenteel in een asielzoekerscentrum en is bezig met zijn asielprocedure. Het hof heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002660-22
Uitspraak : 23 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 november 2022, parketnummer 03-279865-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 05-048427-22, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1993,
met de volgende geconstateerde personalia, vastgelegd in de ID Staat (op basis van identificatie met biometrie) d.d. 29 oktober 2022 (pagina’s 4 en 5) en in de registratie van de resultaten van additionele bevragingen (waaronder Eurodac bevraging; pagina’s 6 en 7 van het dossier [1] [2] ):
- SKN [nummer 1]
- V-nummer [nummer 2]
- P-nummer [nummer 3]
- Eurodac status geïdentificeerd
- Eurdacnummer [nummer 4]
- Gelaatsfoto d.d. 29-10-2022 (volgens opgaaf van de verschenen verdachte ter terechtzitting:) verblijvende te [adres] ,

zich ter terechtzitting van 9 oktober 2024 tevens noemende

[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1993,
overeenkomstig een ter terechtzitting getoonde en overlegde kopie van een zogenoemde geboorteakte, verblijvende te [adres] .
(volgens opgaaf van de verschenen verdachte ter terechtzitting:)
verblijvende te [adres] ,
die naar eigen waarneming van het hof ter terechtzitting van 9 oktober 2024 dezelfde gelaatskenmerken vertoont als en zeer sterk gelijkt op de man die is afgebeeld op de hiervoor vermelde gelaatsfoto (gemaakt op de pleegdatum en opgenomen in de ID Staat), reden waarom het hof ervan uitgaat dat de ter terechtzitting in hoger beroep verschenen verdachte dezelfde persoon betreft als de veroordeelde verdachte die hoger beroep heeft ingesteld, zij het dat deze verdachte zich bedient van diverse aliassen.
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte, bij vonnis waarvan beroep, ter zake van ‘een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de politierechter het inbeslaggenomen rijbewijs en identiteitsbewijs onttrokken aan het verkeer. Ten slotte heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de onder de parketnummer 05-048427-22 eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de verdediging bepleit dat het hof deze zal afwijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te Heijen, gemeente Gennep, een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Kroatische identiteitskaart en een Kroatisch rijbewijs, beide op naam van [naam] geboren op [geboortedag 3] 1995 te [geboorteplaats 3] , waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst waren, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 oktober 2022 te Heijen, gemeente Gennep, een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Kroatische identiteitskaart en een Kroatisch rijbewijs, beide op naam van [naam] geboren op [geboortedag 3] 1995 te [geboorteplaats 3] , waarvan hij, verdachte, wist dat deze vals waren, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. In dat verband overweegt het hof nog dat de delictsomschrijving van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht in beginsel dwingt tot een keuze tussen de bestanddelen ‘vals’ en ‘vervalst’ en hier sprake is van valse identiteitsbewijzen die niet ook vervalst waren.
Bewijsmiddelen [3]
Nu de verdachte het tenlastegelegde heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 9 oktober 2024;
- het proces-verbaal d.d. 29 oktober 2022 (p. 9-11 van het dossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2022 (p. 38-41 van het dossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij weet dat het vals is,
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke deel en/of een taakstraf. Daartoe is – kort gezegd – naar voren gebracht dat het inmiddels twee jaar geleden is dat er vonnis is gewezen. De verdachte is zijn leven aan het beteren en wil er voor zijn vrouw en kind zijn. Hij heeft openheid van zaken gegeven en wil op legale wijze zijn papieren en een verblijfsstatus in Nederland verkrijgen en daarom verblijft hij nu in het asielzoekerscentrum in Ter Apel in afwachting van de asielprocedure.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij valse identiteitsbewijzen, zijnde een valse Kroatische identiteitskaart en een vals Kroatisch rijbewijs, voorhanden heeft gehad. Door zijn handelen heeft de verdachte het vertrouwen geschonden dat in de juistheid en authenticiteit van officiële documenten – met name indien deze van overheidswege zijn verstrekt – moet kunnen worden gesteld. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 augustus 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder eenmaal onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een soortgelijk feit en bij die veroordeling is hem een voorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd, waarvan ook thans de tenuitvoerlegging wordt gevorderd. Deze voorwaardelijke veroordeling waarvan de proeftijd nog liep, heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw van valse identiteitsbewijzen te voorzien teneinde daarmee de autoriteiten te misleiden.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte momenteel in een asielzoekerscentrum verblijft en bezig is met zijn asielprocedure. Hij heeft samen met zijn huidige vriendin een kind van drie jaar, voor wie hij (mede) de zorg draagt. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij zijn kind wil erkennen en zich in Nijmegen wil inschrijven, maar dat dit vanwege het ‘gedoe’ rondom zijn naam niet mogelijk is.
Het hof is van oordeel dat, gelet op al het voorgaande en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die ook onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft voor de bepaling van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Voor het voorhanden hebben van één vals identiteitsbewijs is voor een first-offender een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden het uitgangspunt. In dit geval gaat het echter om twee valse identiteitsbewijzen en is verdachte eerder veroordeeld voor hetzelfde feit. Daarom acht het hof een hogere straf dan in eerste aanleg is opgelegd (te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest) passend en geboden. Naar het oordeel van het hof kan dan ook niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd, omdat daarin de omstandigheden dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijk misdrijf en thans sprake is van twee misdrijven onvoldoende tot uiting komen.
Ten slotte zal het hof het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Beslag
Het hof heeft geconstateerd dat door de politierechter is beslist op de onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een Kroatisch identiteitskaart en een Kroatisch rijbewijs. De verdachte heeft echter bij schriftelijke afstandsverklaring (p. 46-47 van het dossier) reeds afstand van deze inbeslaggenomen goederen gedaan. Gelet hierop is het hof van oordeel dat geen beslissing op het beslag meer is vereist.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Gelderland van 18 mei 2022 onder parketnummer 05-048427-22. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 9 oktober 2024 heeft de verdachte verklaard dat hij bekend is met de eerdere veroordeling en dat hij degene is die eerder door de politierechter in de zaak met parketnummer 05-048427-22 onder de naam [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1993 te [geboorteplaats 1] is veroordeeld.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde dezelfde persoon betreft als de ter terechtzitting in hoger beroep van 9 oktober 2024 verschenen verdachte en deze zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden dient te worden gelast. Er zijn geen persoonlijke omstandigheden gebleken die dwingen tot een ander oordeel.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57 en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 18 mei 2022, parketnummer 05-048427-22, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van de personalia van de verdachte verwijst het hof naar de ID-staat d.d. 29 oktober 2022 als de registratie van de additionele bevragingen die als bijlage aan het arrest is gehecht.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. G. Schnitzler, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Beskers, griffier,
en op 23 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Schnitzler is wegens afwezigheid buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hier en hierna wordt met het dossier bedoeld het dossier van de Kmar Brigade Brabant-Noord / Limburg-Noord/Venlo MTV, dossiernummer PL27YN/22-004102, gesloten op 1 november 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 47).
2.Zowel de ID-staat d.d. 29 oktober 2022 als de registratie van de additionele bevragingen zal worden aangehecht aan dit arrest.
3.Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.