ECLI:NL:GHSHE:2024:3680

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
20-003012-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. dr. M.J.M.A. van der Put
  • mr. M.L.P. van Cruchten
  • mr. F.P.E. Wiemans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 8,3 gram cocaïne op 5 augustus 2023 te Roosendaal. De verdachte had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen, die nu ten uitvoer werd gelegd. Tijdens de zitting werd de vordering van de advocaat-generaal besproken, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en veroordeling tot een gevangenisstraf van 4 maanden, alsook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de tenlastelegging en betwistte de rechtmatigheid van de fouillering. Het hof oordeelde dat de fouillering rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf van 60 uren op, subsidiair 30 dagen hechtenis, en gelastte de teruggave van in beslag genomen geldbedrag van €970,00 aan de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003012-23
Uitspraak : 28 augustus 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 november 2023, parketnummer 02-195248-23, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-314366-21, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging gevorderd van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken onder parketnummer 02-314366-21. Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 970,00 heeft de advocaat-generaal teruggave aan de verdachte gevorderd.
Namens de verdachte is door diens raadsman (primair) bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 1 en 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf onder parketnummer 02-314366-21 heeft de raadsman: primair bepleit dat het hof de vordering niet-ontvankelijk verklaart, subsidiair bepleit dat het hof de vordering afwijst, meer subsidiair bepleit dat het hof de proeftijd verlengt en uiterst subsidiair bepleit dat het hof de vordering slechts deels toewijst en omzet in een taakstraf. Voor wat betreft het inbeslaggenomen geldbedrag van € 970,00 heeft de raadsman bepleit dat dit bedrag wordt teruggegeven aan de verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Roosendaal, althans in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 8,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Roosendaal, althans in Nederland, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Gastelseweg, als bestuurder een motorrijtuig, (een personenauto gekentekend [kenteken] ), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Vrijspraak feit 2
Op grond van het dossier en de nadien door de advocaat-generaal aangeleverde stukken kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 5 augustus 2023 wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Uit de door de advocaat-generaal verstrekte RDW-gegevens kan weliswaar volgen dat het rijbewijs van verdachte op de tenlastegelegde datum ongeldig was, echter de CBR-stukken (inclusief de betekeningsstukken) ontbreken aan het dossier. Daarbij komt dat verdachte in de door hem afgelegde verklaringen (p. 16 dossier en verhoor d.d. 22 december 2022) niet met zoveel woorden heeft verklaard dat hij wist dat zijn rijbewijs
ongeldigwas. Derhalve heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 5 augustus 2023 te Roosendaal opzettelijk heeft vervoerd, 8,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, zaakregistratienummer PL2000-2023199378, gesloten d.d. 14 augustus 2023 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 61), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

1.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2023 (pg. 21-23), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Hoedanigheid
Ik was op zaterdag 5 augustus 2023 omstreeks 16.00 uur, doende met een
onopvallende actie in het kader van drugsdealers binnen de gemeente Roosendaal. Ik,
verbalisant, was onherkenbaar als politieambtenaar gekleed en reed in een onopvallend
dienst voertuig.
Aanleiding
Ik, verbalisant, heb zicht gepakt aan de Parklaan ter hoogte van de [bedrijf] te
Roosendaal. Ik, verbalisant, zag dat er een persoon op de fiets met zijn telefoon aan
zijn oren vanuit de Lyceumlaan. Ik, verbalisant, herkende de persoon direct als
[medeverdachte] . Ik, verbalisant, ben ambtshalve bekend dat [medeverdachte] gebruiker is van
cocaïne.
Ik, verbalisant, zag op 5 augustus 2023 om 16.03 uur, dat [medeverdachte] stopte ter hoogte
van het parkeervak gelegen ter hoogte van de kruising Lyceumlaan met de Parklaan te
Roosendaal. Ik, verbalisant, zag vrijwel direct dat er vanuit de Parklaan, een zwarte
Citroen C3 voorzien van het kenteken [kenteken] , aan kwam rijden. Ik, verbalisant, zag
direct dat er 1 persoon in het voertuig zat welke ik herkende als [verdachte] .
Overdracht
Ik, verbalisant, zag dat [medeverdachte] hierop direct contact maakte met de bestuurder [verdachte]
en als bijrijder in het voertuig stapte. Ik, verbalisant, zag dat er goederen
werden overgedragen. Ik, verbalisant, zag na ongeveer 1 minuut dat [medeverdachte] uit het
voertuig stapte en weer op zijn fiets richting de Brugstraat reed. Ik, verbalisant,
zag dat het voertuig hierop achteruit het parkeervak uit reed en weer richting de
Parklaan reed en vanuit de Parklaan richting het Heilig Hartplein reed.
Gezien de antecedenten op handel soft- en harddrugs van [verdachte] en het feit
dat [medeverdachte] een cocaïne verslaafde betreft te zijn, de locatie bekend staat als
drugsdeal locatie en het korte contact waarbij goederen zijn overgedragen is het
aannemelijk dat er zojuist verdovende middelen zijn overgedragen.
Controle koper:
Ik, verbalisant, heb hierop getracht om [medeverdachte] staande te houden, deze ging er echter via het fietspad van tussen.
Verdachte:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1995
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland
Voertuig:
Goednummer: PL2000- 2023198902 -2622319
Merk/type: Citroen C3;
Kleur: Zwart
Kenteken: [kenteken]
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2023 (pg. 24-26), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Hoedanigheid
Ik, verbalisant, was op zaterdag 5 augustus 2023 omstreeks 19.35 uur, doende met een
onopvallende actie in het kader van drugsdealers binnen de gemeente Roosendaal. Ik,
verbalisant, was onherkenbaar als politieambtenaar gekleed en reed in een onopvallend
dienstvoertuig.
Aanleiding
Ik, verbalisant, zag ter hoogte van de kruising Parklaan met de Waterstraat in
Roosendaal een personenauto geparkeerd staan. Het voertuig stond op de Parklaan
geparkeerd met de voorzijde van het voertuig richting de Brugstraat. In het voertuig
zat 1 persoon. Ik, verbalisant, zag dat het voertuig met open raam aan de bestuurderskant stond en dat de motor draaide.
Ik, verbalisant, zag dat het een zwarte Citroen C3 betrof te zijn, voorzien van het kenteken [kenteken] . Ik, verbalisant, had eerder vandaag op zaterdag 5 augustus 2023 om 16.03 uur een drugsdeal waargenomen op de Parklaan vanuit dit voertuig. Ik, verbalisant, herkende de bestuurder direct als [verdachte] .
Contact
Ik, verbalisant, zag dat er een persoon op de fiets richting het voertuig kwam. Ik, verbalisant, zag dat de persoon richting de genoemde auto fietste. Ik, verbalisant, zag dat de persoon aan de bijrijderskant van het voertuig contact maakte met de bestuurder van het voertuig. Ik, verbalisant, zag na ongeveer 1 minuut dat de fietser weer bij het voertuig wegfietste.
Ik, verbalisant, zag hierop dat er een tweede persoon richting het voertuig liep. Ik, verbalisant, zag dat deze persoon als bijrijder in het voertuig stapte. Ik, verbalisant, zag dat hierop het voertuig keerde ter hoogte van het kruispunt. Ik, verbalisant, zag dat het voertuig hierop mijn richting op gereden kwam over de Parklaan in de richting van het Heilig Hartplein.
Controle voertuig
Ik, verbalisant, heb mijn bevindingen direct gedeeld met een opvallende eenheid, dit
betrof de 22.07 te zijn. Ik, verbalisant, heb aangegeven dat het voertuig ging rijden in de richting van het Heilig Hartplein. Ik, verbalisant, zag hierop dat de opvallende eenheid direct achter het voertuig aanpikte. Ik, verbalisant, zag dat de opvallende collega's het politie stoptransparant aan de voorzijde van hun dienstvoertuig voerde. Ik, verbalisant, zag dat het voertuig hieraan voldeed en stopte.
Voor verdere bevindingen rondom de controle van het voertuig verwijs ik naar het
proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] .
Verdachte:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1995
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland
Voertuig:
Merk/type: Citroen C3;
Kleur: Zwart
Kenteken: [kenteken]

3.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2023 (pg. 27-30), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Op 5 augustus 2023, omstreeks 14.00 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent van de politie, werkzaam bij de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, samen met hoofdagent [verbalisant 3] , werkzaam bij de politie-eenheid Rotterdam. Wij waren in politie-uniform gekleed en belast met wijkzorg voor het gehele teamgebied van Roosendaal. Wij reden in een opvallend politiedienstvoertuig en waren oproepbaar onder het roepnummer [nummer 2] .
Op 5 augustus 2023, omstreeks 16.00 uur, werd ik door collega [verbalisant 1] , met als roepnummer [nummer 3] , in kennis gesteld dat hij een overdracht had gezien van vermoedelijk drugs met als verkoper [verdachte] in het voertuig voorzien van het Nederlands kenteken [kenteken] . Het voertuig betrof een zwarte Citroën C3. Ik hoorde dat de koper betrof [medeverdachte] , geboren op 01 juli 1979. [medeverdachte] is mij ambtshalve bekend als een harddrugsgebruiker. De drugsoverdracht had plaatsgevonden op de Parklaan in Roosendaal. Collega [verbalisant 1] heeft hiervan een apart proces-verbaal van bevindingen gemaakt in registratienummer 2023198902 met als volgnummer 6. In verband met een andere melding, uitgegeven door een medewerker van het operationeel centrum, was het voor ons niet mogelijk om het voertuig staande te houden.
Op 5 augustus 2023, omstreeks 19.25 uur, werd ik, samen met collega [verbalisant 3] , door collega [verbalisant 1] , [nummer 3] , wederom in kennis gesteld dat hij nogmaals een overdracht had gezien van vermoedelijk drugs met als verkoper [verdachte] in het voertuig voorzien van het Nederlands kenteken [kenteken] . Collega [verbalisant 1] heeft hiervan een apart proces-verbaal van bevindingen opgemaakt in registratienummer 2023198902 met als volgnummer 8. Ik hoorde dat het voertuig stil stond op de Parklaan in Roosendaal ter hoogte van de kruising met de Waterstraat. Op verzoek van [verbalisant 1] namen wij een postpositie in op de Admiraal de Ruijterstraat in Roosendaal.
Op 5 augustus 2023, omstreeks 19.35 uur, hoorde ik van [verbalisant 1] , dat het voertuig voorzien van het Nederlands kenteken [kenteken] , ging rijden in de richting van de wijk Kalsdonk, Gastelseweg. Hierop reed ik, samen met [verbalisant 3] , de Parklaan op in de richting van de Gastelseweg. Ik zag dat voor mij de zwarte Citroën C3, voorzien van het Nederlands kenteken [kenteken] , reed. Ik zag dat in het voertuig een bestuurder met daarnaast een bijrijder zat. Ik gaf, samen met [verbalisant 3] , door middel van een politietransparant op ons politiedienstvoertuig, een stopteken aan de bestuurder van de zwarte Citroën C3. De bestuurder reageerde hier direct op en bracht zijn voertuig tot stilstand.
Ik liep naar de bestuurderszijde van het voertuig toe. [verbalisant 3] liep naar de bijrijder toe. Ik vroeg aan de bestuurder of hij de motor van het voertuig uit wilde zetten. De bestuurder voldeed aan mijn verzoek. Ik vroeg aan de bestuurder een op zijn naam gesteld rijbewijs. De bestuurder overhandigde mij een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs. De bestuurder bleek te zijn:
- [verdachte] ,
- geboren op [geboortedag] 1995.
(…)
Ik deelde de bestuurder mede dat hij moest uitstappen, evenals de bijrijder. De bestuurder voldeed hieraan en stapte samen met de bijrijder uit. Ik deelde de bestuurder mede dat ik vermoedde dat hij zojuist een overdracht had gedaan van harddrugs met daarin de rol als verkoper. Ik sommeerde [verdachte] dat hij zijn handen op het dak van de Citroën moest plaatsen zodat ik hem kon fouilleren op basis van de Opiumwet. Ik trof hierbij in de rechterzak van de bodywarmer van de bestuurder een plastic zak aan met daarin twee
gripzakken met wit poeder, een grotere grip zak dan de andere twee gripzakken met
daarin ook wit poeder en een gripzak met daarin hennep. Ik deelde de bestuurder mede dat hij verdachte was van het overtreden van de Opiumwet.
Op 5 augustus 2023 om 19.55 uur, hield ik de verdachte [verdachte] aan voor het overtreden van de Opiumwet. Ik deed hierbij de transportboeien om bij de verdachte en ik zette de verdachte in ons politiedienstvoertuig.
(…)
Ik bracht vervolgens, samen met collega [verbalisant 3] , de verdachte over naar het politiebureau [adres 2] . Tijdens de insluitingfouillering werd in de linker broekzak van de verdachte een geldbedrag aangetroffen van in totaal 970,- euro. Dit in briefjes van vijftien maal vijftig euro en elf maal twintig euro. Daarbij trof ik, verbalisant [verbalisant 2] , ook een gripzak aan met witpoeder.
Verdachte
Achternaam: [verdachte] ;
Voornamen: [verdachte] ;
Geboren: [geboortedag] 1995;
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland.

4.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2023 (pg. 33-35), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] :

Op 5 augustus 2023 om 20.50 uur werd door mij, verbalisant [verbalisant 1] , een onderzoek ingesteld in verband met vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen welke zijn aangetroffen op 5 augustus 20230 om 19.55 uur onder verdachte [verdachte] in beslaggenomen werd.
Omschrijving
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
- 4 gripzakjes met wit poeder/brokken
Sporenlijst:
Goednummer: PL2000- 2023198902 -2622321
Aantal/eenheid: 4 stuks, 8.3 gram (netto)
Bijzonderheden: positief M.M.C.-Cocaïne/Crack.
Van de substantie werd door mij een monster getest conform het gestelde in de 3
Forensisch technische norm 120.024 , waarbij gebruik werd gemaakt van de M.M.C.
Cocaine/crack test. De tests gaven een POSITIEVE reactie, indicatief voor Cocaïne, vermeld op lijst I van de Opiumwet.

5.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 augustus 2023 (pg. 36-37), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :

Op 9 augustus 2023 werd door ons verbalisanten, als forensisch onderzoekers op
verzoek van de politie, Eenheid Zeeland-West-Brabant een onderzoek verricht in
verband met het bezit van harddrugs (Lijst I Opiumwet).
De resultaten van het identificerend onderzoek zijn geanalyseerd door een daartoe
bevoegde deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het rapport van
deze deskundige is bij dit proces-verbaal gevoegd.
Onderzoek
Op 09 augustus onderzochten wij het navolgende monster met vermoedelijk verdovende
middelen:
Monster 1- AAQR7006NL
Ik zag dat het monster bestond uit witte brokjes.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , heb het monster getest. Daarbij zag ik het volgende resultaat:
Ruybal gaf een blauwe verkleuring wat een indicatie is voor de aanwezigheid van
cocaïne.
Rapportage NFI:
Volgens bijgevoegd rapport van het NFI is het volgende aangetoond:
Monster 1- SIN AAQR7006NL => bevat cocaïne.
Goed:
Goednummer: PL2000- 2023198902 -2622508
Aantal: 1 stuks
Totale hoeveelheid: 1 g
Kleur: Wit
Spoor indentificatienr.: AAQR7006NL
Bijzonderheden: Totale partij betreft 8,3 gram netto.

6.

De aanvraag forensisch onderzoek d.d. (pg. 42-43), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :

Voorval
Voorval: Handel e.d. harddrugs (lijst I)
Datum/tijd voorval: zaterdag 5 augustus 2023 te 19:43 uur
Locatie voorval: Parklaan, 4702 XA Roosendaal
Verdachte:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1995
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland
Gegevens goed
Goednummer: PL2000- 2023198902 -2622508
Verpakking: Zak plastic
Totale hoeveelheid: 1 g
Spoor indentificatienr.: AAQR7006NL
Bijzonderheden: Totale partij betreft 8,3 gram netto.

7.

Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 10 augustus 2023, zaaknummer 2023.08.10.021, opgemaakt door de NFI-deskundige ing. P.H. Walinga (pg. 38-41), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:

Resultaten en conclusie
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAQR7006NL
Brokjes, wit, uit 8,3 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: een
Bevat cocaïne.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 1 (en 2) tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het fouilleren van de verdachte op basis van artikel 9 van de Opiumwet onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Op het moment van de fouillering was er geen sprake van ernstige bezwaren jegens de verdachte. Dit levert een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering op. Het onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal moet volgens de raadsman worden uitgesloten van het bewijs. De verdachte moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Voorts heeft de raadsman bepleit dat de aangetroffen drugs in verschillende verpakkingen zat en dat uit slechts één verpakking een monster van 1 gram is genomen, welke door de NFI positief is getest op cocaïne. Uit de andere verpakkingen is geen monster genomen. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat er in die andere verpakkingen iets anders zat dan cocaïne en kan bij het passeren van het verweer in het kader van het vormverzuim en bij een bewezenverklaring, ten aanzien van verdachte hooguit het aanwezig hebben van 1 gram cocaïne worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Verbalisant [verbalisant 1] was op 5 augustus 2023 doende met een onopvallende actie in het kader van drugsdealers binnen de gemeente Roosendaal. Hij was onherkenbaar als politieambtenaar gekleed en reed in een onopvallend dienstvoertuig. Omstreeks 16:00 uur heeft hij zicht gepakt aan de Parklaan ter hoogte van de [bedrijf] te Roosendaal. Deze locatie staat volgens verbalisant [verbalisant 1] bekend als een drugsdeal locatie. Om 16:03 zag hij, dat een hem ambtshalve bekende gebruiker van cocaïne, [medeverdachte] , aan kwam fietsen en stopte ter hoogte van een parkeervak. Vrijwel direct daarna kwam er een zwarte Citroën C3 voorzien van het kenteken [kenteken] , aan rijden. [verbalisant 1] zag direct dat er één persoon in het voertuig zat die hij herkende als de verdachte. Vervolgens zag [verbalisant 1] dat [medeverdachte] direct contact maakte met de verdachte en als bijrijder in het voertuig stapte. Hierna zag [verbalisant 1] dat er goederen werden overgedragen en dat [medeverdachte] ongeveer 1 minuut later uit het voertuig stapte en weer op zijn fiets wegreed. Het voertuig reed vervolgens ook weg. [verbalisant 1] heeft hierop geprobeerd om [medeverdachte] staande te houden, maar die ging er via het fietspad vandoor.
Later die dag, omstreeks 19:35 uur, zag verbalisant [verbalisant 1] de zwarte Citroën C3 met kenteken [kenteken] weer geparkeerd staan op de Parklaan. In het voertuig zat één persoon met open raam aan de bestuurderskant. De motor van het voertuig draaide. Er kwam een persoon richting het voertuig gefietst die aan de bijrijderskant contact maakte met de bestuurder van het voertuig. Na ongeveer 1 minuut fietste de fietser weer weg bij het voertuig. Vervolgens zag [verbalisant 1] dat er een tweede persoon richting het voertuig liep. Deze persoon stapte als bijrijder in het voertuig, waarna het voertuig wegreed. Omstreeks 19:35 uur werd door collega’s van [verbalisant 1] een stopteken gegeven aan dit voertuig en werd de verdachte gefouilleerd op grond van de Opiumwet. Hierbij werd er in de rechterzak van de bodywarmer van de verdachte een plastic zak aangetroffen met daarin twee gripzakken met wit poeder en een grotere gripzak met wit poeder. De verdachte werd hierop aangehouden en overgebracht naar het politiebureau. Bij de insluitingsfouillering werd er in de linker broekzak van de verdachte nog een gripzak met wit poeder aangetroffen.
Het was verbalisant [verbalisant 1] bekend dat de verdachte antecedenten heeft op het gebied van handel in soft- en harddrugs en dat [medeverdachte] verslaafd is aan cocaïne. Dit tezamen met het feit dat de locatie bekend staat als een drugsdeal locatie en het korte contact waarbij goederen zijn overgedragen, maakte het voor [verbalisant 1] aannemelijk dat er verdovende middelen zijn overgedragen. Later die dag, omstreeks 19:30 uur, zag [verbalisant 1] dat de verdachte terugkeerde naar dezelfde plek en dat er wederom een fietser kort contact maakte met de verdachte en vervolgens wegfietste. Even later werd de verdachte gefouilleerd en werden de gripzakjes met wit poeder in de bodywarmer van de verdachte aangetroffen.
Deze omstandigheden en de waarnemingen van verbalisant [verbalisant 1] wijzen naar het oordeel van het hof op het dealen van drugs door de verdachte. Op basis van de verdenking van overtreding van de Opiumwet door de verdachte, waren de verbalisanten bevoegd om de verdachte te fouilleren op grond van artikel 9, lid 2, van deze wet. Op dat moment was er naar het oordeel van het hof, gelet op bovengenoemde bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , sprake van ernstige bezwaren. Het hof acht de fouillering derhalve niet onrechtmatig en is aldus van oordeel dat het bewijs rechtmatig is verkregen.
Van de vier gripzakjes met wit poeder met een netto gewicht van 8,3 gram is uit één van deze zakjes een monster van 1 gram genomen dat is onderzocht door het NFI en positief is getest op cocaïne. Het hof overweegt dat in alle vier de gripzakjes visueel hetzelfde goed zat (wit poeder/brokjes) en dat de verdachte drie van de vier gripzakjes bij zich droeg in zijn bodywarmer in een grotere plastic zak. Het hof betrekt hier nog bij dat de verdachte in het kader van zijn voorgeleiding na aanhouding heeft verklaard dat hij drugs bij (zich) had (p. 15 procesdossier). Anders dan de raadsman acht het hof, gelet op bovenstaande, het monster van 1 gram uit één van deze gripzakjes met wit poeder/brokjes representatief voor de totale hoeveelheid van 8,3 gram.
Het hof acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en verwerpt de verweren van de raadsman.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van een hoeveelheid van 8,3 gram cocaïne. Het vervoeren van verdovende middelen moet krachtig worden bestreden, omdat het gebruik daarvan kan leiden tot verslaving en gevaar oplevert voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien veroorzaakt de criminaliteit die gepaard gaat met de handel in en het gebruik van harddrugs schade en overlast voor de samenleving. De hoeveelheid drugs die is aangetroffen, verspreid over verschillende gripzakjes, alsmede de waarnemingen van verbalisant wijzen erop dat de verdachte dealde in cocaïne, hetgeen het hof meeweegt bij de straftoemeting.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 juni 2024, is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van een soortgelijk feit.
Alles afwegende en gelet op de straffen die doorgaans bij soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), acht het hof een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van voorarrest, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zeeland-West-Brabant van 29 maart 2023 onder parketnummer 02-314366-21. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van voorarrest dient te worden gelast. Het hof ziet geen aanleiding om ten aanzien van deze vordering de proeftijd te verlengen, dan wel om de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Beslag
Het hof zal ten aanzien van het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van
€ 970,00 de teruggave aan de verdachte gelasten, nu er geen strafvorderlijk belang mee is gediend om het beslag daarop te laten voortduren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: geldbedrag van €970,00.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 maart 2023, parketnummer 02-314366-21, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. dr. M.J.M.A. van der Put, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. F.P.E. Wiemans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 28 augustus 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. F.P.E. Wiemans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.