ECLI:NL:GHSHE:2024:3699

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
20-002167-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor mishandeling. De politierechter heeft de verdachte, geboren in 1986, veroordeeld tot een geldboete van 400 euro, subsidiair 8 dagen hechtenis, en heeft een vordering van de benadeelde partij toegewezen tot 200 euro, te vermeerderen met wettelijke rente. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter de verdachte voor een deel van de tenlastelegging heeft vrijgesproken, maar dat deze vrijspraak niet kan worden aangevochten in hoger beroep. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte de benadeelde partij heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan. Het hof heeft de strafmaat verhoogd en een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren opgelegd, met een geldboete van 400 euro. De vordering van de benadeelde partij is integraal toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002167-23
Uitspraak : 14 augustus 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 24 juli 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-136221-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘mishandeling’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 400,00 euro subsidiair 8 dagen hechtenis.
Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van € 200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de akte instellen hoger beroep d.d. 26 juli 2023 is het hoger beroep namens de verdachte onbeperkt ingesteld.
De politierechter heeft de verdachte in eerste aanleg voor wat betreft het eerste gedachtestreepje van het tenlastegelegde vrijgesproken. Dit betreft naar het oordeel van het hof, overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsman, een beschermde (deel)vrijspraak. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een (deel)vrijspraak. Het hof zal de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dit tegen de hiervoor bedoelde beschermde (deel)vrijspraak is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft zich voor wat betreft de op te leggen straf gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman bepleit dat deze afgewezen dient te worden dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met aanvulling van de gronden waarop dit berust en met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
De bewijsvoering behoeft aanvulling, aangezien de politierechter in het vonnis waarvan beroep heeft volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. Het hof is echter gebonden aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering en zal daarom – indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld – de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring uitwerken in een aanvulling op dit verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Aanvulling bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit en daartoe in de kern het navolgende aangevoerd. De verklaring van de verdachte vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 1] , die eveneens heeft verklaard dat de verdachte geen klap heeft gegeven aan aangeefster [slachtoffer] . De verklaring van getuige [getuige 2] daarentegen, inhoudende dat de verdachte met glas zou hebben gegooid, vindt geen steun in het dossier. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt immers niet dat de verdachte met een glas zou hebben gegooid in de richting van aangeefster. De verklaring dient naar de mening van de verdediging als niet betrouwbaar terzijde te worden geschoven. Nu de aangifte geen steun vindt in het bewijs, dient de verdachte bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vast. Op 2 juni 2023 is de verdachte tezamen met een vriend naar [locatie] te Eindhoven gegaan en zijn zij samen aan de bar gaan zitten. Aangeefster [slachtoffer] was op dat moment werkzaam als barvrouw. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte meteen een sigaret opstak.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij meermalen tegen verdachte heeft gezegd dat het niet was toegestaan om binnen te roken, maar dat de verdachte desondanks door bleef roken. Aangeefster heeft voorts verklaard dat de verdachte op enig moment agressief werd, richting de uitgang liep, zich vervolgens omdraaide en weer terug in haar richting liep. Zij zag dat de verdachte uithaalde richting haar hoofd. Aangeefster voelde meteen pijn aan haar kaak.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij een discussie zag tussen de verdachte en aangeefster. Hij liep naar de verdachte toe om hem rustig te krijgen, maar de verdachte reageerde agressief. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de verdachte richting de uitgang liep en weer omdraaide naar de bar. Hij zag dat de verdachte naar de bar liep en aangeefster [slachtoffer] in het gezicht sloeg.
Uit de beschrijvingen van de camerabeelden volgt dat een kale man (naar later is gebleken en hierna verder te noemen: de verdachte) samen met een andere man, [getuige 1] , aan de bar stond en dat de verdachte op enig moment een sigaret aansteekt. Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat te zien is dat aangeefster [slachtoffer] handbewegingen maakt richting de verdachte. De verdachte maakt op enig moment op zijn beurt wilde handbewegingen richting aangeefster, loopt weg van de bar en komt vervolgens weer terug richting de bar waar aangeefster staat. Vervolgens is te zien dat de verdachte een slaande beweging maakt richting het hoofd van aangeefster en dat zij uit balans raakt.
Het hof gaat uit van de verklaring van aangeefster [slachtoffer] en acht deze betrouwbaar. De aangifte is gedetailleerd en vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 2] , die eveneens heeft verklaard dat de verdachte agressief was, eerst wegliep, maar vervolgens terugkwam en een klap gaf in het gezicht van [slachtoffer] . Voorts vinden de verklaring van aangeefster en de verklaring van getuige [getuige 2] steun in de beelden zoals deze hiervoor zijn beschreven.
Dat getuige [getuige 2] heeft verklaard dat er met een glas zou zijn gegooid in de richting van [slachtoffer] , terwijl uit de beschrijving van de camerabeelden niet volgt dat is te zien dat er met een glas wordt gegooid, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van deze getuige. Geenszins staat immers vast dat de beelden alles hebben kunnen vastleggen waardoor het niet waarnemen van al hetgeen is verklaard niet de conclusie kan rechtvaardigen dat het verklaarde niet is gebeurd. Het enkele feit dat de verdachte is vrijgesproken voor het eerste gedachtestreepje maakt met andere woorden niet dat de verklaring van de getuige [getuige 2] daarmee onbetrouwbaar zou zijn. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte aangeefster [slachtoffer] heeft mishandeld, door haar in het gezicht te slaan, al dan niet door middel van een grijpbeweging.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene in onderling verband en samenhang beschouwd met de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vernield.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. De verdachte heeft aangeefster mishandeld door haar in het gezicht te slaan. Het hof acht het kwalijk dat de verdachte agressief gedrag heeft vertoond jegens aangeefster, notabene op het moment dat de barvrouw haar verantwoordelijkheid nam door de verdachte aan te spreken op wat hij evident niet mocht; het roken van een sigaret in het etablissement. Door zo te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van aangeefster geschonden, haar pijn toegebracht en daarmee ook schrik aangejaagd. Het handelen van de verdachte kan bijdragen aan gevoelens van onveiligheid waardoor mensen steeds terughoudender worden en soms zelfs niet meer durven de ander op strafbaar of onaangepast gedrag aan te spreken. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 mei 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Daaruit volgt dat de verdachte samen met zijn vrouw in de saunabranche werkt, dat hij een netto-inkomen heeft van 2.500,00 euro per maand en dat hij een vrouw en kinderen heeft.
Het hof is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in het bijzonder de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, aanleiding bestaat om een hogere straf op te leggen dan de straf die door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een geldboete ter hoogte van 400,00 euro subsidiair 8 dagen hechtenis passend en geboden. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 400,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoeding. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering integraal dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat, maar uit lichamelijk letsel zoals bedoeld in artikel 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De benadeelde partij heeft aangegeven dat zij nog vijf dagen pijn en last bij het praten en aanraken van haar kaak heeft gehad. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, en gelet op de bedragen die door de Nederlandse rechter in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, is het hof van oordeel dat de immateriële schade voor integrale toewijzing vatbaar is. Mitsdien zal het hof daartoe overgaan.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2023, zijnde de dag waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 400,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis;
bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis;
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 400,00 (zegge: vierhonderd euro)als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 400,00 (zegge: vierhonderd euro)als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat
gijzelingvoor de duur van ten hoogste
8 (acht) dagenkan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. N.J.L.M. Tuijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 14 augustus 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Tuijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.