8.4.4.[appellant] stelt dat de staalconstructie zoals eerst begroot niet passend bleek te zijn, aangezien de doorbraken groter waren dan bij de start voorgenomen en toegelicht. Uit de verklaring van de [persoon A] (productie 18 bij inleidende dagvaarding) bleek - aldus [appellant] - dat [geïntimeerde sub 1] op de locatie heeft gekozen waar constructief gezien de grootste bovenbelasting afdraagt en waar de staalconstructie van de voorzetwand geplaatst is. Volgens [appellant] blijkt uit de specificatie dat de oorspronkelijk begrote staalconstructie in mindering is gebracht en dat de meerprijs voor de uiteindelijke staalconstructie is toegevoegd.
[geïntimeerden] stellen dat zij nu pas vernemen dat de staalconstructie niet passend zou zijn, omdat de doorbraken groter waren dan voorzien. Dit verbaast [geïntimeerden] ook, aangezien zij aan [appellant] nog voor het verstrekken van de opdracht duidelijk hebben aangegeven wat ze
wilden, namelijk precies dezelfde grootte als het bestaande kunststof kozijn. Ook de plaats
van het nieuwe kozijn is toen volgens [geïntimeerden] besproken met [appellant] . Dat moet voor [appellant] duidelijk zijn geweest. [geïntimeerden] betwisten uitdrukkelijk dat zij tijdens de bouw iets anders hebben opgedragen.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] aangevoerd dat uit de verklaring van de [persoon A] blijkt dat tijdens een bezoek op 4 mei 2021 gekozen is voor grotere doorbraken dan bij de start voorzien. Toen was de kostenbegroting al gemaakt, aldus [appellant] .
Het hof oordeelt als volgt. In de verklaring van de [persoon A] staat vermeld dat [geïntimeerde sub 1] toen heeft gekozen voor de grotere afmetingen. Het hof is van oordeel dat dit als meerwerk kan worden beschouwd. Dat er opdracht is gegeven is door [appellant] onderbouwd en wordt ondersteund door de schriftelijke verklaring van de [persoon A] . Naar het oordeel van het hof moesten [geïntimeerden] ook wel begrijpen dat grotere afmetingen meer kosten met zich zouden meebrengen. Het gaat om een bedrag van € 1.405,= exclusief btw.
Grotere kunststof kozijnen
8.4.5.1. [appellant] stelt dat er in opdracht van [geïntimeerden] er kunststof kozijnen zijn geplaatst die groter waren dan de kozijnen die eerst begroot waren. De oorspronkelijk geoffreerde ramen zijn dus in mindering gebracht en vervolgens zijn de meerkosten opgevoerd. [geïntimeerden] hebben ook opdracht gegeven om een extra kozijn in de gang te plaatsen.
Uit de door [appellant] overgelegde factuur nr. 6 van 14 september 2021 blijkt dat er kozijnen zijn geleverd, glas en hardstenen dorpels voor een totaal bedrag van € 5.885,97 excl. btw. De hardstenen dorpels zijn volgens [appellant] dus wel degelijk geleverd en geplaatst en daar dient dus ook voor betaald te worden. [appellant] verwijst ook naar productie 22, zijnde een mailbericht van [geïntimeerden] van 9 mei 2021. In dit mailbericht (
“Ook even via de mail. We vonden een offerte van [bedrijf B] in onze brievenbus en we gaan ervan uit dat jij deze erin gestopt hebt. Op de laatste pagina staat er een akkoord verklaring en wat ons betreft is het akkoord.”)verklaart [geïntimeerde sub 1] zich uitdrukkelijk akkoord met de opdracht tot het plaatsen van de kunststof kozijnen en de uitgebrachte offerte van [bedrijf B] . Volgens [appellant] blijkt hieruit dat er tussentijds ook overleg is gevoerd over het uit te voeren meerwerk en de meerprijs die daarmee gepaard gaat.
[geïntimeerden] stellen dat zij de nu door [appellant] opgevoerde factuur van 14 september 2021 nooit hebben gezien en ook niet hebben geaccordeerd. Als het al juist is dat de kosten voor de kunststof kozijnen uiteindelijk duurder zijn uitgevallen dan [appellant] ze heeft begroot, dan dient dat volgens [geïntimeerden] voor zijn risico te blijven nu partijen een vaste aanneemsom zijn overeengekomen. Alleen indien en voor zover een stelpost zou zijn overschreden, kan [appellant] aanspraak maken op het bedrag van de overschrijding. Hiervan is echter geen sprake, aldus [geïntimeerden]
stellen dat de hardstenen dorpels reeds in de aanneemsom waren begrepen (post 35 van de offerte) en nu middels het meerwerk nogmaals in rekening worden gebracht. Overigens hebben [geïntimeerden] reeds tweemaal voor de hardstenen dorpels betaald. Blijkens de als productie 1 overgelegde door [geïntimeerden] geaccordeerde offerte van [bedrijf B] B.V. van 8 mei 2021 waren de hardstenendorpels ook in de prijs van de kunststof kozijnen inbegrepen.
Het hof oordeelt, gelet op de door [appellant] aangedragen onderbouwing -in het bijzonder ook de mail van [geïntimeerden] van 9 mei 2021- dat de meerkosten van de grotere kunststof kozijnen als meerwerk zijn te beschouwen. Voor zover [geïntimeerden] bedoeld hebben dat hiervoor al (meermaals) betaald is, heeft het hof dat niet kunnen vaststellen. Het oorspronkelijk begrote bedrag is in de opstelling van [appellant] in mindering gebracht. Ten aanzien van de meerkosten van dit meerwerk gaat het om een bedrag van € 1.698,= exclusief btw.
8.4.5.2. Volgens [appellant] geldt ook voor de binnendeur dat de oorspronkelijke stelpost (van
€ 800,= voor twee deuren inclusief scharnieren en glas, zo leidt het hof af uit productie 21 alsmede uit de spreekaantekeningen van [appellant] ) in mindering is gebracht en de daadwerkelijke kostprijs is opgenomen als meerwerk.
In productie 20 heeft het hof als opgevoerde werkelijke kostprijs een bedrag van € 924,20 (726,- + 26,20 + 172,-) vermeld gezien, hetgeen neer zou komen op een meerprijs van € 124,20. [appellant] heeft ter onderbouwing ook verwezen naar de facturen met nummers 7, 8, 9 en 10.
Ook [geïntimeerden] zijn uitgegaan van een stelpost voor twee deuren. Zij hebben verder als volgt gereageerd.
Volgens factuur 7 worden er vier deuren gerekend. [geïntimeerden] stellen dat er maar drie deuren zijn geleverd en dat [appellant] voor drie deuren volgens factuur 7 daadwerkelijk € 640,05 heeft betaald. Dat daarnaast € 144,= voor het glas (factuur 10) en het slot voor 1 deur, totaal
€ 30,19 (factuur 9) kunnen worden opgevoerd, zodat [appellant] dus in totaal € 814,24, exclusief btw en opslagen, heeft uitgegeven voor drie deuren, terwijl er een stelpost van € 800,= was voor twee deuren.
Van de facturen 8 en 9 hebben [geïntimeerden] betwist dat deze betrekking hadden op zijn woning. [appellant] heeft geen nieuwe paumelles (factuur 8 en 9) gebruikt, maar heeft hij gewoon de oude die er al zaten gebruikt. Er is op gewezen dat er boven deze facturen ook geen naam vermeld staat.
Op de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] toegelicht (spreekaantekeningen onder 17, vierde post), althans zo begrijpt het hof het, dat er wel degelijk vier deuren geleverd zijn, maar dat het hier slechts gaat om twee door [geïntimeerden] gekozen deuren, die - hetgeen onweersproken is gebleven - duurder waren dan de stelpost.
Gelet hierop acht het hof het betoog van [geïntimeerden] over drie in plaats van vier deuren niet relevant. Omdat [appellant] niet meer gereageerd heeft op het verweer inzake paumelles/scharnieren acht het hof de daarvoor in rekening gebrachte meerkosten ad € 26,20 niet toewijsbaar.
De conclusie is dat het hof het meerwerk voor de post binnendeur toestaat tot een bedrag van € 98,= (€ 124,20 - € 26,20) exclusief btw.
8.4.5.3. [appellant] stelt dat er ook een schuifdeur met koof is gemaakt en dat deze oorspronkelijk ook niet was begroot (factuur nr. 11).
De schuifdeur met koof was volgens [geïntimeerden] inderdaad niet voorzien in het oorspronkelijk overeengekomen werk. [geïntimeerden] gingen echter ervan uit dat dit per saldo binnen de overeengekomen aanneemsom zou vallen. Volgens [geïntimeerden] heeft [appellant] dit ook zo aangegeven. Hij heeft ook geen prijsopgave van eventuele meerkosten gedaan, aldus [geïntimeerden]
Naar het oordeel van het hof lijkt dit verweer van [geïntimeerden] op de (algemenere) stelling waarvan bewijs is opgedragen en niet is geleverd door [geïntimeerden] In ieder geval is niet door [geïntimeerden] voldoende aangegeven waarom zij in dit geval daarvan uit zouden hebben mogen gaan. Naar het oordeel van het hof was het duidelijk dat het meerwerk was. [geïntimeerden] hadden kunnen informeren naar de extra kosten alvorens de opdracht definitief te geven. Naar het oordeel van het hof is sprake van meerwerk ten bedrage van € 620,33 exclusief btw.
8.4.5.4. [appellant] stelt dat er opdracht is gegeven om drie nieuwe Velux dakramen te plaatsen, dat dit oorspronkelijk niet was begroot en dat deze opdracht pas later door [geïntimeerden] is gegeven (zie factuurnummers 12 en 13).
[geïntimeerden] hebben het volgende aangevoerd. Bij nadere bestudering van de offerte (het hof begrijpt productie 3) zijn de drie Velux-dakramen daarin niet opgenomen. Deze zijn echter wel overeengekomen in de periode tussen het moment dat [appellant] aan [geïntimeerden] een offerte met een aanneemsom van € 65.155,00, inclusief btw, heeft laten zien en het moment waarop [geïntimeerden] de offerte met de aanneemsom van € 68.111,96, inclusief btw, ontvingen. Zij gingen ervan uit dat deze prijsverhoging het gevolg was van de Velux-dakramen, inclusief de aftimmering.
[appellant] heeft daarop gereageerd dat hij een eerdere offerte met een bedrag van € 65.155,= niet kent en dat deze door [geïntimeerden] niet in het geding is gebracht.
Naar het oordeel van het hof zijn de drie Veluxramen meerwerk ten bedrage van € 2.589,= exclusief btw. Dat er nadere opdracht hiervoor is gegeven is niet ontkend. Hetgeen door [geïntimeerden] is aangevoerd, is niet onderbouwd.
8.4.5.5. [appellant] stelt dat zowel de oude als de nieuwe dakramen ook door hem zijn bekleed met triprime (factuurnummer 14 als onderdeel van productie 21 MvG). Ook deze werkzaamheden zijn in opdracht van [geïntimeerden] uitgevoerd.
Het door [appellant] geclaimde bedrag voor de bekleding van de dakramen met triprime wordt volgens [geïntimeerden] geacht in het hierboven vermelde verschil tussen de eerdere prijsopgave en de offerte te zitten.
[appellant] heeft herhaald dat hij een eerdere offerte met een bedrag van 65.155,= niet kent en dat deze door [geïntimeerden] niet in het geding gebracht.
Hetgeen het hof hiervoor ten aanzien van de drie Veluxramen heeft overwogen, geldt hier ook. Naar het oordeel van het hof is dit bekleden van de dakramen ook meerwerk ten bedrage van € 1.040,= exclusief btw. Ook op dit punt is de opdracht ervoor niet ontkend. Hetgeen door [geïntimeerden] is aangevoerd, is niet onderbouwd.
Glas voor raam in woonkamer
8.4.5.6. [appellant] stelt dat er door [appellant] - in opdracht van [geïntimeerden] - glas is besteld voor het raam in de woonkamer (factuur nr. 15).
[geïntimeerden] hebben aangegeven dat ook dit glas niet was opgenomen in het oorspronkelijk overeengekomen werk. [geïntimeerden] gingen echter ervan uit dat ook dit per saldo binnen de overeengekomen aanneemsom zou vallen. [appellant] heeft ook geen prijsopgave van eventuele meerkosten gedaan, aldus [geïntimeerden]
Het hof oordeelt als volgt. Dit verweer van [geïntimeerden] lijkt naar het oordeel van het hof op de (algemenere) stelling waarvan bewijs is opgedragen en niet is geleverd door [geïntimeerden] In ieder geval is door [geïntimeerden] niet voldoende aangegeven waarom zij in dit geval daarvan uit zou hebben mogen gaan. Het was duidelijk dat het meerwerk was. [geïntimeerden] hadden kunnen informeren naar de extra kosten alvorens de opdracht -die niet is ontkend- definitief te geven. Het hof is derhalve van oordeel dat het meerwerk is. Het gaat om (enkel) de materiaalkosten. Het gaat om € 581,50 exclusief btw.
8.4.6.1. [appellant] stelt dat er in opdracht van [geïntimeerden] ook beton is gestort in de stal en de gang en dat dit oorspronkelijk niet was voorzien (hij verwijst naar de factuurnummers 16 en 16a).
[geïntimeerden] stellen dat alleen het storten van beton in de stal niet was voorzien, maar dat het storten van beton in de gang wel was voorzien (post 36 van de offerte). Bij het storten van het beton in de stal gingen [geïntimeerden] ervan uit dat dit per saldo binnen het bedrag van de aanneemsom paste, zeker omdat [appellant] aangaf dat dat geen probleem was.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep -spreekaantekeningen- heeft [appellant] aangevoerd dat in de offerte slechts 12 m2 was voorzien voor de gang. Daarbij is 25 m2 bijgekomen voor de stal. Dit is alleen al € 485,- extra aan materiaalkosten die niet waren voorzien, aldus [appellant] .
Partijen lijken het eens te zijn dat het niet kan gaan om meerwerk met betrekking tot de gang.
Voor zover dat niet het geval is, geldt voor wat betreft de gang het volgende.
Voor het hof is het onduidelijk of de gang wel of niet onder post nr. 36 van productie 3 valt. [appellant] geeft aan dat voor de gang in ieder geval wel 12 m2 voorzien was. Hij geeft niet aan in hoeverre ook voor de gang al meer nodig was. Een uitdrukkelijke latere opdracht voor cement in de gang is door [appellant] niet benoemd of onderbouwd. De factuur is daarvoor niet toereikend. Het hof kan onvoldoende vaststellen dat het beton storten in de gang en/of de kosten van een staalmat voor de gang meerwerk/meerkosten zou(den) zijn geweest.
Het verweer van [geïntimeerden] met betrekking tot de stal lijkt naar het oordeel van het hof op de (algemenere) stelling waarvan bewijs is opgedragen en niet is geleverd door [geïntimeerden] In ieder geval is niet voldoende aangegeven waarom [geïntimeerden] in dit geval daarvan uit zou hebben mogen gaan. Het was duidelijk dat het meerwerk was. Door [geïntimeerden] is niet specifiek toegelicht wanneer en hoe [appellant] in dit geval heeft aangegeven dat ‘het geen probleem was’ en ook niet toegelicht wat dan geen probleem was. De conclusie is dat dit meerwerk betreft nu [geïntimeerden] ook niet, althans onvoldoende gemotiveerd hebben betwist dat de opdracht hiervoor is gegeven. Het gaat hierbij om in totaal € 1.485,= exclusief btw, waarvan volgens [appellant] alleen al aan (extra) materiaal € 485,= (welk bedrag door het hof zelfs is berekend op € 585,87 (vgl. de vier aangegeven op te tellen bedragen in factuur 16 als onderdeel van productie 21 MvG).
8.4.6.2. [appellant] stelt dat -zoals in eerste aanleg reeds is aangegeven- ook (nader) opdracht is gegeven om het toilet opnieuw te betegelen, omdat [de familie] zo tevreden was over het resultaat van de badkamer. Volgens [appellant] waren deze kosten en werkzaamheden in eerste instantie dus ook niet voorzien, maar is dit als meerwerk opgedragen. Hij verwijst naar factuurnummer 17 als onderdeel van productie 21 MvG.
Volgens [appellant] is de tegelvloer uiteindelijk 33,5 m2 geworden in plaats van 15 m2 begroot (factuur nr. 37). De wandtegels zijn uiteindelijk 25m2 geworden in plaats van 18 m2 begroot (factuur nr. 37A). Dit komt omdat ook het toilet opnieuw is betegeld, in opdracht van [geïntimeerden]
stellen dat zij ook hier ervan uitgingen dat dit per saldo binnen het bedrag van de aanneemsom paste, zeker omdat [appellant] aangaf dat dat geen probleem was.
Dit verweer van [geïntimeerden] lijkt naar het oordeel van het hof op de (algemenere) stelling waarvan bewijs is opgedragen en niet is geleverd door [geïntimeerden] In ieder geval is niet voldoende door [geïntimeerden] aangegeven waarom zij in dit geval daarvan uit zou hebben mogen gaan. Naar het oordeel van het hof was het duidelijk dat het meerwerk was.
Door [geïntimeerden] is niet specifiek aangegeven wanneer en hoe [appellant] in dit geval heeft aangegeven dat ‘het geen probleem was’. Door [geïntimeerden] is ook niet toegelicht wat dan geen probleem was.
Het hof concludeert echter dat weliswaar zeker niet uitgesloten is dat hier sprake is van meerwerk nu ook niet, althans onvoldoende gemotiveerd is betwist dat de opdracht is gegeven, maar door de enkele verwijzingen door [appellant] naar productie 20 in combinatie met de facturen 17, 37 en 37a - zonder daarbij de concrete samenhangende bedragen aan meerwerk te benoemen - komt het hof niet verder dan ter zake alleen de bedragen van € 29,= en € 45,= (ter zake fontein en fonteinkraan), telkens exclusief btw, als meerwerk toe te wijzen.
8.4.9.[appellant] stelt dat in de begroting een stelpost van € 1.000,= is opgenomen voor elektra atelier. Deze is volgens [appellant] in mindering gebracht en de extra uitgevoerde werkzaamheden zijn als meerwerk opgevoerd. Als bewijs voor de spots in de badkamer, portaal, gang en keuken worden de facturen met nummers 24, 24a en 24b als onderdeel van productie 21 MvG overgelegd.
[appellant] merkt hierbij op dat er in de begroting een stelpost was opgenomen, omdat op het moment van het aannemen van het werk nog geen nauwkeurige prijs kon worden vastgesteld. Door het opnemen van een stelpost wordt het risico verdeeld en wordt afgerekend op basis van daadwerkelijk bestede kosten, aldus [appellant] .
[geïntimeerden] hebben het volgende aangevoerd. Ook hier gingen [geïntimeerden] ervan uit dat de gemaakte keuzes binnen de overeengekomen aanneemsom vielen. [appellant] heeft alles betreffende de elektra opgenomen in de offerte. Hij had een stelpost voor elektra in het atelier, maar daar heeft hij geen elektra werk uitgevoerd, want het was vanaf het begin al duidelijk dat daar geen elektrawerk nodig was.
Volgens [geïntimeerden] wist [appellant] bij het maken van de offerte dat er nieuwe spotjes moesten komen in de badkamer en de gang op de begane grond. [geïntimeerden] hebben hem toen gevraagd om vijf extra spotjes te plaatsen in de keuken. Dus het enige extra werk dat [appellant] gedaan
heeft, zijn die spotjes in de keuken, aldus [geïntimeerden] Totaal ging het volgens [geïntimeerden] om 18 spotjes ad € 10,= per stuk, in totaal dus om € 180,=, hetgeen royaal binnen het bedrag van de stelpost ‘spots inbouwen’ van € 250,=, valt. Overigens heeft [appellant] hier volgens [geïntimeerden] vergeten deze stelpost te verrekenen.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] aangevoerd dat uit de verklaring van Nijsten blijkt dat er wel elektra in het atelier is aangelegd. Voor de spotjes in de keuken rekenen [geïntimeerden] alleen de spotjes zelf, niet de bekabeling en het werkloon.
[geïntimeerden] hebben een punt ten aanzien van de vergeten stelpost maar hebben voorts de door [appellant] als meerwerk geoormerkte werkzaamheden als zodanig niet betwist. Dit betekent dat [appellant] ter zake toekomt € 691,70 minus de vergeten stelpost van € 250,=, zijnde € 441,70 ex btw en opslag.