In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [verzoeker] tot ontslag van [belanghebbende 1] als bewindvoerder en mentor. [verzoeker] heeft in eerste aanleg verzocht om ontslag van [belanghebbende 1] en benoeming van zijn neef en diens echtgenote als opvolgend bewindvoerders en mentoren. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, waarop [verzoeker] in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] lijdt aan frontotemporale dementie, maar dat hij wilsbekwaam is om zijn verzoeken te doen. Het hof heeft de argumenten van [verzoeker] over de vertrouwensbreuk en de tegenstrijdige belangen van [belanghebbende 1] als onvoldoende gegrond beoordeeld. Het hof oordeelt dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag van [belanghebbende 1] en dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de verzoeken van [verzoeker] moeten worden afgewezen. De beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.