ECLI:NL:GHSHE:2024:3996

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
20-002869-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en bewezenverklaring zware mishandeling met mes in Maastricht

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor zware mishandeling en had hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzet had op het doden van het slachtoffer. Wel is de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling, waarbij hij op 19 mei 2023 in Maastricht met een mes het slachtoffer in de linker pols heeft gestoken, wat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel. Het hof heeft overwogen dat de verdachte met zijn handelen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, en dat het beroep op noodweer is verworpen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is aan het slachtoffer een schadevergoeding van € 4.310,59 toegekend, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van de schadevergoeding.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002869-23
Uitspraak : 5 december 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 20 oktober 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-126389-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1980,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van zware mishandeling (het subsidiair tenlastegelegde) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar verklaarde contactverboden. Voorts is beslist op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het subsidiair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is geëist dat het hof als maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een contactverbod met [slachtoffer] en [getuige 1] zal opleggen. Verder heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] integraal zal worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte volledig zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde omdat geen sprake is van opzet. Subsidiair is betoogd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] is primair bepleit dat hij daarin niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Subsidiair is om matiging van het smartengeld verzocht in verband met eigen schuld en voorts om matiging van de schadepost vervoerskosten.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het op onderdelen niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing. Meer in het bijzonder zal het hof het beroep op noodweer op een andere grond verwerpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2023 in Maastricht, in de gemeente Maastricht, te weten op [locatie] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in/tegen de (linker) pols en/of (onder)arm(en) en/of de schouder(s) gesneden en/of gestoken en/of richting de borst en/of de nek te hebben gesneden en/of gestoken en/of geslagen en/of geduwd op/in het gezicht en/of op/tegen het gehele lichaam; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 19 mei 2023 in Maastricht, in de gemeente Maastricht, te weten op [locatie] , aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond/steekverwonding aan de linker pols en/of schade aan de zenuw en/of de spier en/of pees heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in/tegen de (linker) pols en/of (onder)arm(en) en/of de schouder(s) te snijden en/of te steken en/of richting de borst en/of de nek te snijden en/of steken en/of te slaan en/of duwen op/in het gezicht en/of op/tegen het gehele lichaam;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 19 mei 2023 in Maastricht, in de gemeente Maastricht, te weten op [locatie] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in/tegen de (linker) pols en/of (onder)arm(en) en/of de schouder(s) gesneden en/of gestoken en/of richting de borst en/of de nek te hebben gesneden en/of gestoken en/of geslagen en/of geduwd op/in het gezicht en/of op/tegen het gehele lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Evenals de rechtbank overweegt het hof dat - op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting - niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bij het maken van de stekende bewegingen met het mes opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer] . Niet duidelijk is of de verdachte doelbewust heeft gestoken in de richting van een vitaal lichaamsdeel dan wel dat hij welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een vitaal lichaamsdeel zou raken. Ook is niet duidelijk met welke kracht de verdachte stekende bewegingen met het mes heeft gemaakt en op welke afstand hij zich op dat moment bevond ten opzichte van [slachtoffer] .
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 mei 2023 in Maastricht, te weten op [locatie] , aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond/steekverwonding aan de linker pols en schade aan de zenuw en pees heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] met een mes in de linker pols te steken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 20 mei 2023, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [slachtoffer] [2] :
Feit: Zware mishandeling
Plaats delict: [locatie] , Maastricht
Pleegdatum/tijd: Op 19 mei 2023 om 13:37 uur
M: Mededeling verbalisant
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord aangever
Ik was samen met mijn neef
(het hof begrijpt: [getuige 1] )in huis en plotseling kwam [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte)samen met zijn kinderen aan. Het adres waar ik sliep was in het huis van mijn neef [getuige 1] . Het was rond 13.00 uur of 13.15 uur. Hij begon tegen mij te schreeuwen en schelden. Zijn voornaam is [verdachte] en achternaam [verdachte] (fon.).
Bij het huis van mijn neef is een klein tuintje, daar waren wij buiten bezig met koffie drinken. Toen kwam hij aan met zijn kinderen. Hij kwam naar ons met agressief gedrag. Ze begonnen ons uit te schelden en lelijke woorden uit te spreken. Hij gaf ons geen ruimte om te praten.
Vader had een mes in zijn hand. De wond heb ik door de vader.
V: Wat is het letsel wat u heeft naar aanleiding van het steken?
A: Ik heb letsel aan mijn linker pols. Het is niet alleen gegipst, mijn pols is ook geopereerd omdat er schade zou zijn aan spier/pees. Door een mes van [verdachte] heb ik deze wonden.
O: Wij zien dat aangever naar de binnenzijde van zijn pols wijst en een horizontale streep trekt onderaan de bal van de hand.
A: De artsen zeiden dat een paar bloedvaten beschadigd zijn en dat het letsel wel heftig was. Er was snel een operatie nodig om het te repareren.
V: Omschrijf het mes eens waar [verdachte] jou mee stak?
A: Het was een normaal mes, het was een vleesmes. Gelijk na de derde poging zag ik snel bloed bij mijn pols. Het was een scherp mes.
V: Wat voelde je op het moment dat het mes bij je pols kwam?
A: Ik was bang, ik voelde angst, het deed pijn, er was bloed, ik begon te huilen door angst. Daarna kwam [getuige 1] ook om mij te beschermen. Ik lag op de grond en er kwamen andere mensen zodat [verdachte] werd tegengehouden.
O: We zitten nu bij je in het ziekenhuis en we zien dat jij je vastpakt bij je linker pols die in het gips zit. We zien dat je je vastpakt bij de pols en bedrukt kijkt.
V: Hoe voel je je op dit moment?
A: Nog steeds heb ik last van pijn. Tintelend in mijn vingers voel ik. Ik kan mijn vingers wel nog bewegen, misschien met beperking door de pijn vanaf de binnenzijde van mijn onderarm tot aan de vingers.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 19 mei 2023, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [getuige 2] [3] :
Betreft: steekincident dat plaats heeft gevonden op 19 mei 2023 nabij [locatie] in Maastricht.
Op 19 mei 2023, omstreeks 13.00 uur, zat ik op de bank welke gelegen is in mijn woonkamer. Ik had vanuit uit deze positie zicht op mijn woonkamerraam. Als ik via mijn woonkamerraam naar buiten kijk, dan heb ik heel duidelijk zicht op de speeltuin, die is gelegen op een veldje naast [locatie] .
Ik hoorde omstreeks 13.30 uur een hoop tumult buiten. Ik hoorde meerdere mensen schreeuwen. Ik zag daarnaast ook dat er meerdere mensen naar elkaar toe liepen. Ik zag dat deze mensen op korte afstand van elkaar stonden en ik hoorde dat deze mensen tegen elkaar bleven schreeuwen. Ik zag dat de eerdergenoemde groep vanuit het veldje richting de geasfalteerde weg liep, [locatie] .
Ik zag dat een buitenlandse man vanuit een auto, welke geparkeerd stond op [locatie] , richting de eerdergenoemde groep liep. Ik zag dat deze man zich later bij de groep voegde.
Ik omschrijf deze buitenlandse man als volgt:
- Korte donkerbruine haren;
- Dicht gegroeide baard, netjes bijgehouden;
- Tasje, om zijn schouder.
Ik hoorde dat de groep harder begon met schreeuwen toen deze omschreven man hun richting op liep. Ik zag dat deze man opeens een mes in zijn hand had. Ik zag dat dit een groot mes was, ik zou het omschrijven als een slagersmes.
Ik zag dat deze man met dit mes richting de kruising [locatie] - [straatnaam] liep. Ik zag dat hij richting de groep toe liep. Ik zag dat deze man zijn arm omhoog tilde en een stekende beweging maakte richting één persoon. Ik zag dat deze man ongeveer twee á drie keer een stekende beweging maakte richting deze persoon. Ik zag dat de persoon, welke gestoken was, door meerdere mensen ondersteund werd met lopen. Ze legden het gestoken slachtoffer uiteindelijk op het gras neer, nabij de speeltuin. Ik zag dat dit slachtoffer nog bewoog en ik kon geen bloed zien. Ik zag dat de man die gestoken had enige tijd op de kruising bleef staan. Ik zag en hoorde dat hij hier verbaal agressief bleef.
Ik zag ook nog dat de man iets van een fles water over zijn hoofd heen gooide toen de politie collega’s ter plaatse waren.
Ik belde direct de politie toen ik het eerdergenoemde mes zag in de hand van de man.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 19 mei 2023, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant] [4] :
Op 19 mei 2023, omstreeks 13.15 uur, kreeg ik van het Operationeel Centrum de melding om te gaan naar [locatie] te Maastricht vanwege een vechtpartij waarbij mogelijk iemand met een mes gestoken was.
Ik ging direct naar de incidentlocatie en ik zag bij de speeltuin op [locatie] dat er een man op de grond lag omringd door een viertal mannen. Ik zag dat er aan de overkant van de straat, op de hoek van [locatie] en de [straatnaam] , drie mannen stonden. Ik zag dat een van die drie mannen op de hoek van de [straatnaam] zich door middel van emmertjes en maatbekers water in zijn gezicht gooide. Die man bleek later te zijn: [verdachte]
(het hof begrijpt hier en hierna steeds: [verdachte] , de verdachte), [verdachte] , geboren op
[geboortedag 1] 1980 te [geboorteplaats 1] .
[verdachte] maakte op mij een agressieve indruk. Ik zag dat aan zijn houding. Ik zag dat hij steeds op een agressieve manier toenadering zocht naar de man die in de speeltuin lag, door er naar toe te lopen en armgebaren te maken. Ik zag dat hij meerdere keren zijn handen en armen boven zijn hoofd hield. Ik zag dat hij werd tegengehouden door de twee andere mannen, zodat hij niet bij de andere man kon komen.
Toen er voldoende collega’s ter plaatse waren, stapte ik van mijn motor af en liep ik naar de man die op de grond lag. Die man bleek later te zijn: [slachtoffer] , geboren op
[geboortedag 2] 2001 te [geboorteplaats 2] .
Ik zag dat bij [slachtoffer] een doek om zijn linkerhand / pols zat gewikkeld. Ik zag dat die doek doordrenkt was van bloed. Ik vroeg aan de mannen wat er gebeurd was. Ik hoorde dat één van de mannen zei dat [slachtoffer] gestoken was met een mes. Ik vroeg aan de mannen wie dat gedaan had. Ik zag en ik hoorde toen dat de mannen wezen naar [verdachte] . Ik zag ook dat [slachtoffer] wees naar [verdachte] .
Ik hoorde later dat er door een collega één of meerdere bebloede messen waren aangetroffen op de [straatnaam] .
4.
Een ander geschrift, te weten de brief van de arts-assistent plastische chirurgie dr. [arts 1] , opgemaakt d.d. 19 mei 2023, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende het navolgende [5] :
Naam: De heer [slachtoffer]
Geboortedatum: [geboortedag 2] 2001
Geachte collega,
Bovengenoemde patiënt is van 19.05.2023 tot 20.05.2023 opgenomen geweest op de afdeling Plastische Chirurgie i.v.m. een operatieve ingreep.
Ingreep:
steekverwonding pols links
OK [arts 1] : herstel n. medianus en partieel gelaedeerde FDS2/FDS 4 en volledig gelaedeerde FCR en FDS3
B/ statische uitbehandeling, zo mogelijk dynamisch ihkv woonsituatie
5 dgn augmentin po
2 weken hechtingen verwijderen
nacontrole [arts 1] 5-6 weken
Een controleafspraak werd gepland.
Met collegiale hoogachting,
Dr. [arts 1]
Arts-assistent Plastische Chirurgie
5.
Een ander geschrift, te weten de brief van [arts 2] van de afdeling Spoedeisende Hulp Maastricht MUMC+, opgemaakt d.d. 20 mei 2023, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende het navolgende [6] :
Maastricht UMC+
Documentdatum: 20.05.2023
Spoedeisende Hulp
Maastricht, 19-05-2023
Geachte collega,
Uw patiënt [slachtoffer] (M), geboren: [geboortedag 2] 2001, werd op 19-05-2023 op de Spoedeisende Hulp gezien. Patiënt werd verwezen voor het specialisme: Heelkunde
Rvk: snijwond linker pols
A/ Binnen gebracht door de ambulance. Snijwond linker pols. Tourniqet omgedaan bij bloedverlies. Totaal half uur om gehad. Ambulance kan niet aangeven hoeveel bloedverlies patiënt verloren heeft.
Linker pols: snijwond ventrale zijde pols van 5 cm, capillary refill - 3 sec, neurovasculair intact, verdenking FPL dig 3 links letsel.
Samen met [arts 3] geëxploreerd. Bij exploratie a.radialis letsel (overhecht), FPL dig 3 letsel, n.medianus letsel
B/ Mede beoordeeld door [arts 3]
- ICC plastische chirurgie
- Aangemeld voor OK
Met collegiale hoogachting,
[arts 2]
6.
Een ander geschrift, te weten decursusgegevens van het Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende het navolgende [7] :
Datum: 13.09.2023
Aangelegd door: dr. [arts 4]
Specialisme: plastische chirurgie
Anamnese en onderzoek:
Poli PCH + 4 mnd na herstel n.medianus en partieel gelaedeerde FDS2/FDS 4 en
volledig gelaedeerde FCR en FDS3
A/ Komt wekelijks bij ergo, therapie daar gericht op krachtsverbetering, verminderen overgevoeligheid en functioneel inzetten hand. Kracht blijft nog achter. Op dit moment meeste last van schietende zenuwpijn van distaal naar proximaal. Soms spontaan, maar ook op te wekken bij bepaalde bewegingen.
O/ Actief volledige vuist. Selectief FDS 3 is nog wat lastig. Weinig kracht.
Thenaratrofie conform verwachting, sensibiliteit gestoord conform verwachting.
B/ Pijn te verklaren bij volledige transectie n.medianus waarop herstel. Mogelijk vanwege adhesies, maar kan wat mij betreft ook bij regeneratie. Dit is hetgeen hem nu het meest tegenhoudt in het ADL en de therapie. ICC pijn team tav mogelijkheden zenuwpijn n.medianus links
- Vanuit PCH nu geen nieuwe afspraak, afgesproken therapie door te zetten en als hier bijzonderheden bij zijn ons in te schakelen. Verwachting is dat kracht nog even nodig heeft, zenuwfunctie pas op lange termijn te verwachten, als dit al gebeurd (1-1.5 jr na OK)
Datum: 26.06.2023
Aangelegd door: dr. [arts 1]
Specialisme: plastische chirurgie
Anamnese en onderzoek:
+6 wkn na OK
LO/ goede functie FDS 2/3/4/5, FCR palpabel
sensibiliteit gestoord
B/ met ergo gezien mobiliteit uitbouwen, nog geen kracht zetten
retour op 3-4 mnd post operatief
Datum: 07.06.2023
Aangelegd door: dr. [arts 5]
Specialisme: plastische chirurgie
Anamnese en onderzoek:
RvK: co +3 wkn na OK 19.05. herstel n.medianus en partieel gelaedeerde FDS2/FDS
4 en volledig gelaedeerde FCR en FDS3 hand links
A/ Samen met begeleidster. 3 wkn gipsspalk om gehad.
B/ Hechtingen verwijderen
Opstarten ergo/handtherapie en aanpassen huidige spalk (order +)
Belang handtherapie besproken, 2x/week handtherapie
Poli co 3 wkn [arts 1] 26.06.
7.
Een ander geschrift, te weten medische gegevens van GZA Maastricht FV d.d. 28 augustus 2023, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende het navolgende [8] :
01-06-2023
Zenuw/peesletsel
Op korte termijn (begin volgende week) een wondcontrole afspreken.
Gegevens van dhr zijn [slachtoffer] , [geboortedag 2] 2001.
Groet,
[arts 1]
25-05-2023
Pols symptomen/klachten
Zenuw/peesletsel
Afspr d.d. 06-06-2023, om 14.00 wondcontrole en hechtingen verwijderen MUMC
afspr. d.d. 26-06-2023 om 9.15 Plastische Chirurgie MUMC Dr. [arts 1]
22-05-2023
Zenuw/peesletsel
Graag zou ik met jullie contact hebben over bovenstaande asielzoeker die gisteren aan zijn pols is geopereerd door ons (zenuw/peesletsel agv steekverwonding). Dhr moet wondcontroles en fysiotherapie krijgen; graag willen we even contact over hoe dit af te stemmen.
Groet,
[arts 1]
Plastisch chirurg i.o.
8.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 6 oktober 2023 [9] :
Ik heb op 19 mei 2023 in Maastricht de verwonding bij [slachtoffer]
(het hof begrijpt:
[slachtoffer] )toegebracht met het mes.
[getuige 1] heeft bij mij ingebroken. Ik ben naar zijn woning gegaan en ik wilde het op een rustige manier onderling oplossen. Ik heb gezegd: ‘je hebt een uur de tijd om het geld en de sieraden terug te geven. Ik kom over een uur terug’. Ik ben toen een uur later teruggekomen en toen zag ik 5 mannen staan.
Ik heb toen de messen gebruikt. De messen lagen in mijn auto.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij volledig zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat geen sprake is van opzet dan wel voorwaardelijk opzet op zware mishandeling. De verdachte heeft nimmer de intentie gehad om [slachtoffer] te verwonden. De verdachte verklaart dat hij het mes voor zich heeft gehouden om [slachtoffer] op afstand te houden. Hij had geen conflict met [slachtoffer] , maar met diens neef [getuige 1] . [slachtoffer] is zich echter met het conflict gaan bemoeien. De verdachte verklaart ook dat [getuige 1] bij de confrontatie pepperspray heeft gebruikt, dat hij daardoor nauwelijks kon zien en in het tumult en de chaos uiteindelijk [slachtoffer] in de arm heeft geraakt.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt het hof het navolgende vast.
Op 19 mei 2023 was sprake van onenigheid tussen de verdachte en [getuige 1] . De verdachte is naar [getuige 1] toegegaan om een oplossing af te dwingen. [getuige 1] bevond zich buiten in de buurt van zijn woning te Maastricht, samen met een aantal andere mannen waaronder [slachtoffer] . De verdachte liep vanaf zijn auto op de groep mannen af. De groep mannen begon toen harder te schreeuwen. Het bleek dat de verdachte een mes in zijn hand had. Daarmee liep hij in de richting van de groep. De verdachte maakte vervolgens meerdere stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer] . Bij de derde stekende beweging werd [slachtoffer] geraakt, in zijn linker pols. Ook na het steekincident maakte de verdachte een agressieve indruk. Hij bleef op een agressieve manier toenadering zoeken tot het slachtoffer en moest door anderen worden tegengehouden.
Het hof overweegt dat het op iemand aflopen met een mes en vervolgens daarmee steken in de richting van het lichaam van die persoon, waarbij deze daadwerkelijk wordt geraakt, naar de uiterlijke verschijningsvorm moet worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. Het hof zijn geen contra-indicaties gebleken die aan dit oordeel kunnen afdoen. Meer in het bijzonder is voor het hof niet aannemelijk geworden dat de verdachte al vóór het steekincident een bijtende vloeistof in zijn gezicht heeft gekregen, waardoor hij nog maar nauwelijks kon zien. De getuige [getuige 2] , die het hof aanmerkt als een onpartijdige getuige en die het incident vanuit zijn woning heeft gadegeslagen, verklaart daar niet over. Daarbij komt dat [getuige 1] op 19 mei 2023 tegenover de politie (p. 183 van het politiedossier) heeft verklaard dat er een aanval was met messen en dat hij toen een emmer met zeep, die op straat stond, over de verdachte heen heeft gegooid.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] met opzet heeft gestoken met het mes, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat naar aanleiding van het door de verdachte toegebrachte letsel aan de linker pols van het slachtoffer een operatie noodzakelijk is gebleken, dat sprake is van een langere periode van herstel en van onzekerheid over de mogelijkheid en de mate van een blijvend herstel. Er was gedurende langere tijd sprake van krachtsverlies, waarvoor [slachtoffer] ergotherapie moest volgen, en daarnaast van zenuwpijn. In de medische informatie van het Academisch Ziekenhuis Maastricht is vermeld dat herstel van de zenuwfunctie pas op de lange termijn is te verwachten, als dit al gebeurt.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat het letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:

zware mishandeling.

Beroep op noodweer
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij heeft gehandeld uit noodweer en dat daarom de wederrechtelijkheid aan zijn handelen ontbreekt. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte zichzelf en zijn twee kinderen heeft verdedigd. Er was sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de verdachte doordat hij door een groep mannen werd opgehitst/uitgedaagd waarbij hij ook de zorg had voor zijn twee aanwezige kinderen. Vervolgens werd pepperspray in de ogen van de verdachte gespoten, waardoor de angst en paniek toenamen en de verdachte met het mes om zich heen heeft gezwaaid om zichzelf te verdedigen. De verdachte had de messen gepakt om de groep op afstand te houden. Gelet op de aanwezigheid van zijn kinderen en het feit dat hij werd aangevallen met pepperspray, was zomaar weglopen geen optie voor de verdachte, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden, zoals die hierboven bij de bewijsoverwegingen reeds zijn vermeld.
De verdachte is op 19 mei 2023 naar [getuige 1] toegegaan om te komen tot een oplossing in een conflict. Hij is vanaf zijn auto op een groep mannen, waaronder [slachtoffer] , afgelopen. Terwijl de verdachte op de groep afliep, had hij een groot mes in zijn hand. Daarmee heeft hij meerdere stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer] gemaakt, die daarbij werd geraakt in de linker pols. Voor het hof is niet aannemelijk geworden dat de verdachte al vóór het steekincident een bijtende vloeistof in zijn gezicht heeft gekregen, waardoor hij nog maar nauwelijks kon zien.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedraging niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan hem in het geval van een bewezenverklaring geen gevangenisstraf wordt opgelegd die hoger is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast dient de maximale taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd. De raadsvrouw heeft gewezen op de omstandigheid dat tussen partijen sprake is geweest van mediation, waarbij de verdachte uitgebreid spijt heeft betuigd en zijn excuses heeft aangeboden. Ook is aandacht gevraagd voor het blanco strafblad van de verdachte en voor de inhoud van het reclasseringsadvies van Mondriaan d.d. 4 oktober 2023, waarin is vermeld dat het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Voorts is gewezen op de precaire persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als kostwinner een eigen onderneming heeft en thuis ook niet gemist kan worden in verband met de bijzonder moeilijke situatie rondom zijn ernstig zieke, zeven jaar oude zoon. Het zou voor de verdachte en zijn gezin een ramp zijn als hij terug moet naar de gevangenis.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op de volgende omstandigheden.
Zoals de rechtbank heeft overwogen, is de verdachte verhaal gaan halen bij iemand die hij verdacht van diefstal. De verdachte heeft de fysieke confrontatie opgezocht met een groep mannen, waaronder de persoon die volgens hem had gestolen. Daarbij heeft de verdachte één van de mannen uit de groep met een mes in diens linker pols gestoken. Een dergelijke vorm van eigenrichting, waarbij de verdachte het onderzoek van de politie niet heeft afgewacht maar zelf verhaal is gaan halen, is volstrekt ontoelaatbaar. Bovendien speelde het incident zich af op klaarlichte dag, op de openbare weg, in de nabijheid van een speeltuin en in de aanwezigheid van twee zonen van de verdachte.
Feiten als de onderhavige leiden tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de personen die daarvan ooggetuige zijn en ook elders in de samenleving. Daarnaast heeft het hof gelet op de gevolgen van het door de verdachte uitgeoefende geweld op het slachtoffer [slachtoffer] . Deze heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen waarvan hij, zo heeft zijn gemachtigde ter terechtzitting in hoger beroep verklaard, tot op heden niet volledig is hersteld en naar alle waarschijnlijkheid ook niet volledig zal herstellen. [slachtoffer] heeft ten gevolge van het handelen van de verdachte niet alleen te kampen met fysieke problemen, maar ook is sprake van psychisch en financieel nadeel. Als gevolg van het handelen van de verdachte is een ontsierend litteken ontstaan, waardoor de benadeelde steeds zal worden herinnerd aan het onderhavige feit.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof bij zijn oordeel de inhoud betrokken van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 september 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Voorts heeft het hof gelet op de inhoud van het de verdachte betreffende reclasseringsadvies d.d. 4 oktober 2023 en zijn overige persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De reclassering vermeldt in het advies geen meerwaarde te zien in het voorzetten van een reclasseringstoezicht. Er zijn door de reclassering geen aanwijzingen gevonden voor een agressieproblematiek en de verdachte lijkt zijn zaken op orde te hebben. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft reclasseringswerker [reclasseringswerker] deze bevindingen bevestigd, verklaard dat er wel zorgen zijn op financieel gebied en dat de verdachte onmisbaar is voor zijn onderneming.
Het hof heeft zich rekenschap gegeven van de binnen de rechtspraak ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. Deze oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf bij zware mishandeling met behulp van wapen (niet zijnde een vuurwapen), afhankelijk van de ernst van het letsel: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden tot 1 jaar.
Het hof begrijpt dat het gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder de gezondheidssituatie van zijn minderjarige zoon, zeer moeilijk zal zijn om wederom gedetineerd te raken. Echter is het hof van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk gelijk is aan de tijd die de verdachte tot nu toe in voorarrest heeft doorgebracht.
Alles afwegende acht het hof het passend en geboden om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Gelet op de aard en ernst van het conflict tussen betrokkenen, acht het hof termen aanwezig om als bijzondere voorwaarde aan de proeftijd te verbinden dat de verdachte op geen enkele wijze contact zal hebben met [slachtoffer] en [getuige 1] . Anders dan de rechtbank zal het hof deze bijzondere voorwaarde niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies niet gezegd kan worden dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Het hof zal daarom het door de rechtbank gegeven bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde opheffen.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding ter hoogte van € 4.310,59, bestaande uit € 1.310,59 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. Daarnaast heeft de benadeelde partij zich in hoger beroep opnieuw gesteld voor de volledige hoogte van deze vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een vergoeding van € 1.310,59 aan materiële schade, bestaande uit:
- schade aan jas en T-shirt: € 100,--
- daggeldvergoeding ziekenhuis: € 35,--
- parkeer- en vervoerskosten: € 1.175,59.
Van de zijde van de verdediging is ten aanzien van de post vervoerskosten verzocht dat deze zal worden gematigd tot € 500,-- omdat het overzicht dat is gevoegd bij het verzoek tot schadevergoeding niet duidelijk is en omdat sprake is van dubbele ritten.
Het hof overweegt dat de benadeelde partij destijds verbleef in een asielzoekerscentrum en voor zijn vervoer afhankelijk was van anderen. Mede gelet op deze omstandigheid beoordeelt het hof de gevorderde vergoeding voor vervoerskosten als redelijk. De schadepost is afdoende onderbouwd en komt het hof ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het hof zal deze schadepost daarom volledig toewijzen.
Ten aanzien van de schadeposten “schade aan jas en T-shirt” en “daggeldvergoeding ziekenhuis” heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ook deze schadeposten komen het hof niet onrechtmatig of ongegrond en zullen worden toegewezen.
Het hof zal het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding van € 1.310,59 dus volledig toewijzen. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de volledige betaling. Omdat onvoldoende duidelijk is op welke datum de diverse schadeposten zijn ontstaan, stelt het hof de ingangsdatum van de wettelijke rente over de materiële schade op 2 oktober 2023, de datum van indiening van de vordering van de benadeelde partij.
Immateriële schade
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een vergoeding van € 3.000,00 aan immateriële schade. Anders dan door de raadsvrouw is aangevoerd, blijkt uit de medische informatie van het Academisch Ziekenhuis Maastricht, die als bijlage 3 is gevoegd bij de vordering van de benadeelde partij, dat herstel van de zenuwfunctie pas op de lange termijn is te verwachten, als dit al gebeurt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de gemachtigde van de benadeelde partij hierop aangevuld dat de benadeelde nog steeds ergotherapie krijgt, dat de prognose somber is en dat naar alle waarschijnlijkheid sprake is van een blijvende beperking aan de arm en hand van de benadeelde.
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade dient te worden gematigd op grond van eigen schuld. Volgens de raadsvouw was er geen sprake van sussen door de benadeelde, maar heeft hij juist olie op het vuur gegooid. Het hof acht echter onvoldoende bewezen dat aan de zijde van de benadeelde sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek. De immateriële schade is het directe gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en kan niet worden toegerekend aan norm overschrijdend gedrag aan de zijde van de benadeelde.
Op grond van de omstandigheden van het geval en rekening houdend met de vergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegekend, acht het hof een bedrag van
€ 3.000,00 aan smartengeld billijk en toewijsbaar. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van volledige betaling. Voor de dag van het ontstaan van de immateriële schade gaat het hof uit van de pleegdatum, te weten 19 mei 2023.
Slotsom
De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden, zodat de vordering van in totaal
€ 4.310,59 toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hiervoor vermeld. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op het moment van deze uitspraak begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer
[slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 4.310,59. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
2 oktober 2023 over de materiële schade en vanaf 19 mei 2023 over de immateriële schade, tot aan de dag der voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2001, en [getuige 1] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedag 3] 1993, een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van de verdachte met genoemde personen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het door de rechtbank gegeven bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarde.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.310,59 (vierduizend driehonderdtien euro en negenenvijftig cent) bestaande uit € 1.310,59 (duizend driehonderdtien euro en negenenvijftig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
2 oktober 2023 over de materiële schade en vanaf 19 mei 2023 over de immateriële schade, tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.310,59 (vierduizend driehonderdtien euro en negenenvijftig cent) bestaande uit
€ 1.310,59 (duizend driehonderdtien euro en negenenvijftig cent) materiële schade en
€ 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2023 over de materiële schade en vanaf 19 mei 2023 over de immateriële schade, tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 53 (drieënvijftig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 5 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F. van Es is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt tenzij anders vermeld gedoeld op paginanummers uit het eindproces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, Peterselie LB3R023051, BVH-nummer 2023076221, gesloten d.d. 2 juli 2023, met bijlagen, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 190.
2.Pagina’s 74-76.
3.Pagina’s 84-85.
4.Pagina’s 32-33.
5.Pagina 79.
6.Opgenomen als bijlage 3 bij het verzoek tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] d.d. 2 oktober 2023.
7.Opgenomen als bijlage 3 bij het verzoek tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] d.d. 2 oktober 2023.
8.Opgenomen als bijlage 2 bij het verzoek tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] d.d. 2 oktober 2023.
9.Proces-verbaal van de terechtzitting van de Rechtbank Limburg d.d. 6 oktober 2023, p. 2.