In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 1 september 2022 was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van rijden onder invloed van amfetamine. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het gerechtshof heeft op 5 december 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van het besturen van een trekker met oplegger op 29 oktober 2020 te Asten, terwijl hij onder invloed was van amfetamine. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 12 maanden. De verdediging heeft een beroep gedaan op de schulduitsluitingsgrond 'afwezigheid van alle schuld' (AVAS), stellende dat de verdachte geen drugs had gebruikt, maar dat zijn werkgever hem drugs had toegediend. Het hof heeft dit verweer verworpen en geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is een gedeeltelijke tenuitvoerlegging bevolen van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf.