ECLI:NL:GHSHE:2024:3997

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
20-002078-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van rijden onder invloed van amfetamine met beroep op afwezigheid van alle schuld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 1 september 2022 was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van rijden onder invloed van amfetamine. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het gerechtshof heeft op 5 december 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van het besturen van een trekker met oplegger op 29 oktober 2020 te Asten, terwijl hij onder invloed was van amfetamine. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 12 maanden. De verdediging heeft een beroep gedaan op de schulduitsluitingsgrond 'afwezigheid van alle schuld' (AVAS), stellende dat de verdachte geen drugs had gebruikt, maar dat zijn werkgever hem drugs had toegediend. Het hof heeft dit verweer verworpen en geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is een gedeeltelijke tenuitvoerlegging bevolen van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002078-22
Uitspraak : 5 december 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 1 september 2022, parketnummer
96-120670-22, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer
96-070287-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde en is de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 96-070287-20 voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake daarvan zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat een gedeeltelijke tenuitvoerlegging zal worden bevolen inzake parketnummer 96-070287-20, te weten van een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.
De verdediging heeft met een beroep op de schulduitsluitingsgrond “afwezigheid van alle schuld” (AVAS) bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 29 oktober 2020 te Asten, een voertuig, te weten een trekker met oplegger, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 51 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 oktober 2020 te Asten een voertuig, te weten een trekker met oplegger, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 51 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte met een beroep op “afwezigheid van alle schuld” (AVAS) bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte op 29 oktober 2020 zelf geen drugs heeft gebruikt en dat hij een concreet en sterk vermoeden heeft dat zijn (toenmalige) werkgever drugs in zijn sinaasappelsap heeft gedaan. De verdachte wist veel van de misstanden en dubieuze praktijken van deze werkgever, die de openbaring daarvan door de verdachte heeft willen voorkomen door aan hem drugs toe te dienen.
Het hof overweegt dat het verweer uitsluitend is gestoeld op de verklaring van de verdachte. Voor het hof is op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat aan de verdachte ongemerkt amfetamine is toegediend en dat hij buiten zijn schuld een motorrijtuig heeft bestuurd onder invloed van harddrugs. Het beroep op AVAS wordt verworpen.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof bij de straftoemeting rekening zal houden met de in de pleitnota van de raadsvrouw vermelde strafmatigende omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat hij werkzaam is als vrachtwagenchauffeur en daarom zijn rijbewijs niet kan missen. De oplegging van een onvoorwaardelijke rijontzegging zal leiden tot het ontslag van de verdachte, waardoor hij in een negatieve spiraal zal belanden, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het feit overweegt het hof dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het besturen van een vrachtauto (trekker) met oplegger, zijnde een motorvoertuig, op de openbare weg na het gebruik van amfetamine. Het is algemeen bekend dat het gebruik van een dergelijk middel de rijvaardigheid sterk kan beïnvloeden. Door zo te handelen heeft de verdachte niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook die van de overige verkeersdeelnemers in gevaar gebracht. Wel betreft het een oud feit, dat inmiddels meer dan 4 jaar geleden werd begaan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof kennis genomen van de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 september 2024, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld ter zake van een soortgelijk delict. Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen. In het bijzonder heeft het hof gelet op de omstandigheid dat de verdachte voor het behoud van zijn werk afhankelijk is van zijn rijbewijs.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, passend en geboden. Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid ziet het hof daarnaast aanleiding om de verdachte voorwaardelijk de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig te ontzeggen voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 10 juni 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Roermond van 8 juli 2020 onder parketnummer 96-070287-20 opgelegde voorwaardelijke straffen, te weten een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden en een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat - nu gebleken is dat de verdachte zich als veroordeelde voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt - de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf dient te worden gelast, te weten van de taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 8 juli 2020, parketnummer 96-070287-20, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 5 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F. van Es is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.