ECLI:NL:GHSHE:2024:4064

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
200.347.401_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering contactverbod in hoger beroep met bekrachtiging afwijzing gebiedsverbod

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van de vrouw tot het opleggen van een contactverbod jegens de man. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.B. Chylinska, had eerder in eerste aanleg een contactverbod en een gebiedsverbod gevorderd, maar de voorzieningenrechter had deze vorderingen afgewezen. De vrouw was van mening dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met de structurele intimidaties door de man, wat haar en de ontwikkeling van hun kind, [persoon D], in gevaar zou brengen.

Het hof heeft de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder de langdurige en heftige ex-partnerstrijd tussen de ouders, de eerdere rechtszaken, en de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een gebiedsverbod, maar dat er wel een reële dreiging bestond voor de vrouw, wat het contactverbod rechtvaardigde. Het hof heeft de vordering van de vrouw tot het opleggen van een contactverbod voor de duur van zes maanden toegewezen, met een dwangsom van €250,- per overtreding, tot een maximum van €5.000,-. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van de vrouw en de impact van de situatie op het kind, en het hof heeft de ouders aangespoord om met hulp van de GI te werken aan een betere communicatie en omgang.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Familie- en Jeugdrecht
zaaknummer 200.347.401/01
arrest van 17 december 2024
in de zaak van
[appellante],
[woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als de vrouw,
advocaat: mr. M.B. Chylinska te Zaandam,
tegen
[geïntimeerde] ,
[woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de man,
advocaat: mr. E. Kocabas-Güler te Zoetermeer.
Het hof merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te Tilburg,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
In zijn hoedanig als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
op het bij exploot van dagvaarding van 25 oktober 2024 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 30 september 2024, door de voorzieningenrechter van de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats 's Hertogenbosch, gewezen tussen de vrouw als eiseres en de man als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/406659 / KG ZA 24-423)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 25 oktober 2024 met grieven en producties;
  • de memorie van antwoord in hoger beroep van 19 november 2024 met producties;
  • procesdossier eerste aanleg (bestaande uit de dagvaarding van 30 juli 2024 met producties, de conclusie van antwoord van 12 september 2024 met producties en het bestreden vonnis);
  • H12-formulier van de zijde van de vrouw d.d. 25 november 2024 met producties 12 tot en met 15;
  • brief van de GI d.d. 27 november 2024.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 november 2024. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat (de advocaat middels een digitale verbinding);
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
- [persoon A] namens de raad.
2.2.1.
Voor de vrouw is [persoon B] opgetreden als tolk in de Poolse taal, ingeschreven als beëdigd tolk onder nummer 18707.
2.2.2.
Voor de man is [persoon C] opgetreden als tolk in de Poolse taal, ingeschreven als beëdigd tolk onder nummer 494.
2.2.3.
De GI heeft het hof per brief d.d. 27 november 2024 laten weten niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen.
2.3.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.
Partijen zijn van 1 augustus 2017 tot 12 juli 2022 met elkaar gehuwd geweest. Tijdens hun huwelijk is geboren: [persoon D] (hierna:
[persoon D]), geboren te [plaats] op 25 mei 2020. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [persoon D] . Bij beschikking van 2 september 2022 is de hoofdverblijfplaats van [persoon D] bij de vrouw bepaald.
3.1.2.
Partijen hebben de Poolse nationaliteit.
3.1.3.
Bij verzoekschrift van 3 februari 2021 heeft de vrouw bij de rechtbank een verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend. De echtscheiding is op 21 april 2022 uitgesproken en op 12 juli 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.1.4.
Bij beschikking van 15 juni 2021 is [persoon D] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI. Bij beschikking van de rechtbank van 10 september 2021 is [persoon D] onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd.
3.1.5.
Partijen hebben diverse (dagvaardings-)procedures gevoerd, onder meer over de afgifte van goederen, omgang met [persoon D] , vervangende toestemming voor reizen naar het buitenland en straat- en contactverboden.
3.1.6.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 25 januari 2022 is de vordering van de vrouw tot het opleggen van een contactverbod jegens de man afgewezen, maar de vordering tot het opleggen van een locatieverbod jegens de man is toegewezen voor de duur van 6 maanden, met dien verstande dat het verbod niet geldt - indien de man zich naar de woning van de vrouw begeeft - met het oog op het onder begeleiding ophalen/thuisbrengen van [persoon D] in het kader van de uitvoering van de omgangsregeling tussen de man en [persoon D] .
3.1.7.
Bij verstekvonnis van 3 oktober 2022 van de voorzieningenrechter is aan de man een locatie- en contactverbod opgelegd voor de duur van 12 maanden. Dit vonnis is op 10 oktober 2022 aan de man betekend.
3.1.8.
Bij beschikking van 2 maart 2023 is het verzoek van de vrouw tot het verkrijgen van eenhoofdig gezag over [persoon D] afgewezen en is bepaald dat de man omgang heeft met [persoon D] om de week van vrijdag tot maandag, waarbij de man [persoon D] vrijdag tussen 10.00 uur en 16.00 uur bij de gastouder ophaalt en op maandag tussen 6.45 uur en 10.00 uur weer bij de gastouder terugbrengt. Aan deze onbegeleide omgangsregeling wordt in de praktijk ook uitvoering gegeven. Deze beschikking is door het hof bekrachtigd bij beschikking van 21 december 2023.
3.1.9.
De vrouw heeft de man op 4 september 2023 gedagvaard in kort geding en jegens de man wederom een straat- en contactverbod gevorderd. Bij vonnis in kort geding van 6 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vorderingen van de vrouw afgewezen.
3.1.10.
Bij beschikking van 4 juli 2024 heeft de rechtbank, op verzoek van de GI, de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd, in die zin dat de man - kort weergegeven - omgang heeft met [persoon D] in de oneven weken van vrijdag na school tot maandagochtend naar school, volgens het schema als in de beschikking weergegeven. Het verzoek van GI was ingegeven om de contactmomenten tussen ouders tot een minimum te beperken.
3.1.11.
Op 5 juli 2024 heeft de vrouw aangifte bij de politie gedaan tegen de man wegens stalking.
De procedure in eerste aanleg
3.2.
In de onderhavige procedure heeft de vrouw in eerste aanleg gevorderd:
de man te veroordelen en te bevelen zich minimaal 12 maanden te onthouden lijfelijk, schriftelijk, telefonisch (o.a. niet limitatief, fax, e-mail, gsm, app, twitter, facebook) en via de computer direct en indirect met eiseres contact op te nemen onder verbeurte van een niet voor matiging vatbare boete van € 2.000,- per gebeurtenis met een maximum van € 50.000,- dat gedaagde hiermede in overtreding is;
de man te veroordelen zich minimaal 12 maanden niet te bevinden in een straal van 500 meter (danwel een afstand in goede justitie te bepalen) in de omgeving van [adres A] , alwaar de vrouw en [persoon D] hun hoofdverblijfplaats hebben en de school (BSO) aan het adres [adres B] behalve op de dagen dat de man gerechtigd is tot het ophalen/wegbrengen van de minderjarige, onder verbeurte van een niet voor matiging vatbare boete van € 2.000,- per gebeurtenis met een maximum van € 50.000,- dat gedaagde hiermede in overtreding is;
gedaagde te veroordelen zich minimaal 12 maanden niet te bevinden in een straal van 500 meter (dan wel een afstand in goede justitie te bepalen) in de omgeving van [adres C] , alwaar eiseres werkzaam is alsmede de woonplaats van de zus van de vrouw waar zij veel verblijft; [adres D] , onder verbeurte van een niet voor matiging vatbare boete van € 2.000,- per gebeurtenis met een maximum van € 50.000,- dat gedaagde hiermede in overtreding is;
een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht;
de man de veroordelen in de kosten van de procedure.
3.3.
De man heeft verweer gevoerd.
3.4.
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de vrouw afgewezen.
De procedure in hoger beroep
3.5.
De vrouw kan zich met voormeld vonnis niet verenigen en zij is daarvan in hoger beroep gekomen. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de vordering van de vrouw tot het opleggen van een contact- en straatverbod voor de duur van minimaal twaalf maanden wordt toegewezen, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vrouw haar vordering, zoals hierboven geformuleerd, verduidelijkt en het hof verzocht de vordering zoals in eerste aanleg neergelegd, alsnog volledig toe te kennen.
3.6.
De man voert verweer en vordert het bestreden vonnis te bekrachtigen en de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Standpunt van partijen
3.7.
De vrouw heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. In de kern komen de grieven van de vrouw erop neer dat de rechtbank te weinig oog heeft gehad voor het structurele karakter van de intimidaties van de man en het directe gevaar voor escalatie. De vrouw heeft overtuigend en met concrete bewijsmiddelen onderbouwd dat de man middels zijn houding en gedragingen een gevaar vormt voor de vrouw en [persoon D] . Het is onvoorstelbaar dat alle door de vrouw benoemde situaties voor de rechtbank onvoldoende zijn om een straat- en contactverbod op te leggen, terwijl de vrouw elke dag voor haar veiligheid vreest en elke dag geconfronteerd wordt met beledigingen en bedreigingen. Dit zorgt bij de vrouw voor onnodig veel stress en onrust en dat heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling van [persoon D] . Zo wordt niet alleen de vrouw rechtstreeks door de man geterroriseerd maar ook indirect [persoon D] , voor wie de gevolgen van deze situatie onomkeerbare gevolgen kunnen hebben, hetgeen de hulpverleners ook hebben bevestigd. Het gedrag van de man zal een langdurig en blijvend negatief effect hebben op de emotionele en psychische ontwikkeling van [persoon D] indien geen passende maatregelen worden genomen.
3.8.
De man heeft in zijn memorie van antwoord de stellingen van de vrouw betwist.
Ondanks de herhaaldelijke afwijzingen van de vorderingen van de vrouw om te komen tot een contact- en locatieverbod blijft de vrouw volharden. Een verbod is niet nodig en onwenselijk. Het eerder opgelegde contactverbod heeft de nodige impact gehad op de situatie van partijen nu de hulpverlening door dat verbod niet heeft kunnen werken aan verbetering van de onderlinge verstandhouding en de communicatie tussen partijen. Vanwege de afronding en afwikkeling van de echtscheiding en de stand van zaken over de zorgregeling met [persoon D] is er inmiddels rust bereikt. De feiten en omstandigheden die de vrouw aanhaalt, gaan over de situatie kort na de breuk tussen partijen en zijn achterhaald.
De man betwist de door de vrouw gestelde intimiderende situaties. En al zouden de situaties als door de vrouw gesteld waar zijn, dan is dat op zichzelf nooit voldoende om aan te nemen dat er sprake is van een dermate ernstig gedrag van de zijde van de man dat een contact- en locatieverbod gerechtvaardigd zou zijn.
Nadat [persoon D] afgelopen juni 2024 is gestart op de basisschool zijn er nadere afspraken gemaakt over de contactmomenten op school. Deze afspraken zijn vastgelegd in de beschikking van de rechtbank van 4 juli 2024. Nadien is van enige ongewenste situatie bij de school van [persoon D] geen sprake geweest.
Het gebrek aan functionele communicatie is de voornaamste reden van de spanningen tussen partijen. De vrouw weigert pertinent met de man in gesprek te gaan. De man wil dat contact aangaan in belang van [persoon D] en de vrouw wil dat niet.
De GI geeft duidelijk aan dat de beide ouders niet in staat zijn om onderling tot afspraken te komen en dat de onderlinge verwijten en het wederzijdse wantrouwen aanwezig blijven. Het gaat dus om het gedrag van de beide ouders en niet alleen om het gedrag van de man. De GI heeft eigen instrumenten om te bewerkstelligen dat de man de gemaakte afspraken nakomt. De man heeft echter nog nooit een schriftelijke aanwijzing van de GI ontvangen.
3.9.
De raad vindt het hartverscheurend wat [persoon D] laat zien. De raad maakt zich ernstig zorgen over zijn sociale en cognitieve ontwikkeling en drukt de ouders op het hart te stoppen met procederen. [persoon D] heeft enorm veel last van de strijd tussen de ouders en hij valt hierdoor letterlijk stil. Er is een vermoeden van selectief mutisme en de volgende stap zou kunnen zijn dat [persoon D] zich gaat dissociëren en dat hij letterlijk niet meer zal voelen. Er ligt een belangrijke taak voor de GI. Zolang de ouders een negatieve visie over elkaar hebben, voelt [persoon D] dat en vandaaruit kan [persoon D] niet verder.
Respectvol ouderschap houdt niet alleen in dat de ouders goed voor [persoon D] moeten zorgen. De beide ouders dienen zich ook respectvol naar elkaar te gedragen. Als communicatie niet op een goede manier kan, dan is het beter niet te communiceren. De ouders van [persoon D] zijn al vier jaar in een zodanige strijd verwikkeld dat elke vorm van contact tussen hen moet worden vermeden. Een contactverbod lijkt hier de aangewezen weg.
3.10.
De GI heeft is niet op de mondelinge behandeling verschenen maar heeft haar standpunt in een brief kenbaar gemaakt.
Vanuit speltherapie en vanuit school wordt zorgelijk gedrag bij [persoon D] gezien wat betreft zijn verbale ontwikkeling. [persoon D] praat niet. Er is een vermoeden van selectief mutisme. Gespecialiseerde zorg komt niet van de grond omdat de strijd tussen de ouders te belastend is. In het verleden hebben meerdere partijen, te weten [partij A] , [partij B] en [partij C] , gepoogd bij ouders een gedragsverandering in gang te zetten. Allen zonder gewenst resultaat. De ex-partner strijd tussen ouders is op verschillende manieren terug te zien, namelijk: in de vele rechtszaken die ouders tegen elkaar aanspannen, belastende mails die man naar de vrouw of over de vrouw stuurt en de confrontaties op straat tussen ouders. [persoon D] lijkt van alle strijdvormen zowel direct als indirect last te hebben. Het lukt de ouders niet om zich aan afspraken over beperking van het contact te houden. Waarbij vooral de man laat zien dat hij vanuit zijn afkeur voor de vrouw alle vormen van respect overschrijdt in zijn taalgebruik en confrontaties blijft opzoeken.
Hoewel een straat- en contactverbod tussen ouders in beginsel niet in het belang van een kind is, lijkt het in de onderhavige situatie onvermijdelijk om verdere schade voor de ontwikkeling van [persoon D] te voorkomen. Het is aan beide ouders om ervoor te zorgen dat parallel ouderschap in de toekomst wel mogelijk zal zijn.
De motivering van de beslissing
Spoedeisend belang
3.11.
Naar het oordeel van het hof vloeit de spoedeisendheid van de zaak in hoger beroep nog steeds voort uit de aard van de vordering, een straat- en contactverbod, zodat de vrouw in haar vorderingen kan worden ontvangen. Het hof gaat over tot een inhoudelijke beoordeling daarvan.
Gebieds- en contactverbod
3.12.
Ten aanzien van het gevorderde
gebiedsverbodoordeelt het hof als volgt.
Hoewel het hof de angst van de vrouw, gelet op de gebeurtenissen in het verleden, voorstelbaar vindt, dient het hof te beoordelen of er naar objectieve maatstaven sprake is van een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen van de man ten aanzien van de vrouw. De gevorderde gebiedsverboden moeten noodzakelijk zijn ter afwending van die dreiging. Dat is naar het oordeel van het hof niet het geval. De vrouw heeft onvoldoende onderbouwd dat er op dit moment aanleiding is voor een gebiedsverbod. Zij heeft geen recente voorbeelden gegeven of anderszins naar voren gebracht dat de man de vrouw bij haar woning, bij de woning van haar zus of op haar werk heeft benaderd.
Het feit dat de vrouw heeft gesteld dat de man een aantal keren onaangekondigd op school is verschenen, maakt het oordeel van het hof niet anders. Omdat [persoon D] sinds juni 2024 naar school gaat, zijn er door de GI en school afspraken gemaakt om ongewenste confrontaties tussen de man en de vrouw te voorkomen. De omgangsregeling is daar door de rechtbank op verzoek van de GI ook op aangepast.
Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw, tegenover de gemotiveerde betwisting van de man, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de man op dusdanige stelselmatige en ontoelaatbare wijze inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw dat het opleggen van een gebiedsverbod gerechtvaardigd is. Het hof zal de beslissing van de rechtbank op dit punt bekrachtigen.
3.13.
Anders dan de voorzieningenrechter acht het hof het toewijzen van het door de vrouw gevorderde
contactverbodwel gerechtvaardigd. Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Uit het dossier en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling komt naar voren dat er al jarenlang sprake is van een aanhoudende forse ex-partnerstrijd. Ter onderbouwing van haar vorderingen heeft de vrouw diverse producties overgelegd, zoals belastende mails die de man (direct of indirect) naar of over de vrouw stuurt en de diverse aangiften die de vrouw tegen de man bij de politie heeft gedaan en die betrekking hebben op vernieling van de auto van de vrouw en stalking. Ook heeft de vrouw een verklaring overgelegd van de tolk die getuige was van een confrontatie tussen de ouders en die verklaart de situatie als dreigend te hebben ervaren. Anders dan de voorzieningenrechter acht het hof deze verklaring van een professional zonder enige persoonlijke betrokkenheid, in het licht van het geheel aan beschreven gebeurtenissen, wél bijdragen aan het aannemelijk zijn van een reële dreiging van onrechtmatig handelen.
Op 12 oktober 2024 heeft de vrouw nog aangifte gedaan tegen de man vanwege het feit dat hij via een anoniem mailaccount dreigende mails naar de vrouw stuurt. De vrouw heeft deze mails overgelegd. Het hof heeft kennis genomen van deze mails waarin zeer laatdunkend gesproken wordt over de vrouw als de moeder van “mijn zoon” en “ [persoon D] ” en waar haar consequent wordt verweten niet voor [persoon D] te kunnen zorgen, waarin zij wordt uitgescholden en waarin dreigend wordt gesproken, zoals:
“Je bent niet geschikt, Slet, om moeder of echtgenote te zijn…””Ik beloof je dat mijn zoon alles over jou te weten zal komen. Het is slechts een kwestie van tijd, Hoer…”.
De man bestrijdt dit alles en ontkent dat hij de vrouw lastig valt en deze mails heeft gestuurd. Onderhavige kort geding procedure – die erop is gericht om op zeer korte termijn voorlopige ordemaatregelen te treffen – leent zich niet voor nadere bewijsvoering en een diepgaand onderzoek, maar met de GI acht het hof het vooralsnog aannemelijk dat deze mails afkomstig zijn van de man.
De vrouw heeft naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat de man op belastende wijze contact zoekt met de vrouw en dat in het gedrag van de man tevens een reële dreiging van toekomstig lastigvallen besloten ligt. Het hof acht het daarbij aannemelijk dat het contact stress en onrust geeft in het gezin van de vrouw. Met de GI en de raad maakt het hof zich ernstig zorgen over de ontwikkeling van [persoon D] en acht zij in deze specifieke omstandigheden van het geval een contactverbod gerechtvaardigd ter bevordering van de rust tussen de ouders en daarmee de ontwikkeling van [persoon D] . Met het welzijn van [persoon D] mag geen enkel risico worden genomen. Het hof betrekt bij zijn oordeel dat er tijdens het eerder opgelegde straat- en contactverbod geen escalaties zijn geweest.
3.14.
Het hof ziet wel aanleiding om de duur van het contactverbod, zoals door de vrouw gevorderd, te beperken tot zes maanden na dit arrest. In die periode hebben de ouders met hulp van de GI de taak om pijn en gekwetstheden richting de andere ouder in hun eigen situatie aan te pakken om ervoor te zorgen dat parallel ouderschap in de toekomst wel mogelijk gaat zijn.
Het hof gaat er daarbij van uit dat de huidige omgangsregeling onverminderd wordt voortgezet en beide ouders daaraan loyaal meewerken; in aangelegenheden van uitoefening ouderlijk gezag kan contact met de GI worden gezocht.
De aan het contactverbod te verbinden dwangsom zal het hof beperken tot van € 250,- per keer dat de man hiermee in strijd handelt, met een maximum van € 5.000,-.
3.15.
Het voorgaande leidt er toe dat de bestreden beschikking voor zover het betreft de afwijzing van de vordering tot een contactverbod zal vernietigen en de vordering hierover alsnog gedeeltelijk zal toewijzen.
Proceskostenveroordeling
3.16.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren nu partijen gewezen echtgenoten zijn. De vordering van de vrouw om de man in de proceskosten te veroordelen zal daarom worden afgewezen. De vordering van de man om de vrouw in de proceskosten te veroordelen zal eveneens worden afgewezen.
3.17.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing van het hof.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover het betreft de afwijzing van de vordering tot een contactverbod en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verbiedt de man om gedurende zes maanden na betekening van dit arrest op enigerlei wijze, met de vrouw direct en indirect contact op te nemen: lijfelijk, schriftelijk, telefonisch (onder andere en niet limitatief, fax, e-mail, gsm, app, twitter, facebook) en via de computer;
bepaalt dat de man een dwangsom verbeurt aan de vrouw van € 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro) voor iedere keer dat hij het contactverbod overtreedt, totdat een maximum van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) aan verbeurde dwangsommen zal zijn bereikt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.M.D.M. van der Linden en M.L.F.J. Schyns en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 december 2024.
griffier rolraadsheer