ECLI:NL:GHSHE:2024:4117

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
200.333.858_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling van minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de wijziging van de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2013, en de bijbehorende zorgregeling tussen de ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige voorlopig bij zich bepaald, terwijl de moeder, verweerster in hoger beroep, een verzoek heeft ingediend om de zaak aan te houden in afwachting van verdere ontwikkelingen. Het hof heeft in eerdere beschikkingen voorlopige zorgregelingen vastgesteld en partijen verzocht om informatie te verstrekken over de situatie van de minderjarige. De vader en de moeder hebben verschillende standpunten ingenomen over de zorgregeling en de noodzaak van hulpverlening. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader te bepalen, nu de minderjarige sinds de tussenbeschikking volledig bij de vader verblijft en dit goed verloopt. De verzoeken van de moeder om een bijzondere curator te benoemen en om een definitieve zorgregeling vast te stellen zijn afgewezen, omdat de minderjarige momenteel geen contact met de moeder wenst en de voorlopige zorgregeling niet wordt nageleefd. Het hof benadrukt het belang van contact tussen de minderjarige en de moeder, maar constateert dat dit op dit moment niet haalbaar is. De beslissing van het hof is op 19 december 2024 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 19 december 2024
Zaaknummer : 200.333.858/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/02/409601 / FA RK 23-2290
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.P. de Man,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.A.P. van Haperen.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende merkt het hof aan:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling),
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

7.De beschikking van 18 april 2024

Het hof heeft bij (tussen)beschikking van 18 april 2024 de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] voorlopig bij de vader bepaald, een voorlopige zorgregeling bepaald tussen de moeder en [minderjarige] inhoudende dat [minderjarige] drie weekenden per vier weken van vrijdag 18.30 uur tot zondag 18.30 uur bij de moeder verblijft en bepaald dat de ouders [minderjarige] zo spoedig mogelijk zullen aanmelden bij de [school] te [plaats] . Daarbij zijn de ouders en de GI verzocht tijdig, te weten uiterlijk 28 juni 2024, het hof schriftelijk te informeren over hetgeen vermeld in rechtsoverweging 5.5.2. van die beschikking, met gelijktijdige verzending daarvan aan de overige partijen, belanghebbende en de raad. Iedere verdere beslissing is pro forma aangehouden tot 19 juli 2024.

8.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

8.1.
Het hof heeft na de (tussen)beschikking van 18 april 2024 kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlage van 11 juni 2024 van de GI, ingekomen op 19 juni 2024;
  • het V6-formulier met bijlage d.d. 26 juni 2024 namens de moeder;
  • het V9-formulier met bijlage van 3 juli 2024 namens de vader, ingekomen op 4 juli 2024;
  • de brief van 11 juli 2024 van de GI, ingekomen op 12 juli 2024;
8.2.
De moeder heeft op 26 juni 2024 verzocht de zaak zes maanden aan te houden in afwachting van verdere ontwikkelingen. Daarbij heeft zij een aanvullend verzoek gedaan tot het benoemen van een bijzondere curator voor [minderjarige] . De vader heeft het hof verzocht om een eindbeslissing te nemen – naar het hof begrijpt – overeenkomstig de tussenbeschikking en om het verzoek tot het benoemen van een bijzondere curator af te wijzen.
8.3.
Het hof heeft de zaak vervolgens aangehouden tot 19 november 2024 en partijen verzocht het hof uiterlijk die datum te informeren.
8.4.
Vervolgens heeft het hof kennisgenomen van:
  • het V8-formulier met bijlagen van 14 november 2024 namens de vader, ingekomen op 15 november 2024;
  • het V8-formulier met bijlage d.d. 18 november 2024 namens de moeder;
  • het V8-formulier met bijlagen d.d. 18 november 2024 namens de vader;
  • de brief met bijlage van 19 november 2024 van de GI, ingekomen op 20 november 2024.

9.De verdere beoordeling

9.1.
De vader laat – samengevat – het volgende weten. [minderjarige] is sinds het voorjaar volledig bij de vader. Partijen trachten naar bevind van zaken tot een zorgregeling te komen. Hulpverlening van diverse instanties is voorshands niet geïndiceerd. [minderjarige] is sinds 1 augustus 2024 leerling in groep 7 van de [school] te [plaats] . Hij functioneert prima in het groepsproces gedurende de lesdag.
9.2.
De moeder laat – samengevat – het volgende weten. Er kan definitief beslist worden op de voorliggende verzoeken zonder nadere mondelinge behandeling. De moeder trekt het verzoek tot het benoemen van een bijzondere curator in. Het verzoek met betrekking tot hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader kan worden toegewezen en het verzoek tot wijziging van de zorgregeling kan worden afgewezen. Er is op dit moment geen zorgregeling en geen zicht op wanneer dit haalbaar is. Het standpunt van de vader dat hulpverlening door diverse instanties niet geïndiceerd is deelt de moeder niet. Vanuit de GI is de opdracht verstrekt aan een kinderpsycholoog om een casusconceptualisatie te maken. Hieruit volgt dat de ouders wordt geadviseerd om deel te nemen aan Kinderen Uit de Knel bij de [instantie] te [plaats] . De moeder vreest dat [minderjarige] zich nog verder van haar zal afkeren zonder de inzet van de nodige hulpverlening. De hulpverlening moet verder in overleg met de GI plaatsvinden. Het is op dit moment onduidelijk of er een verbetering in de situatie komt en hoe lang dat op zich laat wachten, zodat het niet zinvol lijkt om de procedure bij het hof aan te houden.
9.3.
De GI laat– samengevat – het volgende weten. Het verblijf van [minderjarige] bij de vader verloopt goed. De GI heeft geen zorgelijke signalen. Het is nog steeds van belang dat de vader [minderjarige] positief blijft stimuleren in het contact met de moeder en om [minderjarige] niet te belasten met volwassen zaken. Het blijft voor de vader lastig om aan te sluiten bij [minderjarige] wanneer hij zich negatief uit over de moeder of familie. Het is belangrijk dat de vader handvatten toegereikt krijgt hoe hiermee om te gaan. De voorlopige zorgregeling wordt niet uitgevoerd. Er is op dit moment geen ruimte bij [minderjarige] om het contact met de moeder te herstellen. De GI heeft meerdere gesprekken gevoerd met [minderjarige] hierover maar [minderjarige] blijft aangeven dat hij geen contact wil. Het lijkt erop dat [minderjarige] de moeder afstoot. In het verleden heeft contact met de moeder en de vader voor veel onrust gezorgd waardoor [minderjarige] nu rust lijkt te kiezen door niet het contact aan te gaan. De GI heeft de moeder geadviseerd om kaarten te blijven sturen, om in kleine stapjes het contact te herstellen. [minderjarige] blijft negatief reageren op de kaarten en voelt zich niet gehoord. Afgelopen maanden heeft therapeutisch onderzoek vanuit de [instantie] plaatsgevonden bij [minderjarige] , de vader en de moeder. De onderzoeker stelt Kinderen Uit de Knel voor en daarna een individueel psychotherapeutisch traject bij [minderjarige] . De ouders zijn akkoord met het voorstel en de GI heeft de ouders aangemeld. [minderjarige] is dit schooljaar gestart op de [school] en gaat voltijd naar school. De leerkracht geeft aan dat [minderjarige] het goed doet, ondanks dat hij meer dan één jaar geen onderwijs heeft gehad. [minderjarige] loopt achter met taal, spelling en schrijven, hiervoor krijgt hij ondersteuning.
9.4.
Het hof overweegt als volgt.
9.4.1.
Gelet op de stand van zaken en de feitelijke overeenstemming over wat beslist kan worden acht het hof het niet noodzakelijk om een nieuwe mondeling behandeling te gelasten; het hof zal de zaak daarom verder op de stukken afdoen.
9.4.2.
De vader heeft verzocht de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] (definitief) te wijzigen en bij de vader te bepalen. De moeder stemt in met dit verzoek. Het hof zal dit verzoek toewijzen. [minderjarige] verblijft in ieder geval sinds de tussenbeschikking volledig bij de vader en volgens de GI verloopt dit goed. Het is van belang dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met deze feitelijke situatie.
9.4.3.
Gebleken is dat hoewel alle betrokkenen het belangrijk vinden dat er contact plaatsvindt tussen [minderjarige] en de moeder, [minderjarige] op dit moment niet naar de moeder gaat en de voorlopige zorgregeling dus niet wordt nageleefd. Met de GI wordt naar mogelijkheden gezocht om het contact te herstellen. Het hof zal gelet op deze feitelijke situatie en hetgeen de moeder hierover heeft laten weten, het verzoek tot het vaststellen van een definitieve zorgregeling afwijzen. Het hof gaat ervan uit dat partijen en de GI hun best blijven doen om het contact tussen [minderjarige] en de moeder te herstellen omdat het in het belang van [minderjarige] is dat er een regeling is waarbij hij structureel contact met de moeder heeft.
9.4.5.
Inmiddels is gebleken dat [minderjarige] naar de beoogde school in de omgeving van de vader gaat. Hij is na de zomervakantie gestart in groep 7 van [school] te [plaats] en dit verloopt goed. Gelet hierop heeft de vader geen belang meer bij zijn verzoek omtrent de schoolgang van [minderjarige] en zal het hof dit verzoek afwijzen.
9.4.6.
Het hof heeft in de nadere informatie van partijen gezien dat partijen een afspraak hebben gemaakt over door de moeder aan de vader te betalen kinderalimentatie. Gelet op het feit dat de kinderalimentatie niet voorligt in hoger beroep en niet duidelijk is of dit een definitieve afspraak is, zal deze afspraak niet worden opgenomen in het dictum.
9.5.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof beslissen als volgt.

10.De beslissing

vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 17 augustus 2023;
en in zoverre opnieuw rechtdoende;
wijzigt de hoofdverblijfplaats van
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013 en bepaalt deze bij de vader;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.J.M. van Engelen en M.L.F.J. Schyns en is op 19 december 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.