ECLI:NL:GHSHE:2024:4193

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
20-000342-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. dr. C.M. Hilverda
  • mr. R. Lonterman
  • mr. dr. M.J.M.A. van der Put
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting door verdachte in Bergen op Zoom met ernstige gevolgen voor slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. De verdachte werd eerder door de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak kwam in hoger beroep na een vordering van de advocaat-generaal, die een zwaardere straf eiste. Het hof heeft de verdachte op basis van de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van het slachtoffer en DNA-onderzoek, schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit van verkrachting. Het hof oordeelde dat de verdachte het slachtoffer op 23 november 2020 in Bergen op Zoom heeft gedwongen tot seksuele handelingen door geweld en bedreiging. De verdachte heeft het slachtoffer, een zwangere vrouw, ernstig beschadigd, wat leidde tot een bloeding en psychische gevolgen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij de omstandigheden van het delict en de impact op het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. Tevens is bevolen dat de in beslag genomen legging aan het slachtoffer wordt teruggegeven.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000342-23
Uitspraak : 16 december 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 26 januari 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-028686-22 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats hier te lande,
thans UAH gedetineerd in de P.I. Dordrecht
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld terzake van het aan hem subsidiair tenlastegelegde feit. De rechtbank heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als ‘feitelijke aanranding van de eerbaarheid’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft voorts de teruggave gelast van de inbeslaggenomen broek/legging aan [slachtoffer] .
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de verdachte - opnieuw rechtdoende - terzake van het aan hem primair tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 23 november 2020 te Bergen op Zoom door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van één of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of het tussen de schaamlippen duwen/brengen van één of meer vinger(s) en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit het onverhoeds van achteren benaderen van die [slachtoffer] en/of het onverhoeds langs achteren vastpakken van die [slachtoffer] en/of het onverhoeds uitvoeren van één of meer van bovenomschreven handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ;subsidiairhij op of omstreeks 23 november 2020 te Bergen op Zoom, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het tussen de schaamlippen duwen/brengen van één of meer vinger(s), en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit dat hij, verdachte die [slachtoffer] van achteren heeft benaderd en/of langs achteren heeft vastgepakt en/of (vervolgens) die ontuchtige handeling(en) onverhoeds heeft uitgevoerd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primairhij op 23 november 2020 te Bergen op Zoom door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van vingers in de vagina van die [slachtoffer] , en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid uit het onverhoeds van achteren benaderen van die [slachtoffer] en het onverhoeds langs achteren vastpakken van die [slachtoffer] en het onverhoeds uitvoeren van bovenomschreven handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, team Zeden, registratienummer : PL2000-2020308600 (onderzoek ‘Tarsel’), gesloten d.d. 15 maart 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , hoofdagent van politie (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 67). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 december 2020 (dossierpagina’s 10 tot en met 15), voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
(…)
V: Tegen wie kom jij aangifte doen?
A: Tegen [verdachte] of [verdachte] .
(…) Ik liep op 23 november 2020 richting het tankstation de [tankstation] (
het hof begrijpt hier en hierna: tankstation de [tankstation] , gelegen aan [adres]). (…) Bij het tankstation stonden allemaal jongens die naar mij riepen. (…) Toen ik buiten kwam zag ik [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]) (…) Ik herkende zijn gezicht. (…) Ik hoorde toen iemand aan komen rennen. (…) Hij (
het hof begrijpt: de verdachte) vroeg mij of ik hem wilde pijpen want hij was geil. (…) Toen stopte hij ook en zat hij aan zijn schoenen. (…) Ik liep hem voorbij en toen kwam hij achter mij aan en greep mij vast. (…) Hij pakte mij met twee handen en armen vast, hij stond achter mij. Langs achteren sloeg hij een arm om mijn buik heen en die andere hand deed hij in mijn kruis. (…) Ik droeg een legging. (…) Hij drukte zo hard met zijn vingers dat ik voelde dat hij in mijn vagina ging ondanks dat ik mijn legging nog aan had. (…) Hij had zo hard geduwd tegen mijn vagina dat ik de volgende dag bloed had en naar het ziekenhuis ben geweest om het te checken.
2.
Een proces-verbaal van getuigenverhoor van het kabinet raadsheer-commissaris in het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 7 juni 2024, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 23 november 2020 (…) omstreeks 2.00 uur in de nacht (…) ging ik sigaretten halen bij het tankstation, de [tankstation] . Toen zag ik [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]). (…) Ik liep verder, hij liep achter mij aan. (…) Even later zag ik iemand achter me. Toen vroeg hij (
het hof begrijpt steeds: verdachte [verdachte]) mij het een en ander. Hij vroeg mij waar ik naar toe ging. Hij vroeg mij of ik hem wilde pijpen, voor geld. (…) Daarna liep hij naast mij, daarna voor mij. (…) U vraagt mij waaraan ik hem op dat moment herkende. Omdat hij mij al een keer eerder heeft aangerand. (…) Ik was toen (
het hof begrijpt op de tenlastegelegd datum) 27 of 29 weken zwanger. (…)Hij (
het hof begrijpt: de verdachte) stond voor mij, hij deed iets bij zijn schoenen. (…) Hij ging toen rennen. Hij pakte mij van achteren met twee armen, precies naast de watertoren in Bergen op Zoom. Toen ging hij met zijn hand, zijn vingers, in mijn vagina. (…) Het deed pijn. (…) Ik had een legging van Adidas aan. (…) Hij deed zijn ene arm om mij heen, dit was zijn linkerarm. Met zijn andere hand ging hij door de legging heen in mijn vagina. Ik had de volgende dag een bloeding en moest naar het ziekenhuis. (…) Ik bedoel dat hij met zijn vingers met de legging mijn vagina is ingedrongen. Het deed pijn.
3.
Een kennisgeving van inbeslagneming (dossierpagina 20), voor zover inhoudende als volgt:

Inbeslagneming

Plaats: Bergen op Zoom
Datum en tijd: 23 november 2020 te 02:53 uur

Beslagene

Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
(…)
Volgnummer 1
Goednummer: PL2000-2020308600-2272516
Categorie omschrijving: Kleding en schoeisel
Object: Kleding (Broek)
Merk/type: Adidas
4.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 30 december 2021 (dossierpagina’s 52-55), voor zover inhoudende als relaas van deskundige Y. Hoiting:
Kenmerk aanvrager: PL2000-2020308600
(…)
Onderstaande bemonstering is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Tabel 2 Bemonstering van sporenmateriaal
SIN Omschrijving bemonstering
AAPG2855NL#01 kruis broek
(…)
Tabel 4 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN
(omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAPG2855NL#01
(kruis broek)
Minimaal twee personen
een relatief grote hoeveelheid DNA: slachtoffer [slachtoffer]
een relatief kleine hoeveelheid DNA: - verdachte [verdachte]
- Zie toelichting
- Meer dan 1 miljard
(…)
DNA-mengprofiel AAPG2855NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
5.
Een verklaring van de verdachte ten overstaan van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 2 december 2024, voor zover inhoudende als volgt:
Op 23 november 2020 bevond ik mij in het nachtelijke uur bij de [tankstation] aan [adres] . (…) Ik heb aangeefster [slachtoffer] gezien. (…) Ik heb haar met mijn handen geduwd.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Standpunt van de verdediging
Door en namens de verdachte is aangevoerd dat hij aangeefster ter hoogte van haar buik/middel uit schrik heeft weggeduwd, toen zij tegen hem werd aangeduwd.
Oordeel hof
Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario vindt zijn weerlegging in voornoemde bewijsmiddelen, in het bijzonder in de verklaring van aangeefster die het hof betrouwbaar acht. Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid of authenticiteit van die verklaring. Dit in tegenstelling tot de door de verdachte afgelegde verklaring inhoudende het door hem geschetste alternatieve scenario. Het hof stelt vast dat de verdachte in zijn eerste politieverhoor verklaart aangeefster niet te kennen, op datum en tijdstip van het voorval niet ter plaatse te zijn geweest en betwist aangeefster te hebben aangeraakt (dossierpagina 43). Na te zijn geconfronteerd met de bevindingen van het DNA-onderzoek doet de verdachte een beroep op zijn zwijgrecht (dossierpagina 65-66). Pas ter terechtzitting in eerste aanleg komt de verdachte met een ontlastend bedoelde lezing van de feiten. Het hof hecht gelet op deze omstandigheden geen enkel geloof aan de door de verdachte gegeven verklaring voor de aanwezigheid van zijn celmateriaal aangetroffen in het kruis van de door aangeefster gedragen legging. Nog los van het feit dat het niet voor de hand ligt dat het DNA van de verdachte via het duwen tegen de buik/middel van aangeefster vervolgens wordt aangetroffen op het kruis van haar legging. Het verweer van de verdachte wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als volgt:

verkrachting.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting.. Verkrachting is een zeer ernstig feit. Met zijn handelen heeft de verdachte geen enkel respect getoond en een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer. Het moet bovendien voor het slachtoffer, mede gelet op de omstandigheid dat zij 22 weken zwanger was, een buitengewoon beangstigende gebeurtenis zijn geweest. Het hof overweegt daarbij dat de slachtoffers van dit soort delicten veelal voor hun leven lang de psychische gevolgen ervan dragen.
De verdachte heeft een toentertijd 19-jarige zwangere vrouw verkracht op de openbare weg bij een tankstation. In de nabijheid van de plaats waar het feit heeft plaatsgevonden stond een groep joelende jongeren, wat het feit des te kwalijker maakt. De verkrachting heeft plaatsgevonden door met kracht de vingers door de legging heen in de vagina te brengen. Dit is gepaard gegaan met pijn en heeft ervoor gezorgd dat er een bloeding is ontstaan. Het slachtoffer heeft zelfs gevreesd voor het verlies van haar ongeboren vrucht.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsrapport van 27 december 2022 dat over verdachte is opgemaakt. Daaruit blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Er is geen sprake van problemen dan wel instabiliteit op de verschillende leefgebieden. Bij een veroordeling wordt geadviseerd aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Er worden geen mogelijkheden gezien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Zowel een gevangenisstraf, een werkstraf als een financiële sanctie worden uitvoerbaar geacht.
Het hof heeft verder acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte d.d. 7 oktober 2024, waaruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld terzake van een soortgelijk feit, welke veroordeling hem er kennelijk niet van heeft weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan een dergelijk strafbaar feit. Uit voornoemd uittreksel volgt eveneens dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vindt.
Het hof acht de door de rechtbank opgelegde straf onvoldoende recht doen aan de aard en ernst van het feit, in het licht van de omstandigheden waaronder dat feit is begaan. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Onder aangeefster [slachtoffer] is een legging in beslag genomen. Nu het hof van oordeel is dat het strafvorderlijke belang zich niet tegen teruggave verzet en aangeefster als rechthebbende moet worden beschouwd, wordt bevolen dat de legging teruggegeven wordt aan aangeefster.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
gelast de teruggave aan aangeefster [slachtoffer] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een broek/legging (goednummer PL2000-2020308600-2272516).
Aldus gewezen door:
mr. dr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. R. Lonterman en mr. dr. M.J.M.A. van der Put, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker, griffier,
en op 16 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.