In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1967, was eerder veroordeeld voor gewoontewitwassen en had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 150 uren opgelegd gekregen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het zich richtte op de tenlastelegging van het verwerven en verbergen van voorwerpen, waaronder een geldbedrag van € 51.400,- en verschillende voertuigen, die vermoedelijk afkomstig waren uit misdrijven. Tijdens de zitting op 15 november 2022 werd een deel van de tenlastelegging, met betrekking tot een personenauto, vrijgesproken. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geld en de voertuigen kritisch beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet in staat was een verifieerbare verklaring te geven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en heeft het eerdere vonnis vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Tevens is het in beslag genomen geldbedrag van € 51.400,- verbeurd verklaard.