ECLI:NL:GHSHE:2024:556

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
20-001450-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1992, was eerder veroordeeld voor diefstal en had een taakstraf van 40 uren opgelegd gekregen, met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De benadeelde partij had een vordering ingediend voor schadevergoeding van € 5.287,33, waarvan € 2.243,35 was toegewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet het oogmerk had om de tablethoes met inhoud wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk het oogmerk had om de tablethoes en de inhoud daarvan te stelen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van 3 jaren. Tevens is de vordering van de benadeelde partij tot € 2.243,35 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001450-23
Uitspraak : 16 februari 2024
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 22 mei 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-205270-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [PI] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot – kort samengevat – een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] is toegewezen tot een bedrag ter hoogte van € 2.243,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2022 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens is de verdachte veroordeeld in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. De benadeelde partij is in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze vordering zal toewijzen tot een bedrag ter hoogte van € 2.243,35, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit en subsidiair partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van diefstal van het geldbedrag van € 2.200,00. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de verdediging primair bepleit dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren. Subsidiair heeft de verdediging de vordering (deels) betwist.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Asten een tablethoes en/of een geldbedrag (t.w.v. 2.200 euro) en/of een paspoort, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 augustus 2022 te Asten een tablethoes en een geldbedrag (van 2.200 euro) en een paspoort, die aan [benadeelde] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Oost-Brabant, District Helmond, Basisteam Peelland, [registratienummer] , gesloten d.d. 22 augustus 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 30). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 15 augustus 2022, p. 3-5, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] :

Ik doe aangifte van diefstal. Ik heb aan niemand het recht of toestemming gegeven tot het plegen van dit feit. Op 14 augustus 2022, omstreeks 18.45 uur, ging ik even snel boodschappen doen bij de [bedrijf] in Asten. Ik had een tablethoes bij met daarin 2200 euro aan briefgeld en mijn Servisch paspoort. Ik ben schilder en een klant wilde cash betalen. Vandaar dat ik dit even tijdelijk in de tablethoes had gestopt. De tablethoes heeft een handvat en daarom hield ik deze vast in mijn hand.
Om 19.03 uur heb ik mijn boodschappen afgerekend bij kassa 1. Voordat ik betaalde heb ik eerst de boodschappen in een tasje gestopt. Hiervoor had ik beide handen nodig, dus ik heb de tablethoes in het voorste vak op de inpakband gelegd. Ik plaatste het tasje direct naast de tablethoes en heb daar de boodschappen ingeladen. Hierna ben ik naar huis gereden. Eenmaal thuis kwam ik erachter dat ik de tablethoes was vergeten. Daarom ben ik meteen teruggereden naar de [bedrijf] . Ik denk dat er zo'n 20 minuten tussen heeft gezeten.
Ik heb mij toen meteen weer gemeld bij de kassière van kassa 1. Ik vroeg aan haar of ze de tablethoes had gezien. Ik hoorde dat ze zei dat ze de hoes had verplaatst naar het achterste vak op de inpakband. Ik heb toen aan een leidinggevende gevraagd of er misschien camerabeelden waren. Ik hoorde dat hij zei dat mijn tas was gestolen en dat dit was vastgelegd door de camera’s. Ik kreeg van hem toestemming om de camerabeelden te bekijken. Ik zag dat de tablethoes op de inpakband lag waar ik hem eerder had achtergelaten. Ik zag dat hij was verplaatst naar het achterste vak, wat eerder al was aangegeven door de kassière. Ik zag dat een man, welke bij dezelfde kassa stond als waar ik eerder mijn boodschappen had afgerekend, de tablethoes oppakte en in de hoek van de inpakband legde. Ik zag dat hij zijn boodschappentas hiernaast plaatste en zijn boodschappen ging inladen. Ik zag dat hij op een gegeven moment de tablethoes oppakte en ook in de boodschappentas stopte. Hierna heeft hij zijn boodschappen afgerekend en is met een vrouw en kind vertrokken.

2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 17 augustus 2022, pag. 9, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige:

(V= vraag, A = antwoord)
V: Waar kent u [benadeelde] van?
A: Hij is mijn vaste huisschilder.
V: Wanneer heeft hij bij u geschilderd?
A: Hij heeft bij mij afgelopen week geschilderd.
V: Hoeveel heeft u hem daarvoor betaald?
A: 2200,- euro.
V: Hoe heeft u dit betaald, contant of via de bank?
A: Dit heb ik contant betaald.

3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2022, p. 11-13, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :

Op 14 augustus 2022 waren wij belast met een noodhulpdienst binnen de gemeenten Deurne, Asten en Someren. Op bovengenoemde dag, omstreeks 19.55 uur, ontvingen wij van het operationeel centrum, het verzoek om te rijden naar de [bedrijf] aan [adres] . Aldaar zou een diefstal zijn gepleegd. Er zou een laptoptas van een klant gestolen zijn. Tevens zouden hier camerabeelden van zijn. Dit zou ongeveer een half uur geleden gebeurd zijn.
Omstreeks 20.00 uur kwamen wij ter plaatse bij de [bedrijf] aan [adres] . Wij spraken daar met aangever [benadeelde] . Wij hoorden dat [benadeelde] zei dat hij zijn tablethoes op de kassa had gelegd om zijn boodschappen in te laden. Vervolgens ging [benadeelde] naar huis. Thuis kwam [benadeelde] erachter dat hij zijn tablethoes vergeten was bij de kassa. [benadeelde] reed direct terug naar de [bedrijf] . Vervolgens kwam [benadeelde] terug bij de kassa. Hij zag dat zijn tablethoes weg was. Ik, [verbalisant 2] , vroeg wat er in de tablethoes zat. Wij hoorden dat hij zei dat er onder andere zijn paspoort in de tas zat en 2200 euro contant geld. Ook hoorden wij dat [benadeelde] zei dat de [bedrijf] beelden zou hebben. Hierop liepen wij met [benadeelde] naar het personeel van de [bedrijf] .
Wij bekeken samen met [benadeelde] en de medewerker van de [bedrijf] de camerabeelden. Wij zagen op de beelden dat er een kleine zwarte tablethoes aan de achterzijde van de voorste kassa, gezien vanaf de camera, lag. Wij hoorden dat [benadeelde] zei dat dit zijn tablethoes was. Wij zagen op de camerabeelden dat er een man aan de kassa kwam. Wij zagen dat de man een blauwe plastic tas van de [bedrijf] in zijn handen had. Wij zagen dat de man de tablethoes verschoof op de kassa. Wij zagen dat de man deze achter de blauwe plastic tas legde. Wij zagen dat de man enkele boodschappen in zijn blauwe plastic tas deed. Vervolgens zagen wij dat de man de tablethoes in de blauwe plastic tas deed. Wij zagen dat de verdachte al zijn boodschappen inpakte en vervolgens de winkel verliet. Vervolgens liet de medewerker ons de beelden zien van de parkeerplaats bij de [bedrijf] . Wij zagen dat de verdachte in een [auto] voorzien van kenteken [kenteken] stapte en vervolgens wegreed.
Wij zagen dat de [auto] voorzien van kenteken [kenteken] op naam stond van [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1992. Ik,
[verbalisant 3] , bekeek een foto van [verdachte] in het politiesysteem. Ik zag dat de foto [verdachte] overeen kwam met de verdachte die de diefstal pleegde.

4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 augustus 2022, p. 23-26, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

V: Je wordt verdacht van diefstal, gepleegd op 14-08-2022 in Asten bij [bedrijf] , gevestigd aan [adres] . Wat kun je daarover verklaren?
A: Ik was gisteren in de winkel, [bedrijf] .
V: Welke winkel en welke plaats was dit?
A: [bedrijf] in Asten.

5. De eigen waarneming van dit hof, gedaan ter terechtzitting van 2 februari 2024, naar aanleiding van het tonen van de camerabeelden van de [bedrijf] te Asten van 14 augustus 2022:

De verdachte is te zien op zijn rug en hij staat met zijn buik tegen het uiteinde van de kassaband. Bij de start van de camerabeelden staan er boodschappen, witte pakken, op de band rechts voor de verdachte. De verdachte klapt een [bedrijf] tas voor zich open en hij pakt met zijn rechterhand de zwarte tablethoes die voor hem ligt en zet deze links voor hem neer. De verdachte klapt de [bedrijf] tas verder open en pakt met zijn rechterhand de boodschappen die rechts voor hem op de band staan en de boodschappen die aan komen rollen. Na circa 5 artikelen rechts voor hem in de tas te hebben gedaan, pakt hij met zijn linkerhand de tablethoes van links pakt deze over in zijn rechterhand en stopt deze in de [bedrijf] tas. Daarna stopt hij nog 4 artikelen die over de band aan komen rollen in deze tas. Daarna loopt de verdachte naar de kartonnen dozen.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging primair integrale vrijspraak bepleit en subsidiair partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van de diefstal van de inhoud van de tablethoes. Hiertoe heeft de raadsman van de verdachte – kort weergegeven – aangevoerd dat er geen sprake was van oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening van de tablethoes met inhoud op het moment dat de verdachte de tablethoes wegnam, nu hij zich er niet van bewust was dat het een tablethoes met inhoud betrof. Met betrekking tot de inhoud van de tablethoes heeft de raadsman voorts nog naar voren gebracht dat uit het dossier op geen enkele wijze blijkt dat de verdachte op het moment dat hij de tablethoes wegnam zich bewust was dat er iets in de tablethoes zat. De verdachte kan dan ook niet het oogmerk hebben gehad op de wederrechtelijke toe-eigening van de vermeende inhoud van de tablethoes. Tot slot heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verklaringen van aangever [benadeelde] en getuige [getuige] als onbetrouwbaar dienen te worden gekwalificeerd met betrekking tot het geldbedrag van € 2.200,00. Zij zijn derhalve niet bruikbaar om als bewijs te dienen. Gelet hierop kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat in de tablethoes een geldbedrag van € 2.200,00 aanwezig was, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de hiervoor weergegeven door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de tablethoes tijdens het inpakken van zijn afgerekende boodschappen tot twee maal toe vast heeft gepakt. Eerst om hem terzijde te leggen en de tweede keer om hem tussen zijn boodschappen in zijn tas te doen.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de verdachte gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen het oogmerk heeft gehad zich de tablethoes met inhoud wederrechtelijk toe te eigenen. Voor de verdachte moet het evident zijn geweest dat hetgeen hij eerst opzij heeft gelegd om het vervolgens weer op te pakken en in zijn tas bij zijn zojuist afgerekende boodschappen te stoppen, een tablethoes was en dat deze tablethoes niet zojuist door hem in de [bedrijf] was aangekocht. Desondanks heeft verdachte er voor gekozen om de tablethoes in zijn tas te stoppen en mee te nemen. Het verweer dat het zou gaan om een folder of toilettas verwerpt het hof als volstrekt onaannemelijk nu dit op geen enkele wijze is onderbouwd. Door aldus te handelen, te weten door zich de tablethoes wederrechtelijke toe te eigenen heeft de verdachte naar het oordeel van het hof vanzelfsprekend ook het oogmerk gehad zich de inhoud van de tablethoes wederrechtelijk toe te eigenen. Dit, ondanks het gegeven dat hij op dat moment nog niet wist wat de inhoud van de tablethoes was.
Tot slot ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [benadeelde] en getuige [getuige] , nu deze verklaringen op essentiële onderdelen overeenkomen met elkaar. Deze verklaringen worden daarom tot het bewijs gebezigd. Hetgeen de verdediging overigens heeft aangevoerd met betrekking tot deze verklaringen, leidt niet tot een ander oordeel.
Derhalve acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op andermans eigendomsrecht en overlast en hinder veroorzaakt voor de eigenaar. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij slechts oog heeft gehad voor zijn eigen financiële gewin en dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 6 december 2023, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaande aan het bewezenverklaarde meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Omdat deze veroordelingen dateren van 2016 en 2010 zal het hof deze omstandigheid niet in strafverzwarende zin meewegen in de op te leggen straf. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, voorwaardelijk, passend en geboden is. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat een proeftijd voor de duur van 3 jaren aangewezen is.Het hof zal daartoe dan ook beslissen.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.287,33 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering bestaat uit de volgende posten:
geldbedrag in tablethoes: € 2.200,00;
kosten vervanging paspoort: € 43,35;
kosten ophalen paspoort: € 343,98;
gederfde inkomsten: € 2.700,00.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering toegewezen tot een bedrag van € 2.243,35 (geldbedrag in tablethoes en kosten vervanging paspoort), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging de vordering deels betwist, namelijk ten aanzien van de kosten van het ophalen van het paspoort en de gederfde inkomsten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag ter hoogte van € 2.243,35 (geldbedrag in tablethoes en kosten vervanging paspoort). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2022, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 2.243,35. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen tot een bedrag van € 2.243,35, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 32 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.243,35 (tweeduizend tweehonderddrieënveertig euro en vijfendertig cent) ter zake van materiële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2022 tot aan de dag der voldoening en bepaalt dat de verdachte voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.243,35 (tweeduizend tweehonderddrieënveertig euro en vijfendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2022 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 32 (tweeëndertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 16 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.J.D.J. Muijen en mr. J. de Leijer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.