ECLI:NL:GHSHE:2024:620

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
20-001281-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake meermalen gepleegde diefstal van wasmiddel en luchtverfrissers

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor meermalen gepleegde diefstal. De verdachte, geboren in 1987 en thans verblijvende in P.I. Dordrecht, heeft in de periode van 2 januari 2023 tot en met 18 januari 2023 in Oosterhout een hoeveelheid wasmiddel en luchtverfrissers weggenomen. De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte opnieuw zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte voor een deel niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen hoger beroep openstaat tegen de vrijspraak van andere diefstallen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat deze niet voldeed aan de motiveringsvereisten van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van wasmiddel op twee verschillende dagen en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte is strafbaar verklaard en het hof heeft een gevangenisstraf van zes weken opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001281-23
Uitspraak : 19 februari 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 21 april 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-027015-23, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Dordrecht.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal (meermalen gepleegd)’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak van de diefstal van een aantal luchtverfrissers op 6 januari en de diefstal van een hoeveelheid wasmiddel op 18 januari 2023. Voormelde feiten worden, hoewel als één feit tenlastegelegd, als separate feiten beschouwd aangezien het een impliciet cumulatieve tenlastelegging betreft.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat hij:
op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 2 januari 2023 tot en met 18 januari 2023 te Oosterhout (gemeente Oosterhout) (Arendstraat) een hoeveelheid wasmiddel en/of luchtverfrissers (2 januari 2023) en/of een hoeveelheid wasmiddel (7 januari 2023), in elk geval (telkens) enige goederen, die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander, toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op tijdstippen gelegen in de periode van 2 januari 2023 tot en met 18 januari 2023 te Oosterhout (gemeente Oosterhout) (Arendstraat) een hoeveelheid wasmiddel (2 januari 2023) en een hoeveelheid wasmiddel (7 januari 2023), die aan [benadeelde] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich in een kort tijdsbestek op twee verschillende dagen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van wasmiddel bij het [benadeelde] in Oosterhout. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen overlast en ergernis veroorzaakt, ook heeft hij ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendomsrecht. Het hof rekent de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 december 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte de afgelopen jaren reeds vele malen eerder is veroordeeld ter zake van diefstal, zelfs na afloop van een eerder opgelegde ISD-maatregel. Uit voornoemd uittreksel volgt tevens dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De raadsvrouw van de verdachte heeft in dit verband naar voren gebracht dat de verdachte thans in voorlopige hechtenis zit in het kader van een andere strafzaak die op 20 februari 2024 dient. In die strafzaak zal volgens de raadsvrouw naar alle waarschijnlijkheid de ISD-maatregel opgelegd worden. Gelet daarop heeft de raadsvrouw het hof verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, dan wel aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie en de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. De thans nog ongewisse oplegging van een ISD-maatregel alsmede de overige kenbaar geworden persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals naar voren gebracht door de raadsvrouw, leiden naar het oordeel van het hof niet tot een ander oordeel.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van zes weken passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. H.A.T.G. Koning en mr. S.H.C. Merkx, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. A. Burgmeijer, griffier,
en op 19 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.