ECLI:NL:GHSHE:2024:855

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
20-000028-23 (PROMIS)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1987, was eerder vrijgesproken van een aantal feiten, maar is nu in hoger beroep veroordeeld voor drie diefstallen, waarbij hij samen met anderen de toegang tot de woningen heeft verkregen door middel van braak. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van een vierde feit, maar het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep ook tegen deze vrijspraak gericht was, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in dat deel van het hoger beroep.

De feiten betroffen inbraken in woningen in 's-Hertogenbosch, waarbij waardevolle goederen zoals sieraden, elektronica en geld zijn weggenomen. De verdachte is herkend op camerabeelden en er zijn verschillende getuigenverklaringen die zijn betrokkenheid bevestigen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk afgewezen. De verdachte had eerder al een strafblad en de rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is ook toegewezen, waardoor de verdachte een eerdere gevangenisstraf van 425 dagen moet ondergaan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000028-23
Uitspraak : 13 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch , van 20 december 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-038055-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde feit en is de verdachte ter zake van:
 diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak (feit 1);
 diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak (feit 2);
 diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak (feit 3),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank een beslissing genomen op het beslag, zijn de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 1] (ziende op feit 2) en [benadeelde 2] (ziende op feit 3) gedeeltelijk toegewezen en is de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering (ziende op feit 4). Ten slotte heeft de rechtbank de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte onder V.I.-nummer 99-001183-43 geheel toegewezen en gelast dat alsnog 425 dagen gevangenisstraf door de verdachte moet worden ondergaan.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep gehandhaafd en deze is derhalve in volledige omvang aan de orde.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is in eerste aanleg tot een gedeelte van € 1.000,00 toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. De voeging duurt in hoger beroep van rechtswege voort voor zover de vordering in eerste aanleg is toegewezen. De vordering strekt derhalve nog tot een bedrag van € 1.000,00.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] is in hoger beroep niet aan de orde, reeds omdat de verdachte van het onder 4 tenlastegelegde is vrijgesproken en dit feit niet meer aan de orde is in hoger beroep (zie ook het kopje ‘Ontvankelijkheid van het hoger beroep’) en voorts omdat de vordering door de benadeelde partij niet is gehandhaafd.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 september 2023 en 28 februari 2024 in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 1 september 2023 gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal zich toen op het standpunt gesteld dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van € 2.500,00 zal toewijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] , het beslag en de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling heeft de advocaat-generaal zich geschaard achter de beslissingen van de rechtbank.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 28 februari 2024 medegedeeld deze vordering ongewijzigd te handhaven.
De verdediging heeft ter terechtzitting van 1 september 2023 en 28 februari 2024:
 zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit en verzocht de verdachte daarvoor te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 à 7 maanden, met aftrek van voorarrest;
 vrijspraak bepleit van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
 verzocht de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, dan wel deze vorderingen af te wijzen;
 verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen in geval van vrijspraak van de feiten 2 en 3;
 verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat nog aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover thans nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 januari 2022 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een woning gelegen aan [adres 4] ) (een) computer(s) en/of (een) iPad(s) en/of (een) MacBook(s) en/of (een) GSM('s) en/of een fotocamera en/of een drone en/of een smartband en/of sieraden en/of horloges en/of tafelzilver en/of een riem(en) en/of tassen en/of portefeuille(s) en/of een koptelefoon en/of een kast en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 28 mei 2022 te ’s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een woning [adres 2] ) een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op een tijdstip in de periode van 21 mei 2022 tot en met 23 mei 2022 te
’s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een woning, [adres 3] ) een kluis en/of sieraden en/of munten en/of (een) tasje(s), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 9 januari 2022 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning gelegen aan [adres 4] , computers en iPads en een MacBook en GSM’s en een fotocamera en een drone en een smartband en sieraden en een horloge en tafelzilver en riemen en tassen en portefeuilles en een koptelefoon en een kast en een hoeveelheid geld, die [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 28 mei 2022 te ’s-Hertogenbosch, uit een woning, [adres 2] , een hoeveelheid sieraden, die aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3.
hij op een tijdstip in de periode van 21 mei 2022 tot en met 22 mei 2022 te
’s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning, [adres 3] , een kluis en sieraden en munten en een tasje, die aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hieronder wordt telkens verwezen naar dossierpagina’s van het einddossier “Onderzoek Kunz” met BHV-nummer PL2100-2022118531 van de politie Eenheid Oost-Brabant, District ‘s-Hertogenbosch , Teamrecherche ’s-Hertogenbosch, gesloten op 2 augustus 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 540. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 1:
1.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 196-198, met bijlage weggenomen goederen op pagina’s 199-203, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 4] :
(pagina 196)
Ik ben woonachtig op [adres 4] (het hof begrijpt: [adres 4] ) [adres 4]
. Ik woon [daar] met mijn vrouw en 2 collega's. Op zondag 9 januari 2022, omstreeks 14.00 uur, is de woning afgesloten en onbeschadigd achtergelaten. Ik heb een camerasysteem zowel in als buiten de woning. Op 9 januari 2022, om 18.50 uur, hoorde ik dat ik een melding op mijn telefoon kreeg. 10 minuten later keek ik op mijn telefoon en zag ik dat er twee personen in mijn huis liepen.
(pagina 197)
Hierop heb ik de politie gebeld en ben ik naar huis gegaan. Ik kom thuis en riep “politie”. Ik zag dat aan de rechterzijkant van de woning iemand over de schutting [klom] en wegrende richting het park aan de achterzijde van de woning. Ik zag dat achter de woning in de brandgang een rugzak, sieraden, een plastic tas met honderden euro's kleingeld en nog een tas [lag]. Ik zag dat de achterdeur open stond. Ik zag dat er braakschade op de achterdeur zat. Ik ben naar binnen gegaan. Ik zag dat men eigenlijk in iedere ruimte van de woning is geweest.
Ik voeg de camerabeelden van de inbraak bij deze aangifte.
(pagina’s 199-203 – bijlage weggenomen goederen)
 Computer (Portable) Dell 2015/2016;
 Computer (Portable) Apple MacBook Air 13;
 Computer (Portable) Apple 13;
 Computer (Tablet) Apple 128 Gb Silver;
 Computer (Tablet) Apple iPad;
 Speelgoed (drone Uas);
 Fotocamera Go Pro Hero 7;
 Apple iPhone 12 256 G;
 Apple iPhone 7;
 Apple Earphone;
 Ml Tuning smartband;
 Sieraden/tafelzilver;
 Horloge;
 Tas Louis Vuitton;
 Riem, 2 stuks, Louis Vuitton;
 Tas Gucci;
 Portemonnee Gucci;
 Portemonnee Michael Kors;
 Geld 3.500 euro;
 Geld 5.000 euro;
 Geld 1.632 euro;
 Geld (munten) 200 euro;
 Geld 600 euro;
 Kast Ikea.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 209-210, met fotobijlage op pagina’s 211-213, voor zover inhoudende als bevindingen en verklaring van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 209)
Op 11 februari 2022 was ik belast met het uitkijken van camerabeelden naar aanleiding van een aangifte van een woninginbraak die had plaats gevonden op 9 januari 2022 in een woning aan [adres 4] (het hof begrijpt: [adres 4] ) [adres 4] . Het beeldmateriaal was afkomstig van de camera die zich in de woning, waar de inbraak had plaatsgevonden, bevond. Ik zag dat het beeld zwart/wit en van goede kwaliteit was. Ik bekeek het beeldmateriaal en nam het navolgende waar:
Ik zag dat zich – vanuit de camera gezien links – een deur bevond. Ik zag dat er een persoon door de eerder genoemde deur de woning binnen kwam gelopen. Ik zal de man verder in dit proces-verbaal benoemen als man 1 (zie bijlage 1). Ik zag dat man 1 direct gevolgd werd door een tweede persoon.
(pagina’s 209-210)
Ik kan deze persoon als volgt omschrijven;
 man
 normaal postuur
 tussen de 25 à 35 jaar oud
 donker kort haar
 donker kort geschoren baard en snor
 capuchon
 donkere jeans met op het rechterbovenbeen een licht gekleurde vlek
 handschoenen
 donkere jas, (…) op de rechterheup bevond zich een rits.
(pagina 210)
Ik zal de man verder in het proces-verbaal benoemen als man 2 (zie bijlage 2). Ik hoorde dat man 2 tegen man 1 zei: “Daar hangt een camera, een camera, ga naar boven.”
Ik zag dat beide mannen vervolgens rechts uit het zicht van de camera liepen. Ik hoorde vervolgens het geluid van voetstappen op een trap.
3.
Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, doorgenummerde dossierpagina’s 214-215, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 2] :
(pagina 214)
Op 11 januari 2022 kreeg ik via e-mail een aandachtvestiging. Daarin werd op basis van de volgende informatie en beeldmateriaal de herkenning van een persoon gevraagd.
Verstrekte informatie: op 9 januari 2022 heeft er een inbraak plaatsgevonden op het adres [adres 4] . Twee daders staan op beeld. Zie bijlage. Bij herkenning graag een berichtje.
De aandachtvestiging bevatte videobeelden. Hiervan zijn 4 stills gemaakt: still 1, still 2,
still 3 en still 4.
De persoon is op de zijkant te zien waarbij het gelaat grotendeels zichtbaar is. De persoon heeft een gewatteerde 3/4 lange jas aan, inclusief capuchon, lichte baard en snor, alsmede een opvallende puntige haakneus. De persoon op still 3 herken ik als: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1987.
Ik herken hem vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent politie ’s-Hertogenbosch. Ik ben binnen de eenheid Oost-Brabant, team ’s-Hertogenbosch, 9 jaren werkzaam en in deze jaren verschillende malen met de familie [verdachte] in aanraking gekomen, zo ook meerdere malen met verdachte [verdachte] .
(pagina 215)
Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herken [verdachte] aan zijn opvallende spitse haakneus met grote neusgaten. Ik herken hem verder aan zijn lichte baard, baardranden, inham in de haarlijn midden op het voorhoofd en gezichtsstructuur. Als laatste herken ik [verdachte] aan zijn ronde dikkere wenkbrauwen. Omdat [verdachte] en [medeverdachte] (
het hof begrijpt: de broer van de verdachte) op elkaar lijken heb ik wel nog de vergelijking gemaakt. Dit omdat ik specifiek [verdachte] herken aan zijn grote spitse haakneus met grote neusgaten kon ik vaststellen dat ik [verdachte] voor de volle 100% herken. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: spitse neus met grote neusgaten waarvan de neusvleugel omhoog ligt. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de stills zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
4.
Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, doorgenummerde dossierpagina’s 224-225, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 3] :
(pagina 224)
Op 11 januari 2022 kreeg ik via e-mail een aandachtvestiging. Daarin werd op basis van de volgende informatie en beeldmateriaal de herkenning van een persoon gevraagd.
Verstrekte informatie: op 9 januari 2022 heeft er inbraak plaatsgevonden op het adres [adres 4] . Twee daders staan op beeld. Zie bijlage. Bij herkenning graag een berichtje.
De aandachtvestiging bevatte 4 foto's.
- foto 1: [naam] inbraak woning 01.PNG
- foto 2: [naam] inbraak woning 02.PNG
- foto 3: [naam] inbraak woning 03.PNG
- foto 4: [naam] inbraak woning 04.PNG.
De persoon die achterop loopt op foto 1 en de persoon op foto 3 herken ik als: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1987.
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent en jeugdagent. Ik ben ruim 20 jaar werkzaam geweest in 's-Hertogenbosch en heb in die jaren diverse contacten gehad met de familie [verdachte] . Derhalve ken en herken ik alle jongere familieleden en kan deze makkelijk uit elkaar houden. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herkende de persoon direct aan de vorm van zijn wenkbrauwen en de aanzet van zijn haarlijn. Ook herken ik de persoon aan zijn gelaatstrekken (gezichtsuitdrukking) en de vorm van zijn voorhoofd/schedel.
Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
 lange ronde wenkbrauwen, waardoor hij een verbaasde blik lijkt te hebben
(pagina 225)
 openstaande grote neusgaten.
Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto's zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 231, voor zover inhoudende als bevindingen en verklaring van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 12 januari 2022 las ik een e-mail inzake een verzoek tot herkenning van een verdachte ter zake het plegen van een misdrijf, te weten inbraak in een woning. Voornoemde e-mail inzake herkenning ontving ik per politie e-mail op 11 januari 2022. Ik kreeg een viertal foto’s toegemaild. Op de foto’s waren voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar en waar te nemen. Op betreffende foto’s herkende ik de persoon direct als de verdachte [verdachte] , geboren [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] . Ik herken degene die met capuchon en zonder gezichtsbedekking direct voor 100% als de verdachte [verdachte] . Ik weet dat [verdachte] een smal gelaat met ietwat ingevallen wangen en een punt c.q. haakneus heeft. Verder weet ik dat hij donkere ogen, zwarte wenkbrauwen, baardgroei en een snor heeft. Ook heeft [verdachte] een zwartkleurige kapsel/haardracht, waarbij [hij] kleine inhammen heeft aan de voorzijde. Zijn kapsel is altijd kort, waarbij zijn oren zichtbaar zijn. Verder zijn zijn wenkbrauwen opvallend. Deze zijn opvallend groot en tussen de wenkbrauwen in, boven zijn neus, zijde voorhoofd, zit ook haar. Zijn baardgroei loopt vanuit zijn bakkebaard over naar zijn baard. Daarnaast weet ik dat [verdachte] een licht getinte huidskleur heeft en dat hij een Marokkaanse achtergrond heeft. Verder heeft [verdachte] een smal/mager dan wel tenger dan wel een dun lichaam en is hij circa 175 centimeter lang. Het voornoemde is kenmerkend en typerend voor hem. Verder zie ik [verdachte] vaak tijdens de reguliere werkzaamheden, daar ik hem veelvuldig tegenkom op straat.
Ten aanzien van feit 2:
6.
Een proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina's 326-328, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1] :
(pagina 326)
Ik ben de eigenaar van de woning gelegen aan [adres 2] . Deze woning betreft een flatwoning gelegen op de 10e etage van de serviceflat [locatie 1] . Ik woon samen met mijn vrouw in voornoemde woning. Op vrijdag 27 mei 2022, omstreeks 18:00 uur, hebben wij onze woning verlaten. Ik heb de verlichting uitgedaan en alle ramen en deuren afgesloten. Op 28 mei 2022, omstreeks 10:00 uur, werd ik gebeld door een servicemedewerkster van de flat. Zij vertelde mij dat er was ingebroken in de flat. De slotplaat van mijn voordeur was verbroken en de voordeur stond open. Ik zag dat de slotplaat op de voordeur van mijn woning in diverse stukken op de grond voor de voordeur lag. Ik zag dat het cilinderslot was afgebroken en op de grond lag. In deze hal staat een ladekast. Ik zag dat de laden van deze kast waren geopend en dat de laden zijn doorzocht. In de slaapkamer staat een kledingkast. Ik zag dat alle deuren van deze kast waren geopend. Ik zag dat diverse kledingstukken en beddengoed uit deze kast op de grond lagen. Ik zag dat voor de kast een tasje en een sieradenlade op de grond lag.
7.
Een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, doorgenummerde dossierpagina's 329-330, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1] :
(pagina 329)
Ter aanvulling van mijn eerdere aangifte van 28 mei 2022 kan ik u vertellen dat ik de volgende goederen, welke mijn eigendom zijn, mis:
 1 1 gouden trouwring met daarin de inscriptie "24-6-64"
 1 1 gouden wapenring met daarop het wapen van de familie van mijn vrouw, [betrokkene]
 1 2 dikke halskettingen: 1 is van goud en 1 is van witgoud. De gouden halsketting heeft daaraan een gouden muntje hangen. Dit betreft een "Wilhelmientje" met de grootte van een 50 cent munt. De witgouden halsketting heeft geen muntje.
8.
Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina's 334-335, voor zover inhoudende als bevindingen en verklaring van verbalisant [verbalisant 5] :
(pagina 334)
Ik deed onderzoek naar een woninginbraak gepleegd op 28 mei 2022 in een appartementencomplex aan de [adres 2] . Ik bekeek camerabeelden waarop de verdachte te zien was. De camerabeelden waren van de nooduitgang van het appartementencomplex waarin het appartement waarin werd ingebroken, gevestigd was. Ik bekeek negen verschillende videobestanden opgenomen op 28 mei 2022 tussen 00.45 uur en 04.20 uur. Alle videobestanden waren van dezelfde camera. Deze camera gaf beeld (screenshot 1), op de nooduitgang van het gebouw, vanaf de binnenzijde. De beelden waren van goede kwaliteit en meestal zwart/wit vanwege de nachtstand van de camera. In een enkel geval waren de beelden wel van kleur omdat de verlichting van het gebouw aan ging op momenten. De bestandsnaam van ieder fragment, werd gevormd door de datum en tijd, in omgekeerde notatie, met hierbij een "S" en een "E" voor 'start' en 'eind'. Als voorbeeld: S20220528004541, betrof de start ("S") van een fragment op 28-05-2022, om 00.45 uur en 41 seconden.
Fragment 1 “D1_S20220528004541_E20220528004730” (screenshot 2):
Ik zag de verdachte vanaf de buitenzijde, de nooddeur openen en er een voorwerp tussensteken zodat deze niet kon sluiten. Door het glas van de nooddeur heen was een schim van de verdachte zichtbaar. De verdachte opende de deur omstreeks 00.46 uur.
Fragment 2 “D1_S20220528021220_E20220528021312” (screenshot 3/4):
Ik zag de verdachte omstreeks 02.12 uur het appartementencomplex betreden via de nooduitgang. Ik zag dat de verdachte een capuchon over zijn hoofd had. Hij had (werk-) handschoenen aan en hij had een nektasje omhangen. Ik zag dat dit nektasje van het merk Tanmesso was. Nadat hij het gebouw binnen kwam bleef hij een kleine minuut vlakbij de nooddeur staan en keek hij naar buiten. Hierna liep hij links het beeld uit, verder het gebouw in.
Fragment 3 “D1_S20220528023255_E20220528023314” (screenshot 5/6):
Ik zag dat de verdachte om 02.33 uur door de nooddeur het appartementencomplex uit liep. Vanaf de buitenzijde deed hij een stok tussen de deur. Ik zag dat zijn nektasje openstond toen hij het complex uit liep.
Fragment 4 “D1_S20220528025421_E20220528025440” (screenshot 7):
Ik zag dat de verdachte om 02.54 uur opnieuw het appartementencomplex binnen liep via de nooddeur. Hij verdween aan de linkerzijde uit beeld.
Fragment 5 “D1_S20220528032805_E20220528032825”:
Ik zag dat de verdachte om 03.28 uur, door de nooddeur het appartementencomplex uit liep. Vanaf de buitenzijde deed hij een stok tussen de deur.
Fragment 6 “D1_S20220528034824_E20220528034838”:
Ik zag dat de verdachte om 03.48 uur, wederom het gebouw binnen liep. Hij verdween aan de linkerzijde uit beeld.
(pagina’s 334-335)
Fragment 7 “D1_S20220528040515_E20220528040534” (screenshot 8):
Ik zag dat de verdachte om 04.05 uur, door de nooddeur het appartementencomplex uit liep. Ik zag dat hierbij de verlichting aan ging. Hierdoor zag ik dat:
- de verdachte, van het merk Adidas, een zwarte hoody of jas aan had;
- het nektasje, van het merk Tanmesso, van de verdachte, blauw van kleur was;
- de verdachte, een blauwe spijkerbroek aan had;
- donkerkleurige schoenen aan had.
De verdachte plaatste opnieuw een stok tussen de deur.
(pagina 335)
Fragment 8 “D1_S20220528040618_E20220528040632” (screenshot 9):
Ik zag dat de verdachte om 04.06 uur opnieuw het appartementencomplex binnen liep. De verlichting was aan. Ik zag dat de handschoenen die hij aan had lichtgrijs van kleur waren op de rug van de hand en vingers en dat deze verder donkerder van kleur waren. Ik zag dat de handschoenen een print op de rug van de hand hadden. De verdachte had nu een breekijzer in zijn rechterhand.
Fragment 9 “D1_S20220528042040_E20220528042057” (screenshot 10):
Ik zag dat de verdachte om 04.20 uur, het complex uit liep. Hij had een schroevendraaier en een breekijzer in zijn linkerhand. Hij plaatste ditmaal geen stok tussen de deur.
Signalement verdachte:
- man;
- zwarte Adidas jas of hoody;
- lichtgrijze handschoenen met donkerdere delen;
- blauwe spijkerbroek;
- donkerkleurige schoenen;
- blauw nektasje van het merk Tanmesso.
9.
Een opname van beeld, als bedoeld in artikel 567 van het Wetboek van Strafvordering, bevattende camerabeelden van de nooduitgang van het appartementencomplex aan de [adres 2] d.d. 28 mei 2022, met bestandsnaam “D1_S20220528021220_E20220528021312”, inhoudende:
Op het moment dat deze persoon de deur opent, is een deel van zijn gezicht duidelijk zichtbaar in beeld. Het hof heeft daarbij waargenomen dat het postuur, de neus en de haarinplant van deze persoon duidelijk overeenkomen met het uiterlijk van de verdachte [verdachte] . Het hof heeft op deze camerabeelden verder waargenomen dat de manspersoon een tasje van het merk Tanmesso draagt en dat hij zwart met grijze werkhandschoenen aan heeft.
10.
Een opname van beeld, als bedoeld in artikel 567 van het Wetboek van Strafvordering, bevattende camerabeelden van de nooduitgang van het appartementencomplex aan de [adres 2] d.d. 28 mei 2022, met bestandsnaam “D1_820220528040515_E20220528040534”, inhoudende:
Het hof heeft op deze camerabeelden waargenomen dat op enig moment de verlichting aangaat en dat dan duidelijk is te zien dat het Tanmesso tasje blauw van kleur is.
11.
Een opname van beeld, als bedoeld in artikel 567 van het Wetboek van Strafvordering, bevattende camerabeelden van de nooduitgang van het appartementencomplex aan de [adres 2] d.d. 28 mei 2022, met bestandsnaam “D1_S20220528042040_E20220528042057”, inhoudende:
Het hof heeft op deze camerabeelden waargenomen dat een manspersoon de nooddeur opent terwijl hij een schroevendraaier en een breekijzer in zijn hand heeft. Op het moment dat deze persoon de deur opent, is het bovenste deel van zijn gezicht duidelijk zichtbaar in beeld. Het hof heeft waargenomen dat het postuur, de neus en de haarinplant van deze persoon duidelijk overeenkomen met het uiterlijk van de verdachte [verdachte] .
12.
Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina's 163-164, met fotobijlage op pagina’s 165-168, voor zover inhoudende als bevindingen en verklaring van verbalisant [verbalisant 5] dan wel als eigen waarneming van het hof:
(pagina 163)
Ik bekeek de camerabeelden van een woninginbraak gepleegd op 28 mei 2022 in een appartementencomplex in de [adres 2] . Bij het bekijken van deze camerabeelden herkende ik twee goederen die in onderzoek Kunz op maandag 6 juni 2022 bij de aanhouding van verdachte [verdachte] in beslag werden genomen. Dit betroffen de volgende goederen:
Goednummer: PL2100-2022006406-1940765
Categorie omschrijving: Zak/tas/koffer
Object: Tas
Kleur: Blauw
Registratienummer PL2100-2022006406-43
Bijzonderheden: Tanmesso / schoudertas met kangoeroe embleem.
Ik herkende de tas op de camerabeelden als de in beslag genomen tas. Ik herkende de tas aan de volgende kenmerken:
- merk;
- vorm;
- kleur, inclusief het anderskleurige gedeelte aan de voorzijde onderaan;
- afmeting;
- geschreven merk op hengsel (Tanmesso);
- embleem op voorzijde tas;
- metalen delen, ritssluitingen, clip/sluiting en de bevestiging van het hengsel.
Goednummer: PL2100-2022006406-1940795
Registratienummer PL2100-2022006406-45
Categorie omschrijving: Kleding en schoeisel
Object: Handschoen
Kleur: Zwart
Bijzonderheden: Maat 1 talln tools / zwart grijs.
Ik herkende de handschoenen op de camerabeelden als de in beslaggenomen handschoenen. Ik herkende de handschoenen aan de volgende kenmerken:
- kleuren;
- overgang van kleuren;
- opdruk op de rug van de handschoenen.
Ik maakte foto's van deze goederen en voegde deze bij dit proces-verbaal (het hof begrijpt: de foto’s op pagina’s 165, 166 en 167). Ik beschreef de camerabeelden, waarop ik de goederen herkende, in proces-verbaal van bevindingen PL2100-2022110886-6. Ik voegde twee screenshots waarop ik de betreffende goederen herkende, van dat proces-verbaal, bij dit proces-verbaal (het hof begrijpt: de screenshots op pagina 168).
13.
De eigen waarneming van het hof betreffende de op de doorgenummerde dossierpagina's 165 -168 opgenomen foto’s:
Ter zake van dossierpagina’s 165 en 166:
Het hof heeft op deze twee foto’s van de bij de verdachte aangetroffen tas van het merk Tanmesso waargenomen dat deze tas blauw van kleur is en overeenkomsten vertoont met de tas die de persoon op hiervoor bedoelde camerabeelden en de screenshots op pagina 168 draagt.
Ter zake van dossierpagina’s 167 en 168:
Het hof heeft op deze foto van de bij de verdachte aangetroffen werkhandschoenen waargenomen dat deze tas zwart met grijs van kleur zijn en overeenkomsten vertoont met de werkhandschoenen die de persoon op hiervoor bedoelde camerabeelden en de screenshots op pagina 168 draagt.
14.
Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina's 420-421, voor zover inhoudende als bevindingen en verklaring van verbalisant [verbalisant 6] :
(pagina 420)
Op maandag 6 juni 2022 was ik belast met het opsporingsonderzoek Kunz. In het kader van dit onderzoek naar de verdachte [verdachte] werd op de genoemde datum, te 06.00 uur de verdachte aangehouden in de woning gelegen aan [adres 5] . Tegelijkertijd werd de berging van de betreffende woning eveneens binnengetreden. Ik heb daarop een onderzoek ingesteld in de berging en de berging doorzocht ter inbeslagname en daarop het navolgende bevonden.
Ik zag dat de betreffende berging was voorzien van [adres 5] en derhalve behoorde tot de woning alwaar de verdachte werd aangehouden. Daarop heb ik de navolgende goederen aangetroffen en inbeslaggenomen in het kader van dit onderzoek:
Schouder tas; goednummer 1940765
Op het bed in de berging trof ik een blauwe schoudertas aan met opvallende chrome details en opdruk. Ik herkende de betreffende tas als een tas die door een dader werd gedragen ten tijde van een woninginbraak gepleegd in mei 2022 te ’s-Hertogenbosch.
(pagina 421)
Bijzonderheden: Tanmesso / schoudertas met kangoeroe embleem.
15.
Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina's 431-432, voor zover inhoudende als bevindingen en verklaring van verbalisant [verbalisant 6] :
(pagina 431)
Uit onderzoek werd vastgesteld dat de verdachte gebruikt maakt van een roodkleurig Kia Ria voorzien van het kenteken; [kenteken] . Op 6 juni 2022 te 06.15 uur, zag ik de genoemde Kia Rio geparkeerd staan op het parkeerterrein van de [adres 6] . Middels de aangetroffen autosleutel heb ik daarop de auto geopend voor verder onderzoek. Aan de achterzijde van de bijrijdersstoel zat een opbergzak van de rugsteun. Ik zag dat zich in die opbergruimte twee werkhandschoenen bevonden. Bij de inbraak in dit onderzoek maakten de verdachten gebruik van werkhandschoenen. Derhalve heb ik voor verder onderzoek de handschoenen inbeslaggenomen. Zie bij gevoegde fotografische opname, bijlage 4 (
het hof begrijpt: de foto op pagina 438).
(pagina 432)
Bijzonderheden: maat 1 talln tools / zwart grijs.
Ten aanzien van feit 3:
16.
Een proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina's 234-235, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 2] :
(pagina 234)
Ik ben de eigenaar van de woning gelegen aan [adres 3] . Deze woning is gelegen op de derde etage van een serviceflat genaamd [locatie 1] . Onze woning is te bereiken middels de centrale toegangsdeur van deze serviceflat en een eigen voordeur. Op 14 mei 2022 is ook ingebroken in onze woning. Dit is bij de politie bekend.
Op zaterdag 21 mei 2022 in de ochtend ben ik samen met mijn vrouw van huis vertrokken. Wij hebben onze woning afgesloten en in goede orde achtergelaten. Op maandag 23 mei 2022 omstreeks 15.00 uur werd ik gebeld door mijn dochter. Zij vertelde mij dat er wederom was ingebroken en dat nu de kluis uit mijn woning was weggenomen. Deze kluis was erg zwaar en van ijzer/staal. In de kluis zaten de nodige gouden sieraden. Ik schat dat deze sieraden waarvan er een aantal erfstukken zijn vanuit de familie een aanschafwaarde hebben van 30.000 euro. Ook zaten in de kluis 5 gouden tientjes van Wilhelmina, 5 gouden Zuid-Afrikaanse munten en 5 gouden Canadese munten.
(pagina 235)
Ik heb gezien dat men de voordeur met een breekvoorwerp open heeft gebroken. Het houten kozijn van deze deur is aan de binnenzijde geheel gescheurd. Op de deur zijn wat afdrukken van een breekvoorwerp te zien. Ik heb begrepen dat de serviceflat beelden heeft waarop te zien is dat de kluis op een steekwagen wordt vervoerd. De kluis is enorm zwaar. U vertelt mij nu dat op de beelden ook te zien is dat de twee daders later nog met twee kleine tasjes naar beneden lopen. Ik mis wel een tasje. Op het laminaat in de studeerkamer zag ik nog wel modder en bandensporen.
17.
Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina's 270-272, voor zover inhoudende als bevindingen en verklaring van verbalisant [verbalisant 7] :
(pagina 270)
Op 31 mei 2022 omstreeks 14:00 uur, heb ik verschillende bewakingsopnamen bekeken, afkomstig van drie bewakingscamera's van een flat, gelegen aan [locatie 2]
. Deze beelden betroffen opnamen van verdachten van de inbraken gepleegd op 21 en 22 mei 2022. Het betrof hierbij opnamen van (1) de nooddeur trappenhal begane grond, gelegen aan de achterzijde flat. Deze nooddeur geeft toegang tot de entreehal ven genoemde flat. Opnamen van (2) de nooddeur in de trappenhal begane grond, gelegen aan de zijde [adres 6] , en (3) één opname van de entreehal, gericht op de liften.
( l) Camera achterzijde flat
D1 S202220522013908_E20220522013937
Opname 3 (Tijd 22-5-2022 01:39:08 - 01:39:37):
De glazen nooddeur wordt van buiten geopend. In de deurpost is rechtsonder te zien dat er zich een tak bevindt tussen deur en deurpost. Twee personen stappen binnen. De tweede persoon heeft een steekwagen bij zich. Persoon 1 is gekleed in een joggingbroek met opvallende streep aan de zijkant, Nike sneakers en een vest met capuchon over zijn hoofd getrokken. Persoon 2 zet de steekwagen weg onder de trap, terwijl persoon 1 op zijn knieën bij de nooddeur gaat zitten en controleert dat de tak tussen deur en deurpost blijft zitten. Zichtbaar daarbij is dat persoon 1 een breekijzer onder zijn arm draagt.
(pagina 271)
Tevens herken ik het opschrift op het vest van Persoon 1 als dat van het merk Australian. Daarna lopen beiden in de richting van de entreehal.
D1 S20220522014200_E20220522014224
Opname 4 (Tijd 22-5-2022 01:42:00-01:42:24)
De glazen nooddeur is gesloten, rechtsonder tussen deur en deurpost is duidelijk zichtbaar een tak. Even later komen er twee personen uit de richting van de entreehal naar de glazen nooddeur gelopen. Hierbij valt op dat het licht in trappenhal aanspringt. Ik herken daarbij beide personen als dezelfde beschreven in frame
D1 S202220522013908 E20220522013937. Hierbij gaat persoon 2 eerst naar buiten en daarna persoon 1. Persoon 1 zorgt bij het naar buiten gaan, dat de tak op zijn plek blijft liggen zodat de glazen nooddeur niet compleet dichtvalt.
D1 S20220522022025 E20220522022049
Opname 5 (Tijd 22-5-2022 02:20:25 - 02:20:49):
De glazen nooddeur is gesloten, rechtsonder van de deurpost is de tak zichtbaar. Twee
personen stappen binnen. Ik herken deze personen als dezelfde als genoemd in frames
D1 3202220522013908_E20220522013937 en
D1 S20220522014200_E20220522014224.
Persoon 2 loopt voorop en heeft 2 breekijzers in zijn rechterhand. Persoon 1 sluit achter
persoon 2 de glazen nooddeur en pakt vervolgens onder de trap een steekwagen. Beiden
lopen vervolgens in de richting van de entreehal.
D1 S20220522030506 E20220522030521
Opname 6 (Tijd 22-5-2022 03:05:06 - 03:05:21)
De glazen nooddeur is gesloten. Twee personen stappen binnen. Ik herken beide personen als dezelfde personen van bovengenoemde frames. Beiden lopen in de richting van de entreehal.
D1 S20220522031757_E20220522031819
Opname 7 (Tijd 22-5-2022 03:17:57- 03:18:19)
Eerder genoemde personen (1 en 2) lopen vanuit de richting van de entreehal naar de glazen nooddeur. Persoon 2 opent de deur en loopt naar buiten. Persoon 2 draagt daarbij een plastic tas achter zijn rug. Persoon 1 volgt en loopt ook naar buiten. De deur wordt daarbij langzaam gesloten.
(2) Camera zijde [adres 6]
D2 S20220522022950 E20220522023Q37
Opname 9 (Tijd 22-5-2022 02:29:50-02:30:37
Twee personen, die ik herken als eerder beschreven personen van opname 3, rollen met een rode steekwagen, met daarop een kluis, deze naar buiten.
Camera entreehal
D5 S20220522022908 E20220522022928
Opname 10 (Tijd 22-5-2022 02:29:28
Twee personen, die ik herken als de eerder beschreven personen, van opnamen 3 en 9 komen uit de lift gelopen met rode steekwagen inclusief kluis en lopen in de richting van de nooddeur [adres 6] .
18.
Een opname van beeld, als bedoeld in artikel 567 van het Wetboek van Strafvordering, bevattende camerabeelden van bewakingscamera ‘Camera achterzijde flat’ van het appartementencomplex aan de [adres 2] d.d. 22 mei 2022, met bestandsnaam D1 S202220522013908_ E20220522013937 (Opname 3, tijd 22-5-2022 01:39:08 - 01:39:37), inhoudende:
Het hof heeft op de beelden van “Opname 3” waargenomen dat één van de twee personen een trui van het merk Australian draagt. Het hof heeft voorts waargenomen dat deze trui gelijk is aan de trui van het merk Australian die in de slaapkamer van de verdachte [verdachte] is aan getroffen (foto op dossierpagina 413). Als deze persoon, in het proces-verbaal (p. 270-272 dossier) aangeduid als persoon bij de deur staat en knielt is een deel van zijn gezicht gedurende een aantal secondes duidelijk zichtbaar. Het hof heeft daarbij waargenomen dat het postuur, de neus en de haarinplant van deze persoon duidelijk overeenkomen met het uiterlijk van de verdachte [verdachte] .
19.
Een opname van beeld, als bedoeld in artikel 567 van het Wetboek van Strafvordering, bevattende camerabeelden van bewakingscamera ‘Camera zijde [adres 6] ’ van het appartementencomplex aan de [adres 2] d.d. 22 mei 2022, met bestandsnaam D2 S20220522022950_ E20220522023Q37 (Opname 9, tijd 22-5-2022 02:29:50-02:30:37), inhoudende:
Het hof heeft op de beelden van “Opname 9” waargenomen dat de twee personen een rode steekkar, met daarop een kluis, via de nooddeur naar buiten rollen. Bij de in voornoemd proces-verbaal aangeduide persoon 1 is op de trui duidelijk een opdruk (rechthoekig wit kader met opschrift) waarneembaar.
20.
Een opname van beeld, als bedoeld in artikel 567 van het Wetboek van Strafvordering, bevattende camerabeelden van bewakingscamera ‘Camera entreehal’ van het appartementencomplex aan de [adres 2] d.d. 22 mei 2022, met bestandsnaam D5 S20220522022908 E20220522022928

(Opname 10, tijd 22-5-2022 02:29:28), inhoudende:

Het hof heeft op de beelden van “Opname 10” waargenomen dat de twee personen een rode steekkar, met daarop een kluis, via de nooddeur naar buiten rollen. Bij de in voornoemd proces-verbaal aangeduide persoon 1 is op de trui duidelijk een opdruk (rechthoekig wit kader met opschrift) waarneembaar.
21.
De eigen waarneming van het hof betreffende de op de doorgenummerde dossierpagina’s 295 en 296 opgenomen foto’s:
Het hof heeft op de still op dossierpagina 295 waargenomen dat duidelijk de haarinplant van deze persoon is te zien en dat deze grote gelijkenissen vertoont met de specifieke haarinplant van de verdachte [verdachte] , zoals op de politiefoto op dossierpagina 296 is te zien en het hof ter terechtzitting in hoger beroep bij de verdachte heeft waargenomen.
22.
Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 175, voor zover inhoudende als bevindingen en verklaring van verbalisant [verbalisant 7] :
Op 6 juni 2022 heb ik uit de woning [adres 5] diverse kleding-stukken inbeslaggenomen voor nader onderzoek woninginbraak. Het betrof hierbij kledingstukken van de verdachte [verdachte] , geboren [geboortedag] 1987 te
[geboorteplaats] . Eén van deze kledingstukken betrof een vest/hoody van het merk Australian. Ik herkende het vest/hoody als een gelijksoortige als ik die eerder had gezien op camerabeelden van een woninginbraak, gepleegd in een flat, gevestigd [locatie 2] op 22 mei 2022.
Bijzonderheden: uit kledingkast slaapkamer [verdachte] .
23.
Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 409-410, met fotobijlage op pagina’s 411-419, voor zover inhoudende als bevindingen en verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 9] dan wel als eigen waarneming van het hof:
(pagina 409)
Op 6 juni 2022 waren wij in de woning [adres 5] . Eerder was [verdachte] , in deze woning aangehouden. In de slaapkamer van [verdachte] troffen wij een kledingkast aan, wat een kastdeurtje mistte, waardoor wij vrij toegang hadden tot de kleding. Wij hoorden de moeder van [verdachte] verklaren dat zij in deze kast gewassen kleding bewaarde van [verdachte] . In deze zichtbare stapel kleding troffen wij het volgende kledingstuk aan, welke wij in beslag namen: trui met capuchon merk Australian.
24.
De eigen waarneming van het hof betreffende de op de doorgenummerde dossierpagina 413 opgenomen foto:
Het hof heeft op deze foto waargenomen een donkere trui met capuchon met daarop een opdruk ‘Australian’ op een rechthoekig wit kader in het midden van de trui. Het hof heeft voorts waargenomen dat deze trui uiterlijk gelijk is aan de trui van het merk Australian die op de camerabeelden “Opname 3” is te zien (bewijsmiddel 18).
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 2 en 3 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant 8] op de beelden behorend bij de onder 3 tenlastegelegde woninginbraak onbetrouwbaar zijn. De still waarop de herkenning – ook gelet op het door de verbalisant opgemaakte aanvullend proces-verbaal – lijkt te zijn gebaseerd, laat volgens de verdediging te weinig zien om daarop een herkenning te kunnen baseren en de kledingstukken zijn onvoldoende specifiek om daaraan veel waarde te hechten. Het bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij de onder 2 tenlastegelegde woninginbraak is volgens de verdediging nog magerder. Het tasje en de handschoenen zijn onvoldoende specifiek om onderscheidend te zijn. Bovendien staat niet vast dat het aangetroffen tasje van de verdachte is. Nu het beeldmateriaal niet uitblinkt in helderheid en enkel verbalisant [verbalisant 8] een herkenning heeft gedaan en niet tevens één van de andere verbalisanten, kan de herkenning niet voor het bewijs gebruikt worden. Voorts is, naar de mening van de verdediging, de modus operandi onvoldoende specifiek om feit 2 via schakelbewijs aan feit 3 te kunnen linken. De verdediging heeft daarbij gewezen op verschillen tussen de twee inbraken, zoals het verbreken van het slot van een kozijn, het aantal personen dat de inbraak pleegt en de aan- of afwezigheid van een steekkar en handschoenen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van feit 2
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat in de vroege ochtend van 28 mei 2022 een inbraak in de woning van aangever [benadeelde 1] aan [adres 2]
heeft plaatsgevonden. Bij die inbraak is door de dader een hoeveelheid sieraden weggenomen.
Op de camerabeelden van de nooduitgang van het appartementencomplex waarin het appartement van [benadeelde 1] is gevestigd, van de periode tussen 00.45 uur en 04.20 uur, is één persoon te zien. Deze persoon heeft een capuchon over zijn hoofd getrokken, heeft werkhandschoenen aan en draagt een tasje van het merk Tanmesso. Op de beelden is te zien dat deze persoon een stok tussen de nooddeur steekt en een aantal keer het appartementen-complex in- en uitloopt. Op enig moment is deze persoon ook te zien met een breekijzer en een schroevendraaier in zijn hand.
Naar het oordeel van het hof kan de persoon die op de camerabeelden is te zien worden aangemerkt als de dader van de woninginbraak. Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte degene is die op de camerabeelden is te zien.
Het hof heeft de desbetreffende camerabeelden bekeken. Op de beelden van Fragment 9 “D1_S20220528042040_E20220528042057” heeft het hof waargenomen dat de dader de nooddeur opent terwijl hij een schroevendraaier en een breekijzer in zijn hand heeft. Op het moment dat de dader de deur opent, is het bovenste deel van zijn gezicht duidelijk zichtbaar in beeld. Het hof heeft waargenomen dat het postuur, de neus en de haarinplant van de dader duidelijk overeenkomen met het uiterlijk van de verdachte.
Het hof heeft op de beelden van Fragment 2 “D1_S20220528021220_E20220528021312”, net als verbalisant [verbalisant 5] , waargenomen dat de dader een tasje van het merk Tanmesso draagt en dat hij zwart met grijze werkhandschoenen aan heeft. Op de beelden van Fragment 7 “Dl 820220528040515_E20220528040534” heeft het hof, net als voornoemde verbalisant, waargenomen dat op enig moment de verlichting aangaat en dat dan duidelijk is te zien dat het Tanmesso tasje blauw van kleur is.
Bij de doorzoeking van de berging behorende bij de woning van de verdachte en van zijn auto zijn een blauwe tas van het merk Tanmesso en een paar zwart met grijze werkhand-schoenen aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 6] heeft gerelateerd dat hij de desbetreffende tas en werkhandschoenen herkent als de tas en de werkhandschoenen die door de dader op de camerabeelden van de woninginbraak worden gedragen. Het hof heeft zelf ook op de zich in het dossier bevindende foto’s van de bij de verdachte aangetroffen tas en werkhandschoenen waargenomen dat deze overeenkomen met de tas en de werkhandschoenen die de dader op de camerabeelden draagt. Het hof heeft geen aanwijzingen in het dossier aangetroffen waaruit zou kunnen volgen dat het desbetreffende tasje en de werkhandschoenen aan een ander dan de verdachte toebehoren.
Alles overwegende en in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte degene is die op de camerabeelden is te zien en derhalve als dader van de woninginbraak kan worden aangemerkt. Nu op de camerabeelden geen tweede persoon is waargenomen en ook anderszins uit het dossier niet blijkt dat sprake is van één of meer mededaders, acht het hof niet bewezen dat sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van feit 3
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat in de periode van 21 en 22 mei 2022 een inbraak in de woning van aangever [benadeelde 2] aan [adres 3] heeft plaatsgevonden. Bij die inbraak is door de dader(s) een kluis, sieraden, munten en een tasje weggenomen.
Van de trappenhal en de nooddeur aan de achterzijde van de serviceflat, waarin de woning van de aangever is gevestigd, zijn camerabeelden van 21 en 22 mei 2022 beschikbaar. In het voor het bewijs gebezigde proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 7] zijn deze camerabeelden omschreven. Net als verbalisant [verbalisant 7] heeft het hof op deze beelden twee personen waargenomen, waarvan – zoals is te zien op “Opname 3” – één persoon een trui met de opdruk Australian draagt. Op de beelden van “Opname 9” en “Opname 10” heeft het hof, net als de verbalisant, waargenomen dat de twee personen een rode steekkar, met daarop een kluis, via de nooddeur naar buiten rollen.
Naar het oordeel van het hof kunnen de twee personen die op de camerabeelden te zien zijn worden aangemerkt als de daders van de woninginbraak. Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte één van de twee personen is die op de camerabeelden is te zien.
Van de camerabeelden zijn screenshots gemaakt, die zich eveneens in het dossier bevinden. Verbalisant [verbalisant 8] heeft gerelateerd dat hij de verdachte heeft herkend op de still (op dossierpagina 295), dat hij de verdachte kent vanwege zijn werkzaamheden als verbalisant en omdat hij op 3 mei 2022 (het hof begrijpt: een maand vóór de herkenning op 3 juni 2022) nog een 10 minuten durend gesprek met de verdachte heeft gevoerd. De verbalisant heeft de verdachte herkend aan het totaalbeeld van een aantal specifieke persoonskenmerken, zoals zijn postuur, neus en dunner haar.
De verdediging heeft gesteld dat deze herkenning door [verbalisant 8] , mede gelet op de inhoud van het aanvullende proces-verbaal van de verbalisant, op basis van enkel deze ene still heeft plaatsgevonden en niet op basis van de bewegende beelden, en dat de herkenning derhalve niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Het hof heeft de herkenning door [verbalisant 8] niet gebruikt als bewijsmiddel zodat het verweer alleen al om die reden geen nadere bespreking behoeft. Voor wat betreft die “ene still” overweegt het hof als volgt.
Anders dan de verdediging, is het hof van oordeel dat de desbetreffende still van redelijk goede kwaliteit is en dat de persoon die op hierop te zien is van een korte afstand met bovenaanzicht op het hoofd en in een deel van het gelaat is vastgelegd.
Het hof heeft zelf de still en de bewegende camerabeelden bekeken en heeft daarop waargenomen dat duidelijk de haarinplant van de dader is te zien en dat deze grote gelijkenissen met de specifieke haarinplant van de verdachte vertoont en het hof ter terechtzitting in hoger beroep heeft waargenomen bij de verdachte. Ook heeft het hof op de bewegende beelden waargenomen dat de vorm van de neus (en profil), het postuur en de lengte van de persoon op de beelden duidelijk overeenkomen met die van de verdachte.
Het hof heeft, net als verbalisant [verbalisant 7] , voorts op de bewegende beelden waargenomen dat de dader die wordt omschreven als Persoon 1 – te weten: dezelfde persoon als op de still op pagina 295 – een trui (hoody) met de opdruk Australian draagt. Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte is in een kledingkast in zijn slaapkamer een trui met capuchon met de opdruk Australian aangetroffen. De moeder van de verdachte heeft verklaard dat zij in die kast de gewassen kleding van de verdachte bewaart. Het hof gaat er derhalve van uit dat de aangetroffen Australian trui aan de verdachte toebehoort. Het hof is, met verbalisant [verbalisant 7] , van oordeel dat deze aangetroffen trui gelijk is aan de trui die door één van de twee daders, te weten Persoon 1, op de camerabeelden wordt gedragen.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, stelt het hof vast dat de verdachte één van de twee personen is die op de camerabeelden bij voortduring zijn te zien en daarmee één van de daders van de woninginbraak. Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van de onder 3 tenlastegelegde woninginbraak. Nu uit de camerabeelden bovendien duidelijk blijkt dat de verdachte de kluis samen met de onbekend gebleven Persoon 2 op de steekkar meeneemt, is het hof van oordeel dat tussen hen een nauwe en bewuste samenwerking heeft plaatsgevonden, die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering, en dat derhalve sprake is van medeplegen.
Schakelbewijs
Nu het hof – anders dan de rechtbank – geen gebruik maakt van schakelbewijs, behoeft dit verweer van de verdediging geen nadere bespreking.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van drie woninginbraken, waarvan twee inbraken tezamen en in vereniging met een ander. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een woninginbraak veroorzaakt niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder, maar ook in de
samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de slachtoffers
daarvan materiële schade en overlast met zich mee. De verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven.
De verdachte heeft bij twee van de drie inbraken kennelijk doelbewust woningen van
kwetsbare en weerloze slachtoffers uitgezocht. Immers zijn de woningen gelegen aan de
[adres 6] (feiten 2 en 3) gesitueerd in een zogenaamde serviceflat alwaar voornamelijk mensen op hoge leeftijd woonachtig zijn. Naast de omstandigheid dat de aangevers [benadeelde 2] en [benadeelde 1] klaarblijkelijk materiële schade hebben opgelopen door het verlies van waardevolle goederen, hebben zij ter terechtzitting in eerste aanleg uitdrukking gegeven aan de emotionele schade die zij en hun partners nog altijd ondervinden van de woninginbraken. Het hof acht dit zeer kwalijk en rekent dit de verdachte aan.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft daarbij gelet op:
 de omstandigheid dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 januari 2024, reeds eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en die eerdere veroordelingen (en de opgelegde gevangenisstraffen van aanzienlijke duur) hem er kennelijk niet van hebben kunnen weerhouden zich nogmaals aan dergelijk strafbaar handelen schuldig te maken;
 de omstandigheid dat uit voornoemd uittreksel volgt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is ten aanzien van feit 1;
 de omstandigheid dat de verdachte de onder 1 bewezenverklaarde woninginbraak heeft gepleegd één dag na het beëindigen van de elektronische monitoring die aan hem in het kader van zijn Penitentiair Programma was opgelegd.
Gelet op het vorenstaande kan het hof niet anders dan concluderen dat het gedrag van de verdachte onverbeterlijk is en hij zich niets aantrekt van justitiële interventies.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep en uit het overgelegde
e-mailbericht van reclasseringsmedewerker [naam] d.d. 26 februari 2024 is gebleken. Hieruit volgt dat de verdachte, sinds zijn laatste detentie, een woning heeft gevonden en circa een half jaar bij een poetsbedrijf heeft gewerkt, waar hij terug zou kunnen keren.
Alles afwegende, kan het hof zich vinden in de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Ook het hof acht die straf passend en geboden. Een gevangenisstraf van kortere duur doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
De verdachte heeft vanaf 6 juni 2022 tot aan de eerste schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 2 augustus 2023 bijna 14 maanden in voorarrest doorgebracht. De voorlopige hechtenis van de verdachte is door het hof laatstelijk op 15 september 2023 geschorst tot de dag en het tijdstip waarop door het hof eindarrest wordt gewezen in de onderhavige strafzaak.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 28 februari 2024 verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Nu het hof de verdachte bij dit arrest veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, overstijgt de opgelegde straf de duur die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tegen die achtergrond en omdat het hof anderszins geen omstandigheden zijn gebleken die daartoe nopen, is opheffing van de voorlopige hechtenis niet aan de orde. Het hof wijst het verzoek van de verdediging derhalve af.
Het hof is voorts van oordeel dat – gelet op dit veroordelend arrest en in het bijzonder hetgeen het hof hiervóór onder het kopje ‘Bewezenverklaring’ en ‘Op te leggen sanctie’ heeft overwogen en beslist – de verdenking, de ernstige bezwaren en de gronden die hebben geleid tot de voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig zijn. Bij afweging van de strafvorderlijke belangen bij opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis en de persoonlijke belangen van de verdachte bij de voortduring van de schorsing, acht het hof termen aanwezig om de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden op te heffen.
Beslag
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen – kort gezegd: 3 kledingstukken en 1 stuk elektronica – volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Voorts zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen – kort gezegd: een telefoon en een jas – nu naar het oordeel van het hof het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze inbeslaggenomen goederen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een totaalbedrag van € 11.000,00. Dit bedrag bestaat uit € 10.000,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij is voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat zowel de gevorderde materiële als de immateriële schade, zonder onderbouwing, niet eenvoudig zijn vast te stellen en dat nader onderzoek hiernaar een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan die vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een totaalbedrag van € 14.000,00 aan schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij is voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. De voeging duurt in hoger beroep van rechtswege voort voor zover de vordering in eerste aanleg is toegewezen, derhalve tot een bedrag van
€ 1.000,00.
Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de gevorderde schade, voor zover thans nog aan de orde, zonder onderbouwing niet eenvoudig is vast te stellen en dat nader onderzoek hiernaar een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan die vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering herroeping voorwaardelijk invrijheidstelling
Bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 21 december 2018 in de zaak met parketnummer 20-002492-15 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is als veroordeelde op 14 april 2022 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de op 425 dagen gestelde proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De officier van justitie heeft op 26 juli 2022 gevorderd dat de last zal worden gegeven tot volledige herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor een periode van 425 dagen wegens het niet naleven van de aan de invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde, te weten het zich niet schuldig maken aan strafbare feiten.
Deze vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling is in eerste aanleg geheel toegewezen en is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof stelt vast dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd die is verbonden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling, schuldig heeft gemaakt aan de thans onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten en derhalve de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop, acht het hof, met de rechtbank en de advocaat-generaal, herroeping van de gehele voorwaardelijke invrijheidsstelling passend en geboden. Het hof zal dan ook gelasten dat het gedeelte van voormelde gevangenisstraf van 3 jaren en 6 maanden dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 425 dagen, alsnog geheel moet worden ondergaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst afhet verzoek van de verdediging tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Heft opde
schorsingvan de
voorlopige hechtenisvan de verdachte met ingang van heden.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Kleding (omschrijving: G1940758, grijs, merk: Australian);
- 1 STK Kleding (omschrijving: G1940764, grijs);
- 1 STK Kleding (omschrijving: G1940792, zwart, merk: Canada Goose);
- 1 STK Elektronica (omschrijving: G1940797, wit).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Telefoontoestel (omschrijving: G1940782, grijs, merk: Apple);
- 1 STK Jas kapstok slaapkamer [verdachte] (omschrijving: G1940755, zwart, merk: Moncler).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met nummer
99-001183-43 toe en gelast dat het gedeelte van de bij arrest van 's-Hertogenbosch van
21 december 2018 onder parketnummer 20-002492-15 opgelegde vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel wordt ondergaan, te weten:
425 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 13 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Brouwer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.