ECLI:NL:GHSHE:2024:968

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
20-002606-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 november 2022. De verdachte, geboren in 1984, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met een verbod uit de Opiumwet en voor diefstal. De rechtbank had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. Daarnaast was er een schadevergoeding van € 3.258,74 toegewezen aan de benadeelde partij, met een schadevergoedingsmaatregel van 42 dagen gijzeling bij niet-betaling.

In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou bevestigen. De verdediging voerde aan dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat er onrechtmatig was binnengetreden in de loods van de verdachte, zonder redelijk vermoeden van een hennepkwekerij. Het hof heeft het verweer van de verdediging verworpen en zich achter de overwegingen van de rechtbank geschaard. Het hof heeft vastgesteld dat het bewijs dat door de onrechtmatige binnentreding was verkregen, niet van het bewijs kon worden uitgesloten, en heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd.

Het hof heeft in zijn beslissing benadrukt dat het zich verenigt met het vonnis waarvan beroep en de redengeving die daaraan ten grondslag ligt. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.H.W. van der Meijs, en mr. F. van Es was buiten staat om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002606-22
Uitspraak : 21 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 november 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-866012-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van:
-feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel; en
-feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
Tevens heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 3.258,74, heeft voor dat bedrag tevens een schadevergoedingsmaatregel opgelegd met 42 dagen gijzeling bij niet-betaling, heeft voormeld bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2019 en heeft de verdachte veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij en deze op nihil begroot.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
De verdediging heeft primair een tot vrijspraak strekkend bewijsverweer gevoerd en heeft zich subsidiair geschaard achter de strafoplegging door de rechtbank en de beslissing van de rechtbank op de vordering van de benadeelde partij en de door de rechtbank opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust.
Standpunt verdediging.
De verdediging heeft het in eerste aanleg gevoerde verweer herhaald dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat er onrechtmatig is binnengetreden in de loods van verdachte omdat op dat moment geen redelijk vermoeden bestond van aanwezigheid van een hennepkwekerij. Hetgeen door deze onrechtmatige binnentreding is verkregen dient van het bewijs te worden uitgesloten met vrijspraak van de tenlastelegging tot gevolg.
Het hof verwerpt het verweer, onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank in het bestreden vonnis onder punt 3.3 heeft overwogen, waar het hof zich achter schaart.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door:
mr. C.A. van Roosmalen, voorzitter,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. van der Meijs, griffier,
en op 21 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F. van Es is buiten staat dit arrest te ondertekenen.