ECLI:NL:GHSHE:2025:100

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
200.346.936_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinssituatie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de bekrachtiging van een ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, geboren uit een inmiddels verbroken relatie tussen de moeder en de vader. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Limburg van 17 juli 2024 aangevochten, waarin de kinderen opnieuw onder toezicht zijn gesteld voor de duur van een jaar. De moeder betwist dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en stelt dat zij een veilige en stabiele opvoedsituatie biedt. De Raad voor de Kinderbescherming, verweerder in deze zaak, heeft echter zorgen geuit over de opvoedsituatie en de ontwikkeling van de kinderen, die volgens hen ernstig bedreigd wordt door de instabiele situatie en het gebrek aan samenwerking tussen de ouders. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader, hoewel opgeroepen, niet is verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in hun jonge leven al veel hebben meegemaakt en dat er een zorgelijke situatie is ontstaan door de conflicten tussen de ouders. De moeder heeft melding gedaan van vermoedens van mishandeling door de vader, wat heeft geleid tot het stopzetten van het contact tussen de vader en de kinderen. Het hof concludeert dat de ouders momenteel niet in staat zijn om samen te werken en de benodigde hulpverlening voor de kinderen te accepteren. Gezien de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen is het hof van oordeel dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 16 januari 2025
Zaaknummer : 200.346.936/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/331053 / JE RK 24-814
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.M.E. van den Heuvel,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Het hof merkt als belanghebbenden aan:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In het kort:
Deze zaak gaat over de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015 (hierna: [minderjarige 1] );
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018 (hierna: [minderjarige 2] );
  • [minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2020;
hierna samen ook te noemen: de kinderen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 juli 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 oktober 2024, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van een jaar wordt afgewezen, althans een zodanige beslissing te nemen zoals het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 2 december 2024, heeft de raad verzocht de bestreden beschikking in stand te laten en het hoger beroep van de moeder af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 december 2024. Tijdens deze mondelinge behandeling is gelijktijdig ook de zaak in hoger beroep met zaaknummer: 200.343.016/01 (betreffende de vervangende toestemming medische behandeling) behandeld.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van den Heuvel;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI (via een digitale verbinding).
2.3.1.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geboren. De vader heeft de kinderen erkend en de vader en de moeder hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van 27 augustus 2020 heeft de rechtbank Limburg, locatie Maastricht [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van één jaar onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna nog voor één jaar verlengd, tot 27 augustus 2022.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wederom onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van één jaar met ingang van 17 juli 2024 tot 17 juli 2025.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.4.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - het volgende aan.
De moeder betwist dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de kinderen of de ouders, niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Zij betwist dat de kinderen klem zitten in een complex gezinssysteem. De moeder heeft zich afgelopen jaren ingezet om de vader te betrekken bij de opvoeding en verzorging van de kinderen. De vader verviel echter telkens in oud en ongewenst gedrag. Er was sprake van fysieke correctie van de kinderen door de vader. Toen de moeder in 2023 wederom signalen kreeg dat er sprake was van mishandeling van de kinderen heeft de moeder ingegrepen en het contact tussen de vader en de kinderen stopgezet, ter bescherming van de kinderen. De moeder biedt de kinderen een veilige en stabiele opvoedsituatie. Zij betwist dat de situatie onrustig is gebleven.
De moeder erkent dat de kinderen hun vader missen en zij staat contact tussen de vader en de kinderen niet in de weg, mits dit in een veilige setting plaatsvindt. Ze staat open voor het opstarten van het BOR-3-traject. De vader weigert hieraan zijn medewerking. Ondanks de ondertoezichtstelling die in juli 2024 is uitgesproken, is er nog geen verandering in de situatie. De moeder heeft geen idee wat er binnen de ondertoezichtstelling gedaan wordt en heeft hierin ook weinig vertrouwen. De benodigde hulpverlening voor [minderjarige 1] is nog niet op gang gekomen.
De rechtbank heeft de moeder ten onrechte afgerekend op het feit dat zij tijdelijk fors overbelast is geweest in de zorg voor haar kinderen. De kinderen hebben hiervan geen last gehad of hinder ervaren omdat de moeder er alles aan heeft gedaan het gezinsleven voor de kinderen te laten doorlopen. Vanwege de fysieke mankementen waarmee de moeder kampt heeft zij revalidatie en ondersteuning nodig. De gemeente zet gefinancierde hulp in (van [stichting] ). Het is onjuist dat de moeder maar een beperkte opvoedrol kan vervullen. Zij neemt de volledige opvoeding voor haar rekening en [stichting] biedt slechts ondersteuning voor praktische zaken. De moeder benadrukt dat niet haar beperkingen een belemmerende factor zijn in de zorg voor haar kinderen maar de extra zaken waarmee zij door de lopende procedures wordt geconfronteerd.
De moeder ziet niet welke verandering in het gezinssysteem moet worden aangebracht. De moeder heeft ondersteuning, draagt zorg voor de kinderen, biedt hen wat ze nodig hebben, aanvaardt hulp en waarborgt de veiligheid van de kinderen. Bovendien is ze bereid haar medewerking te verlenen aan het BOR-3 traject zodat er contactherstel kan plaatsvinden tussen de vader en de kinderen.
Er is niet voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling.
3.5.
De raad voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - het volgende aan. Er is sprake van een forse ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De kinderen groeien op in een instabiele opvoedsituatie bij een moeder die de zorg niet aankan en daarnaast hebben de kinderen te maken met een verlieservaring doordat er geen contact meer is met de vader.
De moeder heeft veel hulp en accepteert dat, maar de hulp heeft niet altijd het gewenste effect. De samenwerking verloopt soms moeizaam en om te voorkomen dat de moeder in allerlei procedures belandt is er regie van een jeugdbeschermer nodig. De kinderen zien veel hulpverleners. Er zijn zorgen over de hechting van de kinderen. De raad heeft in het onderzoek doelen gesteld en er is sprake van verschil van inzicht tussen de moeder en de raad. Het is belangrijk dat een professional meedenkt omdat de belangen van de moeder tegenstrijdig zijn althans dat kunnen gaan worden met de belangen van de kinderen.
3.6.
De GI verklaart dat er inmiddels contact is gelegd met [instantie 2] voor passende hulpverlening voor de kinderen. Er is echter nog geen toestemming van de gemeente over de financiering. Zodra dit rond is kan de hulpverlening worden ingezet en is er ook geen toestemming van de vader meer nodig. De ontwikkelingsbedreiging van de kinderen zit in het feit dat de kinderen veel hebben meegemaakt. Daardoor is er hulp nodig bij het begrijpen en aansturen van het gedrag van de kinderen. Daarbij komt dat er geen contact meer is met de vader. Het is de GI nog niet gelukt om contact met de vader te leggen.
De motivering van de beslissing
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.9.
Het hof is van oordeel dat hiervan sprake is en overweegt daartoe het volgende.
3.10.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de kinderen in hun jonge leven al veel hebben meegemaakt in de ex-partnerstrijd tussen de ouders. De kinderen zijn erg kwetsbaar, komen steeds meer klem te zitten in hun loyaliteit en laten problematiek zien.
[minderjarige 1] heeft als oudste kind het meest meegekregen van de ruzies en escalaties tussen de ouders. Zij heeft een sterke eigen wil en kan grensoverschrijdend gedrag laten zien als ze haar zin niet krijgt. Wanneer ze de nodige structuur en duidelijkheid krijgt functioneert ze goed, maar wanneer structuur en sturing ontbreken komt ze onbedoeld in conflict met leeftijdsgenootjes. Ten aanzien van [minderjarige 2] zijn er zorgen over zijn loyaliteit en (emotionele) veiligheid. De zorg rondom [minderjarige 3] is met name gelegen in zijn kwetsbaarheden gezien zijn jonge leeftijd en de onrustige omgevingsfactoren. Dit geldt in het algemeen ook voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat de kinderen getuige zijn geweest van ruzies tussen de ouders heeft effect gehad op hun gevoel van (emotionele) veiligheid.
3.11.
De moeder heeft vanwege vermoedens van fysieke mishandeling van de kinderen door de vader een melding gedaan bij Veilig Thuis en in oktober 2023 de omgang tussen de vader en de kinderen stopgezet. Sindsdien is er geen contact meer tussen de ouders en geen contact meer tussen de vader en de kinderen. Het lukt de ouders niet om in het belang van de kinderen te communiceren en samen te werken. Het is voor de kinderen van groot belang dat het contact met de vader spoedig op een voor hen veilige manier zal worden hersteld. Het uitblijven van contact kan schadelijk zijn voor de ouder-kindrelatie en de gehechtheid van de kinderen aan de vader. De kinderen kunnen hierdoor op latere leeftijd zelfs identiteitsproblematiek gaan ervaren.
3.12.
Het hof neemt in zijn overweging ook de opvoedsituatie bij de moeder mee. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] groeien op bij een moeder die overbelast is en die door haar beperkingen thans niet volledig beschikbaar kan zijn voor de kinderen. De moeder heeft een visuele en lichamelijke beperking, is chronisch vermoeid, herstellende van darmkanker en mentaal overbelast. De moeder krijgt veel hulp. Zo is [instantie 3] betrokken met als doel de moeder te helpen met de administratie en om een luisterend oor te bieden. Stichting [stichting] is betrokken met als doel de moeder te ontlasten door middel van inzet van studenten die op de kinderen passen, kleine huishoudelijke taken uitvoeren en boodschappen doen. Uit het feit dat de moeder zeven dagen per week, in de weekenden zelfs gedurende hele dagen, hulpverlening heeft, blijkt voldoende dat de moeder op dit moment niet in staat is om de zorg en opvoeding van de kinderen zelf voor haar rekening te nemen.
De moeder stelt weliswaar haar medewerking te verlenen aan de hulpverlening, maar er is een patroon zichtbaar dat de moeder, zodra de hulpverlening niet gaat zoals zij het wil en zij niet meer de volledige controle heeft, in de weerstand gaat. Zo is in het verleden het uniform hulpaanbod (UHA-traject) voortijdig door de moeder stopgezet omdat zij zelf wilde bepalen welke hulp passend was.
3.13.
Het hof neemt tenslotte in aanmerking dat de ouders op dit moment onvoldoende in staat zijn om samen te werken en de benodigde hulpverlening voor de kinderen te accepteren en tot stand te brengen. Ook bij de vader ligt een verantwoordelijkheid die hij momenteel niet laat zien. De moeder kan de vader niet motiveren om deze ouderrol op zich te nemen en in deze procedure heeft de vader niet laten zien dat hij die verantwoordelijkheid neemt.
Het hof vindt dat een zorgelijk signaal. Het lukt de ouders niet om de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen binnen het vrijwillig kader weg te nemen zodat een gedwongen kader daartoe noodzakelijk is. Gelet op al het voorgaande acht het hof het nodig dat een onafhankelijke professional de regie neemt en dat er gewerkt wordt aan de door de raad gestelde doelen.
3.14.
Evenals de rechtbank acht het hof een ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van een jaar noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreigingen af te wenden.
3.15.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht van 17 juli 2024;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.N.M. Antens en A.M. van Riemsdijk en is op 16 januari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.