ECLI:NL:GHSHE:2025:1013

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
20-002934-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling van een fiets na aankoop onder verdachte omstandigheden

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1978 en wonende te [adres], was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Hij was in hoger beroep gegaan tegen een veroordeling tot 12 dagen gevangenisstraf voor opzetheling van een fiets. De politierechter had geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan het verwerven van een fiets waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 week, met aftrek van het voorarrest. Het hof oordeelde dat de verdachte onvoldoende onderzoek had gedaan naar de herkomst van de fiets, die hij voor een laag bedrag had gekocht van een onbekende persoon. De verdachte had de fiets op 9 augustus 2024 in Eindhoven voorhanden gekregen, terwijl hij had moeten vermoeden dat het een gestolen goed betrof. Het hof heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en de hoge kans op recidive, maar besloot tot een lichtere straf dan eerder opgelegd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002934-24
Uitspraak : 4 april 2025
VERSTEK (DNIP)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 24 oktober 2024, in de strafzaak met parketnummer 01-255861-24 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van het plegen van opzetheling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 dagen met aftrek van het voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd (schuldheling) en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 dagen met aftrek van het voorarrest.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 augustus 2024 te Eindhoven, een fiets, althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 augustus 2024 te Eindhoven een fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Uit het dossier volgt dat, nadat aangever [aangever] op maandag 5 augustus 2024 zijn fiets had geparkeerd in de voortuin van zijn huis en middels een kettingslot had afgesloten, deze fiets is weggenomen. Aangever loopt op vrijdag 9 augustus 2024 op straat te Eindhoven en ziet zijn fiets voor de brug staan. Aangever neemt waar dat de verdachte bij zijn fiets staat en belt de politie. Opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met de surveillance voor district Eindhoven, zien dat de verdachte met de fiets, zoals getoond op de foto door de aangever, loopt. De verdachte wordt door de opsporingsambtenaren aangehouden met de fiets in zijn handen.
De verdachte verklaart direct na zijn aanhouding en later in het verhoor bij de politie dat hem de gestolen fiets is aangeboden door iemand op straat, tegen een bedrag van € 20,00.
Omdat de verdachte niet genoeg geld had, kocht hij de fiets uiteindelijk tegen een bedrag van € 10,00. Naar het oordeel van het hof rustte op de verdachte in de gegeven omstandigheden de verplichting om onderzoek te verrichten naar de herkomst van de fiets. Het hof wijst in dit verband in het bijzonder op de lage prijs waarvoor de verdachte de fiets van een voor hem onbekende persoon heeft gekocht. Bij enig nadenken, te meer gelet op de omstandigheid dat de verkoper van de fiets de verdachte benadert op straat en akkoord gaat met het door de verdachte geboden bedrag van € 10,00, had bij de verdachte het vermoeden moeten rijzen dat er iets niet in orde was met de herkomst van de fiets.
Het hof is van oordeel dat uit voornoemde feiten en omstandigheden voldoende blijkt dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof en dat derhalve sprake is van schuldheling.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

schuldheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal vordert, conform de eis van de officier van justitie in eerste aanleg, dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 dagen met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van een fiets. Heling is een ondermijnend strafbaar feit nu hiermee het plegen van misdrijven en aldus de criminaliteit in de hand wordt gewerkt. Daarmee heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van dergelijke criminele gedragingen. Ook verstoort een dergelijk illegaal circuit van goedkope gestolen goederen de markt en wordt daardoor aan de eerlijke (detail)handel schade toegebracht.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 8 januari 2025 betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte en waaruit volgt dat de verdachte al eerder meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van (mede) soortgelijke strafbare feiten, laatstelijk vier maal in 2023 en één maal in januari 2024. Daarnaast volgt uit voornoemd uittreksel dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Ook dat gegeven heeft het hof bij de straftoemeting in aanmerking genomen.
Verder heeft het hof acht geslagen op het rapport van de reclassering van 6 oktober 2024. Hieruit komt naar voren dat verdachte dakloos is, geen zinvolle dagbesteding heeft, bekend is met middelenproblematiek en geen vertrouwen heeft in mensen en instanties. Het delictverleden van verdachte hangt vermoedelijk samen met zijn dakloosheid, middelengebruik en persoonlijke problemen. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering ziet echter geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen en adviseert de zaak af te doen zonder oplegging van bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 week met aftrek van de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, in dit geval passend en geboden is en dat niet kan worden volstaan met oplegging van een andere of lichtere sanctie.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week;

beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. N.J.L.M. Tuijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort en mr. A.M.D.J. Aerts, griffiers,
en op 4 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. N.J.L.M. Tuijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.