In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in Tsjecho-Slowakije en woonachtig in Slowakije, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor poging tot doodslag en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 200,-. De verdachte had met een kruisboog geschoten, waarbij hij een pijl afvuurde die het slachtoffer in de bil raakte. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en de pleidooien van de advocaat-generaal en de verdediging. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van het ontbreken van voorwaardelijk opzet. Het hof heeft de bewijsmiddelen en de argumenten van de verdediging zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. Het hof heeft het beroep verworpen en de eerdere veroordeling bevestigd, met inachtneming van de vervangingen en aanvullingen van bewijsmiddelen. Tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij en zijn de inbeslaggenomen kruisboog en pijlen verbeurd verklaard.