ECLI:NL:GHSHE:2025:1101

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
20-000595-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een kruisboog en de beoordeling van voorwaardelijk opzet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in Tsjecho-Slowakije en woonachtig in Slowakije, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor poging tot doodslag en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 200,-. De verdachte had met een kruisboog geschoten, waarbij hij een pijl afvuurde die het slachtoffer in de bil raakte. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en de pleidooien van de advocaat-generaal en de verdediging. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van het ontbreken van voorwaardelijk opzet. Het hof heeft de bewijsmiddelen en de argumenten van de verdediging zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. Het hof heeft het beroep verworpen en de eerdere veroordeling bevestigd, met inachtneming van de vervangingen en aanvullingen van bewijsmiddelen. Tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij en zijn de inbeslaggenomen kruisboog en pijlen verbeurd verklaard.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000595-24
Uitspraak : 18 april 2025
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 15 februari 2024, in de strafzaak met parketnummer 02-189154-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Tsjecho-Slowakije) op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats] (Slowakije), [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ter zake van:
  • poging tot doodslag (feit 1 primair) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en
  • handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (feit 2) veroordeeld tot een geldboete van € 200,-, subsidiair 4 dagen hechtenis.
Voorts is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte zijn de inbeslaggenomen kruisboog en zes pijlen verbeurdverklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voor het overige heeft de advocaat-generaal zich achter het vonnis van de rechtbank geschaard.
Namens de verdachte is primair vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop het berust, met vervanging van een bewijsmiddel en aanvulling van de bewijsmiddelen, en vervanging van de bewijsoverweging met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde.
Vervanging van een bewijsmiddel
Het hof vervangt het door de rechtbank tot bewijs gebezigde gedeelte van het ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring (van 1 augustus 2023 (los)), door de volgende passage:
Ik was in het weekend redelijk dronken. Die dag dat het plaats zou hebben gevonden liep ik in de vroege ochtend naar de keuken om iets te drinken. Omdat ik de dag daarvoor flink had gedronken had ik dorst. Ik heb de dag ervoor met een kruisboog in de gang geschoten. De deur van de kamer van [slachtoffer] komt uit op de gang. Ik had [slachtoffer] gezegd dat hij moest uitkijken als hij de kamer zou verlaten omdat ik de kruisboog wilde uitproberen in de gang. Ik heb vier pijlen geschoten uit de kruisboog. […]Die ochtend kwam ik naar beneden en had wat gedronken. Ik had de kruisboog geladen […]. Ik keek door het raampje van de kamer van [slachtoffer] . […] Nadat de kruisboog was afgeschoten ben ik naar de keuken gelopen waar de schietschijf stond. Toen kwam [slachtoffer] uit zijn kamer en sprak heel snel iets in het Spaans en liet de verwonding in zijn bil zien. Ik zag een schram. […]
Aanvulling van de bewijsmiddelen
Naast de door de eerste rechter gebruikte bewijsmiddelen, komt de bewezenverklaring mede te berusten op het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 4 augustus 2023, opgenomen op pagina’s 80 tot en met 83, inhoudende:
Ik heb de betreffende kruisboog nader onderzocht. Ik zie dat op de kruisboog wel een veiligheidsmechanisme zit. Er zitten twee standen op het veiligheidsmechanisme: safe en fire. Als de pees gespannen wordt kan er een pijl op de kruisboog worden geschoven. Om de pijl af te schieten moet de gebruiker het veiligheidsmechanisme van safe naar fire zetten. Hierna kan de kruisboog gebruikt worden;
en het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 11 augustus 2023, opgenomen op pagina’s 84 tot en met 85, inhoudende:
Testen Kruisboog:
Had ik het veiligheidsmechanisme getest door een pijl in de geleider te schuiven. Ik zag dat het veiligheidsmechanisme op safe stond. Als er geen pijl in de kruisboog aanwezig was, kon ik niet het veiligheidsmechanisme op fire zetten. Ik schoof de pijl in de kruisboog totdat deze niet meer verder kon. Ik zag dat ik nu wel het veiligheidsmechanisme op fire kon zetten. Vervolgens haalde ik de pijl uit de kruisboog. Ik zag dat het veiligheidsmechanisme op fire bleef staan. Als ik opnieuw de pijl in de kruisboog schoof totdat de pijl niet meer verder kon, zag ik dat het veiligheidsmechanisme automatisch op safe kwam te staan.
Het veiligheidsmechanisme kan op fire blijft staan als de pijl niet ver genoeg in de
kruisboog wordt geschoven. Echter als de pijl doorgedrukt wordt komt het
veiligheidsmechanisme op safe te staan.
Vervangende bewijsoverweging
De bewijsoverweging van de rechtbank met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde op de pagina’s 2 en 3 van het vonnis wordt vervangen door de volgende overweging.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voorwaardelijk opzet, aangezien geen sprake is geweest van het door de verdachte bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op de dood.
Het hof overweegt als volgt.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gevolg zal intreden. Bepaalde handelingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het behoudens contra-indicaties niet anders kan zijn dan dat degene die die handelingen verricht de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Vaststaat dat de verdachte rond 5 uur ’s nachts in de woning waar aangever in zijn bed lag te slapen met een kruisboog een pijl heeft afgevuurd, die aangever in zijn bil heeft geraakt.
Het hof begrijpt het verweer van de raadsman aldus, dat niet wordt betwist dat de kans op de dood door het schieten met de kruisboog aanmerkelijk is geweest, noch dat de verdachte zich van die kans bewust was. Volgens de raadsman kan echter niet worden gezegd dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat er sprake was van contra-indicaties.
Het hof volgt de raadsman niet in zijn verweer. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof het navolgende af:
  • De verdachte was bekend met de situatie ter plaatse; het voorval speelde zich immers af in de woning waar hij verbleef.
  • De verdachte was bekend met de werking van de kruisboog; hij had de dag tevoren immers “proefgeschoten” met de kruisboog in de woning.
Voor het schietklaar maken van de kruisboog heeft de verdachte een handeling verricht. Immers, de kruisboog kan na het plaatsen van een pijl pas gebruikt worden als het veiligheidsmechanisme van ‘safe’ naar ‘fire’ geschoven is.
  • De verdachte verkeerde onder de invloed van alcohol.
  • De verdachte heeft zich er niet van vergewist dat er niemand thuis was, terwijl hij er rekening mee moest houden dat het slachtoffer thuis was. Immers, de avond tevoren was het slachtoffer ook in de woning en heeft de verdachte hem gewaarschuwd in zijn kamer te blijven toen hij ging “proefschieten”.
  • Het tenlastegelegde voorval deed zich in de vroege ochtend voor, op een tijdstip dat de kans groot was dat het slachtoffer in zijn bed zou liggen te slapen.
  • De verdachte is ondanks dit alles voor het raam van de kamer van het slachtoffer gaan staan, terwijl hij een kruisboog in zijn handen had die in de schietstand stond en gericht was op dat raam.
Door het bovenstaande, bezien in onderlinge samenhang en in samenhang met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen naar voren komt, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn geweest dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het met een afgeschoten pijl uit de kruisboog raken van het slachtoffer, en daarmee diens dood, bewust heeft aanvaard.
Het verweer strekkende tot vrijspraak wordt verworpen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigthet vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. drs. J.J. Peters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 18 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.