In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar werd wel veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd. De rechtbank had een geldboete van € 25.000,- opgelegd, maar het hof heeft de verdachte in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard voor het deel van de vrijspraak en de opgelegde straf verlaagd naar € 20.000,-. Dit gebeurde in het kader van procesafspraken die waren gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, waarbij de verdachte zich bereid verklaarde tot betaling van de boete binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van het arrest. Het hof heeft de procesafspraken in overweging genomen en vastgesteld dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met deze afspraken. De zaak betreft mestfraude, waarbij de verdachte valse laad- en losmeldingen heeft afgegeven, wat heeft geleid tot concurrentievervalsing en schade aan het milieu. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, wat heeft geleid tot een lagere straf.