Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats ] .
[de pleegvader]hierna te noemen: de pleegvader,
gezamenlijk aan te duiden als: de pleegouders,
beiden wonende te [woonplaats] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader, bijgestaan door mr. Brinkman;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 7 november 2024.
- het V6-formulier, met bijlage, d.d. 13 maart 2025, ontvangen op 18 maart 2025, van de zijde van de vader;
- de brief van de GI, met bijlage, d.d. 14 maart 2025.
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
5.De beoordeling
rebound(herstel)-tijd van [minderjarige] . Daarnaast zijn de argumenten dat [minderjarige] al een drukke agenda heeft in het verleden niet aangedragen voor het niet verder uitbreiden van de omgangsregeling. De advocaat van de vader kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de GI de vader nog steeds ziet als dader van de mishandeling van [minderjarige] . Hierdoor krijgt de vader ten opzichte van de moeder geen eerlijke kans.
reboundtijd van [minderjarige] na een omgangsmoment is op dit moment gemiddeld twee dagen. Als de omgangsmomenten afzonderlijk worden gepland heeft [minderjarige] tweemaal te maken met deze
reboundtijd.
Tijdens de omgangsmomenten doet de vader zichtbaar zijn best om een fijn omgangsmoment met [minderjarige] te hebben. Hij volgt de aanwijzingen van de omgangsbegeleider goed op, maar heeft ook veel aansturing nodig om de emotionele behoeften en signalen van [minderjarige] op te merken en te duiden.
De GI heeft per 2 januari 2025 de omgang uitgebreid naar een keer in de drie weken een uur onder begeleiding van [instantie 1] . Bij (de uitbreiding van) de omgangsregeling dient het tempo van [minderjarige] te worden gevolgd. Haar tempo heeft prioriteit. De GI blijft kijken naar de behoeften en mogelijkheden van [minderjarige] waarbij telkens bekeken wordt wat zij aankan in mogelijke uitbreiding van contact met de vader. De omgang die de vader verzoekt is echter te belastend voor [minderjarige] . De wens van de vader voor meer omgang is begrijpelijk, maar de vader stelt hierbij zijn eigen belang voorop en niet dat van [minderjarige] . De laatste twee omgangsmomenten zijn niet zonder problemen verlopen en daarna is een terugval in het gedrag van [minderjarige] waargenomen door de pleegouders. Het is niet duidelijk waar dat precies vandaan komt, maar het kan mogelijk beschreven worden als regressief gedrag als reactie op het vroegkinderlijk trauma. Hierdoor dient de GI goed te letten op hoe [minderjarige] reageert tijdens de omgangsmomenten. Gezien de kwetsbaarheid van [minderjarige] is de uitbreiding van de omgang die de vader verzoekt op dit moment, en ook binnen afzienbare tijd, niet in het belang van [minderjarige] . Deze mening wordt ondersteund door [instantie 1] en [instantie 2] . De GI is voornemens om de omgang eenmaal per drie weken een uur onder begeleiding voort te zetten, waarbij bekeken blijft worden of een uitbreiding richting anderhalf uur per drie weken mogelijk is voor [minderjarige] .
reboundtijd van [minderjarige] wordt de belasting voor haar echter verdubbeld als je de omgangsmomenten zou loskoppelen. Gelet op de ontwikkeling van [minderjarige] en haar hulpverleningsprogramma zou het teveel van haar vragen om daarmee te gaan experimenteren. De raad gaat ervan uit dat waar er mogelijkheden tot uitbreiding zijn, de GI deze zal onderzoeken. Vooralsnog is een uitbreiding van de omgangsregeling niet in het belang van [minderjarige] en daarom adviseert de raad om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Evenmin wordt de uitbreiding van de omgangsregeling die de vader verzoekt op dit moment in het belang van [minderjarige] geacht. [minderjarige] heeft door wat zij heeft meegemaakt een vol hulpverleningsprogramma waarbij zij op regelmatige basis afspraken heeft met onder andere een kinderarts, kinderneuroloog, fysiotherapeut en logopedist. Daarnaast gaat zij twee ochtenden per week naar een kinderdagverblijf. De afspraken voor [minderjarige] moeten zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd om de belasting voor [minderjarige] zo klein mogelijk te houden. Dit geldt ook voor (een eventuele uitbreiding van) de omgangsregeling. Op dit moment ziet het hof in het belang van [minderjarige] geen mogelijkheden voor een uitbreiding van de omgangsregeling. Het hof zal daarom de bestreden beschikking bekrachtigen. Dit oordeel laat onverlet dat de GI vanuit haar voogdijtaak intensief betrokken is bij [minderjarige] . Het is aan de GI om te bezien of een uitbreiding van de omgangsregeling in het belang is van [minderjarige] rekening houdend met haar mogelijkheden.